Hoofdstuk 17
Als ik naar de digitale klok kijk op één van de keukentoestellen, zie ik dat het iets over half zeven is.
Ik kan me nog amper voorstellen dat we vroeger, nog op aarde, konden weten hoe laat het is aan de hand van de donkerheid buiten.
Is het al aan het schemeren? Dan zal het wel avond zijn.
Komt de zon net op? Het is ochtend.
Het verschil met het leven in een ruimteschip en het leven op aarde, is dat de natuurlijke verschijnselen er niet meer zijn.
Geen regen, geen sneeuw en geen warm zonnetje meer. Het is nu puur de elektronische dingen die de mens zelf gemaakt heeft.
Dit alles is een werk waar de mensheid zelf voor heeft gezorgd. En ook al kijken we uit het raam, het zal altijd donker zijn.
Geen zon meer die ons verteld dat het ochtend, middag of avond is.
Na het eten zitten Emily en ik in de zetel en ik begin te merken dat ik de dagen alsmaar saaier begin te vinden.
Er zijn geen leuke activiteiten meer zoals op aarde. Daar kon je even naar buiten en gaan wandelen, of boodschappen doen, of afspreken met vrienden.
Ja, vrienden. Bij dat woord krijg ik een snelle ingeving waar ik tot nu nog nooit goed heb over nagedacht.
Mijn vrienden.
De kinderen waar ik samen mee in de klas heb gezeten. Ik was niet echt het populaire type met veel vrienden, maar de leeftijdsgenoten om me heen kon ik wel heel erg waarderen.
Ik besef nu dat ik me heel eenzaam voel zonder de kinderen van mijn klas waarmee ik vaak eens dingen mee ging doen, of even mee kon praten. Nu ben ik gewoon helemaal alleen.
Natuurlijk heb ik Emily wel, maar een zusje is toch iets anders dan een goede vriendin.
Op dat moment maak ik me voor de eerste keer zorgen om mijn sociale leven. Pas als je niemand, geen vrienden meer om je heen hebt, begin je pas te merken hoe hard je ze eigenlijk mist.
En ja, ik ben misschien iemand die zich perfect kan vinden op haar eentje, maar gaat het mijn hele leven zo zijn?
Steeds met Emily en Stacy, en hopelijk papa als hij uit het ziekenhuis mag komen. Of zijn er nog andere leeftijdsgenoten op dit schip?
Mijn arm ligt onder mijn hoofd op de rand van de zetel als ik nog steeds lig te piekeren.
Ik verplicht mezelf om te stoppen met aan die dingen te denken en ik hef mijn hoofd op, nauwelijks kan ik me nog herinneren wat er in de tussentijd gebeurd is.
Mijn hoofd voelt plotseling zwaar aan van al dat gedenk en ik krijg er al spijt van dat ik niet iets anders heb gedaan.
Emily zit een eindje verder in de zetel terwijl ze met regelmatige bewegingen van haar hand de kat aait, die ondertussen al diep in slaap ligt en aan het spinnen is op haar schoot.
Later op die avond gaat Emily al naar bed en blijf ik alleen achter in de zetel met de kat die nog steeds ligt te slapen en die nu naast mij ligt.
Ik ben wat naar tv aan het kijken, maar kan mijn aandacht er niet volledig bij houden. Mijn hoofd zit vol met gedachtes over hoe mijn verdere leven zou verlopen.
We kunnen toch niet eeuwig op dit schip blijven?
Dan moet ik opeens denken aan het feest die deze avond zou plaatsvinden. Meteen schuif ik dat idee aan de kant. Een feest is echt niets voor mij.
En daarbij, ik ben pas 16. Alleen gaan zou echt niet mogen van papa.
Ik had het idee meteen al aan de kant gelegd, maar een paar minuten later verspringt het scherm weer en nu weet ik wel al voor wat het is.
Het is net zoals de vorige keer, een videobericht van het bestuur van dit hele ruimteschip.
Diezelfde, nogal dikke man met het ronde hoofd heeft dit keer een glas in zijn handen die hij omhoog heft.
'Lieve passagiers', begint hij. 'Zoals jullie waarschijnlijk al weten, is er deze avond een groot feest om het nieuwe leven op een ruimteschip, in de ruimte, te vieren! Het feest zal over een paar minuten beginnen en dan is iedereen welkom! Wij hopen om u vanavond daar te zien. Tot dan!' eindigt hij met weer diezelfde, vreemde glimlach.
Het beeld blijft nog even staan en de man wacht tot het beeld zal weg gaan en blijft even in die vreemde, lachende pose staan met zijn hand opgeheven zodat we het glas kunnen zien.
Het beeld verspringt weer op wat er normaal gezien op stond, en ik vervloek mezelf omdat mijn brein het misschien wel leuk zou vinden om er naartoe te gaan.
Langs de ene kant zou het echt niet goed zijn om te gaan en al zeker niet omdat het niet zou mogen van papa en omdat het gewoonweg raar zou zijn dat ik naar zo'n feest zou gaan.
En daarbij, het is niet verplicht. Ik kan ook gewoon prima hier blijven.
Hoewel er toch iets in mij is dat graag naar dat feest zou gaan.
En ik zeg nee tegen mezelf, maar dan stuurt mijn andere hersenhelft de zin van die man naar me terug: "...en iedereen is welkom!"
Ik moet mezelf tegen houden om niet uit de zetel te springen en zeg steeds tegen mezelf dat ik niet zal gaan en dat het een dom idee is.
Waarom wil ik überhaupt gaan? Er is daar toch niets zó speciaal aan?
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro