16. Door de duisternis
Nicka's hoop laaide op en versplinterde de seconde dat een silhouet tussen de bomen verscheen. Het figuur was er niet om hen te redden. Niemand hielp een crimineel. Quintens greep verstevigde om haar schouders. 'Wie is dat?' fluisterde hij zacht.
'Dat weet ik niet.' Snel dacht ze na over hun opties. Ze was te moe om te rennen. Haar voeten staken bij elke stap die ze zette. Het enige wat overbleef, was vechten en ze had net tegen Quinten gezegd dat dat geen goede manier was om met angst om te gaan. Ze stapte trillend dichterbij. Misschien viel het mee en wist hij niet wie ze waren.
'Hallo Nicka en Quinten.' De man stak zijn hand op. Zijn baard was grijs en zijn huid gerimpeld. Hij droeg een lange gehavende jas. Het was slechts een zwerver, al was het wel een die haar naam wist.
Ze keek hem wantrouwig aan. 'Wat moet je?'
Hij lachte zacht, waardoor zijn gelige tanden zichtbaar werden. 'Je hoeft niet bang te zijn, ik was gewoon aan het wandelen.'
'Midden in de nacht?' Wat was het een vreemde man. Ze kende niemand die voor zijn plezier door een nachtelijk bos ging lopen. In de straatvechterskring waren heel wat vreemde snuiters, dus dat zei een hoop.
De man glimlachte. 'Ja, ik probeer uilen te spotten, maar toen zag ik jullie.' Zijn blik gleed over hen heen. 'Jullie zien er verdwaald uit.'
Ze wilde snauwen dat dat een van de slechtste smoezen was die ze ooit gehoord had, maar voordat ze daartoe de kans kreeg, deed Quinten zijn mond open. 'Meneer, weet u een plek waar we kunnen slapen?'
De zwever keek hem aan en knikte langzaam. 'Er is een klein jagershutje tweehonderd meter van de weg. Veel is het niet, maar misschien kan het helpen.'
Quinten glimlachte breed. 'Wilt u ons er heen brengen?'
Nicka wist niet of het een verstandig idee was, enkel was ze te moe om te protesteren. Ze had het gevoel alsof ze elk moment in elkaar kon zakken. Er waren geen andere opties. 'Laten we dat doen,' stemde ze met enige tegenzin in.
'Volg mij.' De man liep het bos in. Takken kraakten onder zijn schoenen. Aarzelend volgde Nicka hem. Er kon niet veel mis gaan, herinnerde ze zichzelf. Als er iets gebeurde, dan kon ze het met een stoot oplossen. Toch klopte haar hart harder toen ze het bos in liepen. De afgelopen uren was ze er steeds meer achter gekomen dat ze zich niet uit elke situatie weg kon vechten. Je kon iemand neerslaan, misschien twee als je goed was, alleen tegen een hele wereld viel niet op te boksen. Het was een gedachten die haar angst aan joeg. Zelfs toen er inderdaad een jagershuisje tussen de donkere bomen opdoemde, lukte het haar niet om rustig te worden. Zweet gutste over haar rug. Zonder een woord te zeggen, zette ze haar handen op de houten traptreden. 'Hou je goed vast,' waarschuwde ze, terwijl ze de deken en drop neerzette. Vervolgens greep ze de houten treden en klom de trap op. Bovenaan duwde ze gammele deur open en liep het donker hutje in. Het was helemaal leeg, op een paar spinnenwebben na. Ze zette Quinten voorzichtig neer en keek hem bezorgd aan. 'Gaat het?'
Hij knikte zacht. 'Gelukkig was die man er. Wil je hem voor me bedanken?'
'Ik vertrouw hem niet.' Toch liep ze de trap af en stak haar hand naar de man uit. Voor Quinten dan maar. De rimpelige vingers van de zwerver omklemden haar hand. Hij was verrassend sterk. 'Bedankt,' perste ze eruit, terwijl ze zijn hand schudde.
Hij knikte vriendelijk. 'Geen probleem, we hebben allemaal wel eens een veilige plek nodig.'
'Je verraad ons niet, hè?' Nicka keek hem strak aan. Als de politie kwam, was de hut een muizenval.
'Natuurlijk niet, je hebt een kind bij je. Er is iemand die je nodig heeft.' Hij wierp een blik op de hut en keek haar toen weer aan. 'En volgens mij heb jij hem ook nodig.'
'Ja,' fluisterde ze zacht. Haar wantrouwen ebde weg bij de kalme woorden van de man. Hij had gelijk, ze kon dit niet alleen. Ze was niet zo sterk als ze altijd had gedacht? en dat was eng, maar het voelde ook fijn. Mensen verwachtten nu niks anders meer dan slecht van haar, het was een stuk makkelijker om die verwachtingen te overtreffen. Een magere glimlach krulde op haar lippen. Ze pakte het kleed en de snoepjes en keek de man nog een laatste keer aan. 'Bedankt.' Ditmaal meende ze het.
Hij stak zijn hand op en liep tussen de bomen door. Ze keek hem na en klom vervolgens de trap op. Quinten had zichzelf opgekruld tot een balletje en lag in de hoek van de hut.
'Hé,' fluisterde ze zacht. Er kwam geen reactie. Zijn borstkas bewoog zacht op en neer. Hij was van vermoeidheid in slaap gevallen. Voorzichtig legde ze de deken over hem heen. Hij kon de rust vast gebruiken.
Ze stond op en liep naar het kleine raam waardoor maanlicht het hutje in spoelde. Het bos zag er nu een stuk vrediger uit. Ergens was er een schoonheid in de donkere silhouetten van bomen en het zachte licht wat er overheen streek. Misschien was dat waarom de zwerver door het bos liep. Als je alle tijd van de wereld had, was het vast fijn. Ze zuchtte en ging naast Quinten liggen. Hun eigen tijd raakte langzaam op. Morgen zou ze een keuze moeten maken en ze wist nog niet of ze dat kon.
De uren gingen langzaam voorbij. Soms dommelde Nicka even weg, maar het volgende moment zat ze weer recht overeind en keek de hut rond op zoek naar een onzichtbare indringer. Telkens was er niemand te zien. Ze wist dat de kans klein was dat de politie 's nachts het bos zou doorzoeken. Toch liet haar angst haar niet slapen. Doemscenario's schoten door haar hoofd tot de zon het bos eindelijk in een gouden licht hulden. De geelkleurende boombladeren, maakten het effect nog veel mooier. Voorzichtig kwam ze overeind en stootte ze Quinten aan. Hij wilde dit vast niet missen.
Gapend keek hij haar aan. 'Is er wat,' mompelde het jochie slaapdronken.
'De zonsopgang is heel mooi,' zei ze met een glimlach. 'Dit moet je zien.'
Hij duwde zichzelf met zijn handen omhoog en keek naar het raam. Hij strekte zijn nek uit om het te kunnen zien.
'Moet ik je helpen?' Zonder het antwoord af te wachten tilde ze hem op, zodat hij door het raam kon kijken.
'Hé!' riep hij verontwaardigd, maar er stond een grote lach op zijn gezicht. Hij keek met haar naar het gouden landschap en de mussen die boven in de bomen van tak naar tak sprongen. Het was prachtig.
'Ik wist niet dat jij van natuur hield,' zei Quinten na enkele minuten ademloos in het felle licht te hebben gekeken.
'Ik ook niet,' antwoordde ze met een lachje. 'Niets is veranderlijker dan een mens.' Het was waar. Ze waren drie nachten verder en het voelde als een wereld van verschil. Ze leek niet eens meer op blauwharige straatvechter in de pit. En hoewel ze deze situatie haatte uit de grond van haar hart vond ze dat niet erg.
Toen het gouden ochtendlicht vervaagde, zette Nicka het jongetje neer en opende het pakje autodrop. 'Ik hoop dat je het niet erg vindt dat we geen beter ontbijt hebben.'
'Mam zou willen dat ik groenten at,' zei hij, terwijl hij een snoepje pakte.
'Je hebt een verstandige moeder.' Ze stak een dropje in haar mond. Ook voor haar was dit het meest vreemde ontbijt wat ze ooit had gegeten. Hopelijk werd het geen gewoonte. Ze zou een moord doen voor een goedkope salade of een van de flesjes water die Esmay haar had meegegeven. Toch was ze dankbaar voor de dropjes. Het voelde goed om haar lege maag met iets te kunnen vullen.
'We zouden eetbare planten kunnen zoeken,' stelde Quinten voor. 'Madeliefjes zijn eetbaar.'
'Madeliefjes?' Ze trok een vies gezicht. 'En hopen dat er geen hond overheen geplast heeft zeker.'
'Je klinkt als mam,' verzuchtte Quinten, waarna hij nog een paar dropjes in zijn mond stopte.
'Dat is iets wat alle moeders zeggen, mijn moeder deed dat ook.' Nicka volgde zijn voorbeeld. Al kauwend dacht ze na over zijn woorden. Het liefst hield ze het jongetje bij zich, maar hij had ouders. Zijn moeder was waarschijnlijk doodongerust. 'We moeten een manier vinden op jou veilig thuis te krijgen,' besloot ze. Ze konden dit leven niet voor altijd volhouden.
Quinten schudde zijn hoofd zacht. 'Dat kan niet.'
'Waarom niet?' Ze keek hem bezorgd aan. Misschien was er iets thuis gebeurd waardoor hij niet terug kon. Wat als zijn moeder hem mishandelde? 'Zijn je ouders gemeen?'
Hij schudde opnieuw zijn hoofd. 'Mam en pap zijn geweldig.' Een zwakke glimlach gleed even over zijn gezicht.
'Wat is er dan? Ik kan je niet helpen als je het me niet verteld.'
'Beloof je me dat je niet boos wordt?' Quinten's ogen stonden bang. Hij keek de hut rond.
Ze knikte. Er was geen mogelijke manier waarop ze boos op het jochie kon worden. 'Je hebt mijn woord.'
Quinten speelde met het draadje van het vest. Zijn ogen gleden bij haar vandaan. Toen beantwoordde hij haar vraag. 'Zumpolle is mijn oom.'
De woorden galmden door haar hoofd. Haar longen bevroren, alsof ze in een bak met koud water was gesprongen. Alle stukjes leken op hun plek te vallen, maar de puzzel zelf was een grote rotzooi. Daarom had hij er niks over kwijt gewild. Zumpolle was zo'n belangrijk deel van zijn leven. Had hij tegen haar gelogen over Zumpolles contacten bij de politie? Was alles voor niks geweest? Verwensingen schoten in haar keel omhoog. Ze sprak ze niet uit. Haar blik gleed naar de grond. Ze had haar hele leven voor hem opgegeven.
'Sorry.' De woorden kropen over Quintens lippen. Ze dansten bevend door de lucht, zonder de afstand tussen hun harten te kunnen vullen. Wat was een woordje op een leven? Niet op alle wonden viel een pleister te plakken.
Nicka keek hem voorzichtig aan. Hij was elf, soms vergat ze het bijna. Ze kon hem niet verantwoordelijk houden voor alles wat was gebeurd. Hij had gevochten om te overleven, net als zij. 'Ik ben niet boos, maar ik had graag gewild dat je eerlijk tegen me was geweest.' Ze keek hem voorzichtig aan. Tranen branden in zijn ogen. 'Waarover heb je nog meer gelogen? De mol bij de politie?'
Hij knikte zacht en ze haalde diep adem. 'Heeft niemand je ooit verteld dat het niet goed is om te liegen?'
'Jawel,' kwam er onzeker uit. 'Alleen ze zeiden nooit waarom.'
'Als je liegt, komt er een keer een moment waarop iemand erachter komt,' vertelde ze, terwijl ze vocht tegen haar tranen. 'En voor die tijd kan de leugen al veel kapot gemaakt hebben. Mensen voelen zich verraden en worden boos. Daarom liegen wij in Halover, ondanks het feit dat we geen mooie mensen zijn, bijna nooit.'
'Voel jij je verraden?' Hij prutste aan het touwtje van zijn vest.
'Nee, deze had ik wel verdiend, nadat ik je de avond van het ongeluk alleen had gelaten.' Ze glimlachte zwak. Zijn benen, haar vechtersleven. 'Nu staan we quitte.' Ze stak haar hand uit en hij schudde hem. Het was goed.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro