Hoofdstuk 22
'Ik ben nog niet zo lang geleden lid geworden van deze ruimtevaartmaatschappij. Een paar maanden geleden hebben ze me hier aangenomen', zegt hij met iets van een trotse ondertoon.
Ik glimlach even. En toch heb ik wel bewondering voor hem. Hij ziet er zo jong uit, en nu hoort hij al bij de belangrijke mensen.
Ik wist al dat je voor zo'n belangrijk beroep bij de ruimtevaart wel redelijk lang moest studeren, dus hoe komt het dan dat hij op zo'n jonge leeftijd al zo'n beroep heeft?
Of wacht.
Ziet hij er alleen maar zo jong uit, maar is hij in het echt veel ouder?
'Hoe oud ben je?' waag ik om te vragen. Ik was er zo nieuwsgierig naar, dat ik het niet kon laten en dat ik de vraag eigenlijk zonder veel nadenken al had gesteld.
De jongen kijkt me even met één opgetrokken wenkbrauw aan en een glimlach die hij moest onderdrukken.
Hij kijkt even opzij naar de barman en die keek met twee opgetrokken wenkbrauwen en nieuwsgierige ogen terug, die zeiden "dit kan wel eens interessant worden".
Was het dan zo verkeerd om die vraag te stellen? Ik herhaal de situatie nog eens in mijn hoofd en ik besef pas te laat dat het misschien niet de beste vraag is.
'21', antwoord hij met een klein glimlachje, voor hij weer van zijn glas drinkt.
Ik moet ook glimlachen. Dus toch niet zo oud. Hoe komt het dan wel?
Alsof hij mijn gedachten kan lezen, antwoordt hij: 'Ik mocht er vroeger bij komen omdat mijn vader er ook bij werkt. En ze hadden goede mensen nodig', voegde hij eraan toe.
'Oh', antwoord ik.
'Nu jij mijn leeftijd weet wil ik het ook wel eens van jou weten, hoor', zegt hij op diezelfde plagerige manier als toen hij me eerst aansprak.
Ik haal even adem. '16', zeg ik. 'Maar binnenkort 17.'
'Oh, nog een jonge tiener', zegt hij plagend.
Ik glimlach even en kijk dan weer naar beneden zodat hij me niet zou zien blozen.
'Ik ben wel al heel volwassen hoor', verdedig ik mezelf en ik besef pas te laat dat ik het op een iets te plagerige manier zei.
Hij kijkt me even met een opgetrokken wenkbrauw aan en leunt dan naar me toe. 'Dat zullen we wel eens zien', fluistert hij.
Iets in mezelf tintelt en ik krijg een vreemd gevoel in mijn maag. Wat bedoelt hij?
Hij richt zich op de barman en zegt iets tegen hem dat ik niet kan verstaan.
Daarna kijkt hij me weer aan met een blik die ik niet precies kan thuisbrengen. Wat is hij van plan?
Even later komt de barman terug met twee glaasjes.
Shit.
Ik krijg een vreemd gevoel.
Alcohol.
Of, het lijkt er toch op.
Ik buig me voorover om de vloeistof erin te bestuderen.
De geur dringt mijn neus binnen en ik weet nu zeker dat het alcohol is.
Hij heeft mijn blik gezien en zegt dan: 'Het is niet al te sterk, hoor. Het kan zeker geen kwaad.'
Wat hij zei stelde me wel gerust, maar was het wel waar wat hij zei?
Ik pak het glas vast en bestudeer het nog even voor ik er een klein slokje van neem.
'Je moet het echt eens gedronken hebben voor je bijna de volwassenheid nadert. Je kan me vertrouwen, echt waar.'
Ik kijk hem onderzoekend aan, maar de manier waarop hij het zei liet me hem wel vertrouwen.
Ik dronk nog eens en ik moest toegeven dat het wel best lekker is. En het is helemaal niet zo sterk.
Misschien was het alleen de geur die bedroog.
'Ik zei het toch?' zegt hij met een lachje.
'Ja, het is best lekker', geef ik toe.
'Wanneer ben je jarig?' vraagt hij vervolgens.
'12 mei. Ik weet wel niet meer welke datum we vandaag zijn. Sinds ik hier op dit ruimteschip zit, vergeet ik het steeds.'
'Dan is het over een paar dagen al.'
Ik kijk hem met grote ogen aan. 'Ik was het helemaal vergeten dat het al zo snel zou zijn.'
'De volwassenheid nadert snel', zegt hij en hij drinkt nog eens van zijn glas. Nu ook het glas met hetzelfde spul erin als bij mij.
'Hoe kwam je eigenlijk op dit schip? Ik heb gehoord dat velen van in de buurt gewoon zijn binnengekomen, zonder dat ze zelfs toegelaten waren. Maar de wereld was toen ook al aan het instorten. Ik kan het hen niet kwalijk nemen.'
Ik kijk even naar beneden, op zoek naar een antwoord. 'Wel, ik was, samen met mijn gezin, wél toegelaten op het schip. Het enige probleem was dat we niet op tijd waren.'
Hij kijkt me even onbegrijpend aan. 'Je bent hier nu toch?'
'Ja, maar wel net op tijd. Het schip wou al net vertrekken toen wij eraan kwamen.'
Ik kijk weer naar beneden bij de herinnering aan die dag. Die vervloekte dag.
Ik voelde dat ik nood had aan de alcohol en dus pakte ik mijn glas en dronk het in één slok leeg.
Nadat ik na gedacht had over wat ik nog het beste kon vertellen en hoe ik het zou doen, was ik nu wel klaar om het uit te leggen.
'Mijn stad was al getroffen door de eerste aardbeving', begon ik onzeker en bang van die herinnering. 'We waren er nog totaal niet op voorbereid. Ze konden het zelfs niet voorspellen.'
Fronsend denk ik terug aan die ochtend.
'We hadden al enkele koffers gemaakt, maar dat was het. We konden nog snel in de auto springen voordat ons huis volledig inzakte.'
Ik word al meteen weer verdrietig bij de herinnering aan die vreselijke dag. Ik had mezelf verplicht om er nooit meer aan te denken, maar nu moet ik alles weer bovenhalen.
En de drang naar meer alcohol wordt groter.
'Mag ik nog wat?' vraag ik aan de barman terwijl ik naar mijn glas wenk.
'Nu, we konden op tijd weg komen. Het was alleen nog gevaarlijk om over de banen te rijden, omdat die ook volledig werden verwoest door de aardbevingen.'
Ik hoorde het geluid van mijn glas op de bar en ik bedankte de barman voor het bijvullen. Ik nam snel nog een slok van mijn glas voor ik verder ging.
'O, ik was echt bang die dag. Maar ik zag ook andere huizen volledig ineenstorten.'
Hij kijkt me meelevend aan. 'Ik vind het oprecht heel erg voor je. Het spijt me.'
'Bedankt', zeg ik bijna onverstaanbaar.
'We zijn dan uiteindelijk wel naar hier geraakt, maar dat was ook niet zonder problemen.'
Ik kijk naar beneden om te voorkomen dat hij mijn gezicht zal zien die bijna gaat huilen aan de herinnering aan mijn vader.
'Mijn, eh... Mijn vader, heeft...'
O god, wat is dit moeilijk.
'Mijn vader heeft zijn arm gebroken aan de deur van het ruimteschip.'
Ik kijk meteen weer naar beneden omdat ik merk dat mijn ogen waterig beginnen worden.
'Hij ligt in het ziekenhuis nu', zeg ik en ik hoor hoe mijn stem al vervormd is van de paniek en de tranen.
'Het spijt me om dat te horen', zegt hij en hij legt zijn arm op mijn schouder om me te troosten.
De aanraking van zijn hand maakt me alleen maar emotioneler.
En waarom ben ik nu ook al die persoonlijke dingen aan het vertellen tegen een persoon die ik nog maar een paar dagen ken?
Hij heeft er helemaal geen zaken mee!
Maar dan besef ik dat het misschien wel mijn eigen schuld kan zijn. Want ik ben diegene die alles verteld heeft, toch?
Ik ben zo stom geweest!
En dan schiet het me te binnen dat ik alcohol gedronken heb.
En daar kan het misschien ook aan liggen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro