Hoofdstuk 14
Het beeld werd weer even zwart en sprong toen weer op het beeld waar we naar aan het kijken waren.
~ ~ ° ~ ~
De volgende ochtend maakt mijn biologische wekker mij al wakker, vijf minuten voor de lichten aan gaan.
Ik ben weer helemaal klaar voor een nieuwe dag en ik ben het zelfs al vergeten dat ik een paar weken geleden nog een leven op Aarde had. Maar daar zou ik liever niet meer over nadenken.
Mijn leven is vanaf nu op dit ruimteschip, tussen de sterren, en niet meer op Aarde. Dat was in het verleden zo. En ik leef nu in het heden.
Ik stap uit mijn bed en blijf dan nog even in mijn pyjama in de zetel hangen totdat Emily wakker is.
Stacy komt bij me op de schoot zitten en ik begin haar te aaien over haar zachte vacht. Omdat ze hier geen kattenvoer geven -omdat hier waarschijnlijk ook geen katten mogen zijn- geef ik haar altijd de restjes van mijn bord.
Ze slaapt vaak bij Emily, maar nu de grote, roze beer in zetel ligt, gaat ze daar ook vaak liggen.
Stacy blijft nog even op mijn schoot spinnen, als daarna Emily wakker wordt en we samen kunnen ontbijten.
Een uurtje daarna komt de psycholoog weer en gaan we weeral, zoals altijd, babbelen over van alles en nog wat, dat Emily zou kunnen helpen.
Ze praat al weer wat meer, en daar ben ik blij om. 'Ze maakt goede vooruitgang. Ja. Ja, ik denk zelfs dat ik over een aantal dagen zelfs niet meer moet komen.' Ze lacht en kijkt Emily aan met opgetrokken wenkbrauwen.
'Nu, ik ga maar weer eens.' Ze staat op.
'Ik zie jullie morgen wel weer', zegt ze in haar draai naar de deur om. 'Daag', zegt ze met een zwaaiend hand, voor ze weg gaat.
Emily en ik kunnen ons daarna weer even bezighouden totdat er op de deur geklopt wordt voor het middageten. Ik loop naar de deur en Stacy komt ook naast me staan. Als ik de deur open doe, begint ze met haar snuitje in de lucht te snuffelen.
De vrouw met het karretje kijkt de kat even verbaasd aan en geeft dan ietwat twijfelend de plateau aan mij.
'Ik zou maar opletten met die kat van je', zegt ze waarschuwend. 'Ik heb gehoord dat ze hier niet zo mild met huisdieren zijn', zegt ze kalm.
Verward kijk ik haar aan en dan knik ik.
'Ja ja. Natuurlijk. Ik zal eh, er op letten.' De vrouw kijkt me nog even aan en gaat dan verder methaar karretje.
Ik kijk even naar Stacy en zie dat ze nog steeds met haar snuit in de lucht zit. Ze zal wel niets doen. Stacy is een hele brave kat.
Maar dan zet ze een pootstap vooruit en ik begin te twijfelen. En op dat moment, zet Stacy nog een paar stappen vooruit en voor ik het weet, rent ze zo snel als de bliksem weg.
Oh, shit. Dit is niet goed.
Zo snel als ik kan, zet ik de plateau neer en ik probeer te vinden waar Stacy naartoe is gerend. Links, of rechts? Ik weet toch wel zeker dat hetrechts was.
Maar rechts zie ik niets. Ik zet het op een lopen en ik ga snelnaar rechts.
Die kat zal wel niet sneller zijn dan ik. Maar dat heb ik blijkbaar verkeerd, want als ik de afslag neem, zie ik de kat nergens.
Waar is ze toch? Ver kan ze toch niet zijn?
Ik loop weer door de gangen en blindelings kies ik tussen de afslagen in de hoop dat Stacy die kant op zougegaan zijn.
Als ik een kat was, waar zou ik dan naartoe gaan? Links, of rechts? Of rechtdoor?
Ik zucht. Dit werkt niet.
'Stacy! Stacy poesje, kom hier!'
Ik ren door de gangen terwijl ik de geluiden van een kat aan het nadoen ben.
'Poes, poes poes. Kom Stacy, kom hier!'
Na een tijdje gerend te hebben, ben ik buiten adem. Ik stop even en begin te hijgen van het lopen.
Waar is die kat nou?
Als ik weer normaal kan ademen, gaik verder lopen.
Ik heb al meteen geen idee meer waar ik ben, dus om te vermijden dat ik te ver ga, begin ik te stappen.
'Stacy! Stacy! Kom hier!' En ik maak miauwende kattengeluidjes.
Maar niets werkt, want ik zie geen enkele kat.
'Stacy! Stacy!' Voor een laatste keer roep ik haar naam, maar als ik juist wil opgeven, gaat één van de rijen deuren open.
Een jongen met warrig blond haar en groene ogen komt naar buiten. Hij ziet er vrij jong uit, misschien 20. Hij fronst zijn wenkbrauwen en kijkt me verbaasd aan.
'Jeetje, wat is dat geschreeuw hierzo?' Zijn blik valt op mij.
Natuurlijk.
Ik ben de enige hier in deze gang. En mijn blik vertelt alles.
Ik sta abrupt stil. Verdorie. Dit is niet wat er moest gebeuren.
'Ehm, ehm', begin ik stotterend van schaamte. Ik zoek naar de juiste woorden, maar ik ben buiten adem en ik kan met moeite iets uitbrengen.
'Ik zoek mijn...'
Kat. Ja, ik wou bijna "kat" zeggen. En dat is absoluut geen goed idee.
De jongen staart me aan, wachtend op een antwoord.
'Je wat?' herhaalt hij.
'Mijn... zusje. Ja, mijn zusje. Ze is eh, nogal jong, en ik ben haar kwijt geraakt.'
Ik moet denken aan Emily, die nu waarschijnlijk ongerust in ons compartiment zit, zich afvragend waar ik blijf.
Tja, het is wel een vrij geloofwaardige leugen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro