10. Voortvluchtigen
De straten van het wijkje waarin het hotel zich bevond, gaven Nicka heimwee naar Halover. De doolhofachtige weggetjes en huizen waar slingers van kleurrijk wasgoed was in de krappe voortuintjes hingen, herinnerden haar aan haar jeugd. In de nazomeravonden speelden ze tikkertje. Ze renden over de hekjes die de tuinen scheiden alsof er geen grenzen bestonden. Nicka dwong zichzelf door te lopen. De tijd van tikkertje was voorbij. Als ze nu gepakt werd, volgde er geen jij bent hem, maar een kogel of arrestatie. Het leven was geen spel.
Ze duwde de rolstoel een met McDonald's bekers bezaaid steegje in. De wielen hobbelden op het plastic en karton. Aan het eind van de steeg hing een versleten uithangbord. De tekst was niet meer te lezen, maar waarschijnlijk had er ooit "hotel" gestaan. Een lange vrouw stond in de deuropening te wachten. Haar kastanjekleurige huid glansde in de zon. Ze was niet ouder dan een jaar of dertig en haar hartvormige gezicht deed Nicka direct aan dat van Esmay denken. Zouden ze familie zijn?
'Jullie moeten Nicka en Quinten zijn.' Glimlachend duwde de dame de deur open. Nicka reed Quinten haastig naar binnen.
'Ja, dat klopt. We wilden een kamer voor twee nachten.' Nicka nam niet de moeite om beleefd te zijn. Ze wilde veilig zijn. Ondanks het feit dat ze in de muf ruikende hotelgang uit het zicht stond, voelde ze zich dat nog niet.
'Dat is zestig euro,' antwoordde de vrouw. Het leek haar niet uit te maken dat ze voortvluchtig waren, alles wat ze zag was geld. Nicka wist niet of ze daar blij mee moest zijn. Als er een prijs op hun hoofden kwam te staan, zouden ze hier niet langer veilig zijn. Toch overhandigde ze drie briefjes van twintig. Ze hadden geen alternatief.
De dame griste de briefjes uit haar hand. 'Kamer twee is voor jullie,' zei ze met een gebaar naar de steile trap. Vervolgens beende ze het halletje uit.
Quinten wierp een blik op Nicka en keek toen naar de trap. 'Hebben ze ook een lift?'
Nicka kon een lachje niet onderdrukken. 'Ik ben bang van niet.' Ze ging door haar hurken en tilde hem uit de rolstoel. 'Gelukkig ben ik sterk genoeg om je naar boven te tillen.'
Quinten lachte zacht terwijl ze hem de steile trap op tilde en de deur van kamer twee open maakte. Het was een kleine ruimte waar alleen een tweepersoonsbed met groezelige lakens en een gammele kast met een zo goed als antieke televisie in stonden. Om het aesthetic compleet te maken lagen achter de zongebleekte gordijnen in de vensterbank een paar dode vliegen.
'Welkom in de onderwereld,' grapte ze, terwijl ze het jongetje op het bed zette. 'Drank, drugs, geweld en smerige hotels.'
Hij keek haar met grote ogen aan. 'Ben je een slechterik?'
Ze liet zich naast hem op het bed vallen. 'Nee, ik ben een straatvechter. Geen crimineel.'
'Wat is dat?' Nieuwsgierig nam hij haar in zich op. Alsof ze plotseling een totaal ander persoon was.
'Iemand die vecht zonder zich aan de officiële regels te houden.' Ze keek naar het plafond. Overal waren vochtplekken te zien. Het zou goed kunnen dat het hier niet droog was als het regende. Hopelijk zou het de komende dagen nog even nazomer blijven en geen herfst worden.
Even was Quinten stil. Nadenkend keek hij om zich heen. 'Vind je vechten leuk?'
'Meestal wel, maar ik doe het niet alleen omdat het leuk is. Ik krijg betaald per gewonnen gevecht.'
'En je wint alles?' Zijn blik was vol ontzag.
'Was dat maar waar...' Ze zuchtte. Zo werkte het niet. Ze was goed genoeg om sommigen als Haeven te verslaan, maar anderen als Esmay waren beter. 'Ik verlies meer dan ik win. Helaas is het leven geen boek waarin de hoofdpersoon altijd het beste is.' Snel veranderde ze van onderwerp voor het te persoonlijk werd. 'Doe jij aan een sport?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Pap wilde dat ik op handbal ging, maar ik wilde op judo.'
Ze nam hem in zich op. Had hij wel door hoe ernstig zijn beperking was? Rolstoel judo klonk als een onmogelijke sport. 'Kan dat?'
'Ik heb het op Youtube gezien. Kan jij judoën?' Hij keek haar hoopvol aan.
Blijkbaar was het wel mogelijk. Ze moest haar best doen om niet verbaasd te kijken. 'Een beetje, maar niet goed genoeg om het je te leren.'
Zijn mondhoeken gingen naar beneden. 'Kun je me wel een andere vechtsport leren?'
'Waarom wil je zo graag leren vechten?' Het was niet goed dat kinderen moesten vechten. Zelfs in Halover had ze als kind niet hoeven vechten. Pas toen ze zestien werd en niet langer als onschuldig werd beschouwd, was het belangrijk.
'Ik wil mezelf verdedigen.' Zijn ogen gleden naar de deur. 'Ik ben bang en ik wil niet bang zijn.'
Ze kwam overeind. 'Ik ben ook bang. Angst is niet erg, je wordt er sterker van.'
'Het voelt wel erg.' Hij duwde zichzelf met zijn armen overeind zodat hij naast haar zat.
Voorzichtig sloeg ze haar arm om hem heen. Hij had gelijk. Het voelde vreselijk.
Hij legde zijn hoofd tegen haar schouder en ze streelde voorzichtig over zijn rug, terwijl ze zich probeerde in te beelden hoe haar moeder lang geleden hetzelfde had gedaan. Het was vreemd om hem vast te houden. Ze was niet het type waar moeders hun kinderen aan toe vertrouwden. Eergisteren had ze zichzelf uitgelachen als ze zichzelf hier had zien zitten, maar nu was het lachen haar vergaan. 'Ik ga zo boodschappen doen. Zal ik je daarna wat stoten leren?'
Quinten knikte enthousiast. Zijn haren kriebelen tegen haar huid. Nicka liet hem los en stond op. 'Ik zou je graag meenemen, maar samen vallen we te veel op.'
Hij knikte begrijpend, maar zag ze de angst in zijn ogen. Hij was te lang alleen in de kelder geweest. Ze trok een zwart t-shirt uit haar tas en liep ermee naar het kleine badkamertje. Ze trok hem over haar blauwe haren en wikkelde hem als een geïmproviseerde hoofddoek rond haar hoofd. Ze bekeek het resultaat in de gebarsten spiegel. Alhoewel het geen schoonheidsprijs verdiende, was het enigszins geloofwaardig en was haar opvallende haar keurig weggewerkt. Later zou ze een betere oplossing verzinnen.
Haar benen voelden zwaar toen ze de hotelkamer verliet. Quintens ogen pinden in haar rug, alsof hij bang was dat ze niet meer terug zou komen. Ze zou zo graag willen dat die angst onterecht was. Dat ze niet degene was die hem twee jaar geleden alleen had gelaten. Een vreemde brok vormde zich in haar keel terwijl ze de trap af liep. Waarom deed dit haar zoveel pijn? Ze was niet degene geweest die hem had aangereden en ook niet degene ervoor had gezorgd dat hij toen buiten was. Ze duwde de gedachten weg en liep het hotel uit. Er was nu geen tijd om te denken aan wat er was gebeurd. Als ze in het verleden bleef hangen zou de toekomst haar verwurgen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro