Hoofdstuk 2
De volgende ochtend, als het licht van de dag alles wat minder angstaanjagend maakt, zie ik de zaken weer iets nuchterder in. Toch lukt het me maar niet om het voorval los te laten. Die jongen was geen nieuwe leerling en al helemaal geen dronken student die verdwaald was geraakt in het bos. Wat deed hij daar? Die vraag blijft in mijn hoofd rondspoken en ook als ik de eetzaal in loop – het moment waarop ik normaal al mijn andere gedachtes vergeet en alert de zaal binnen ga – blijft het aan me knagen.
'Kleintje!' De stem van Chayenne gooien mijn gedachten aan diggelen. Ik onderdruk de reflex om ineen te krimpen en loop door naar de tafel waar het eten op staat. Gewoon doen alsof je het niet gehoord hebt, zeg ik in gedachten tegen mezelf. Gewoon negeren. Maar dat is het hele probleem met Chayenne, haar kun je gewoon niet negeren. Dus als ze weer 'kleintje' roept, draai ik me om. Meteen sterven alle gesprekken weg. Alle aandacht is op mij en Chayenne gevestigd. Paniekerig zoek ik naar iets om te zeggen om de beklemmende stilte te verbreken, maar Chayenne zou Chayenne niet zijn als ze niet al een gemene opmerking klaar had liggen: 'Ben je niet een beetje te oud om in monsters te geloven?' Het gegniffel in de eetzaal laat mijn hart onrustiger kloppen.
'Hoe bedoel je?' vraag ik zacht.
'Nou, je had toch een monster gezien of niet?' Chayenne richt zich op haar vriendengroep die haar vergezeld aan de eettafel. Stiekem ben ik daar wel jaloers op. Chayenne had altijd wel iemand die het voor haar op zou nemen als Chayenne woorden tekort schoot, maar ik niet. Ik had niemand. Niemand die het nu voor mij op zou nemen in deze vervelende situatie. 'Ik hoorde de directrice vanochtend vroeg met de conciërge praten. Auria heeft vannacht doodsbang voor de deur van de directrice gestaan, want ze had een monster gezien!' De laatste paar woorden spreekt Chayenne overdreven bang uit en ze kijkt me spottend aan. Haar gezichtsuitdrukking deed me denken aan hoe een jongen, die ik een paar weken geleden bij de bosrand had gezien, had gekeken toen hij een eekhoorn bij zijn staart had gegrepen: triomfantelijk, met leedvermaak en zonder enige vorm van medelijden. Het enige verschil is dat de uitdrukking op het gezicht van de jongen snel veranderde toen de eekhoorn hem gemeen krabde, terwijl er niks is wat ik kan doen, nee, wat ik durf te doen, om Chayenne pijn te doen en haar te geven wat ze verdient.
'Ik...' Mijn brein gaat op slot. Natuurlijk moest uitgerekend Chayenne het gesprek tussen de directrice en de conciërge weer opvangen en had ze een eigen draai aan het verhaal gegeven. 'Het was geen monster.'
'Wat was het dan, kleine Auria?' vraagt Chayenne met het stemmetje waarmee je ook tegen een kleuter praat. 'Een spook?'
Als ik al iets geweten had om terug te zeggen, had mijn bange, zachte stem de harde lachen vol leedvermaak niet overstemd. Ik voel mijn wangen rood worden. Snel loop ik naar de tafel en schenk wat melk in een glas. Door mijn trillende handen gaat er een beetje naast. Normaal zou ik de moeite nemen om het op te ruimen, maar nu wil ik zo snel mogelijk gaan zitten zodat ik niet meer het middelpunt van de aandacht ben. Gehaast pak ik een broodje en een plakje kaas van de tafel. Ik loop naar een plek in de hoek van een van de eettafels en neem zwijgend de eerste hap. Als ik ook een slok melk heb gedronken voel ik mijn wangen al iets minder gloeien. Sommige leerlingen blijven me maar aanstaren, sommigen wisselen een paar woorden en beginnen dan zacht te giechelen. Ongemakkelijk beweeg ik heen en weer op de houten stoel. Ik weet me geen houding te geven.
'Dus.' Klaartje kijkt me afwachtend aan. Aan haar toon kan ik horen dat ze me niet komt uitlachen over het feit dat ik nog in monsters zou geloven. Dat maakt me iets rustiger.
'Dus wat?' vraag ik.
'Wanneer ga je je verjaardag vieren?'
'Verjaardag?' Ineens gaat er een lampje branden. 'O ja, verjaardag.' Ik was het helemaal vergeten. Mijn verjaardag is nou niet bepaald een dag die ik graag onthoud, maar het komt me wel goed uit dat ik morgen een jaartje ouder word. Op je verjaardag mag je namelijk ook het schoolterrein verlaten en ik ben vastbesloten om erachter te komen wie die jongen was. Het voorval van afgelopen nacht maakt me onrustig. Waarschijnlijk is er gewoon een goede, geruststellende verklaring voor de gebeurtenis en als ik die eenmaal heb kan ik weer zorgeloos door met mijn leven, voor zover mijn leven zorgeloos kan zijn...
'Wanneer is je feestje?' vraagt Klaartje nieuwsgierig, wat ervoor zorgt dat mijn gedachten naar de achtergrond gedrukt worden. Maar ook op de achtergrond blijft het aan me knagen, als een klein wondje dat net te veel prikt om het te kunnen negeren.
'Er komt geen feestje.'
'Waarom niet?' Klaartje plukt een van haar blonde haren van haar schooluniform af. 'Toch niet omdat er vorig jaar niemand kwam? Daar moet je je niks van aantrekken!'
Er vormt zich een brok in mijn keel. Mijn zestiende verjaardag zou ik graag uit mijn geheugen willen bannen. Ik had zo mijn best gedaan om een feestje te organiseren die mijn klasgenoten ook leuk zouden vinden: harde muziek, chips en cola en ik had zelfs een horrorfilm uit de bibliotheek geleend die ik zelf nooit van mijn leven zou durven te kijken. De nachtmerries had ik er voor over gehad. Maar niemand kwam behalve Klaartje. Ik weet dat Klaartje slechts uit medelijden naar mijn feestje kwam en dat liet me alleen maar slechter voelen. Hilbert had achteraf tegen me gezegd dat hij ook had willen komen, maar dat hij een belangrijke voetbalwedstrijd had op hetzelfde tijdstip. Hij was ook niet echt populair en ik heb met mijn eigen ogen gezien hoeveel moeite hij heeft gedaan om eindelijk de goedkeuring van zijn klasgenoten te krijgen. Dat hij dat niet op het spel wilde zetten voor het verjaardagsfeestje van het meest impopulaire meisje van de hele school, snap ik maar al te goed.
Zelf heb ik nooit zo mijn best gedaan om erbij te horen. Me voordoen als iemand anders heeft geen zin. Ik zou omringd geweest zijn met 'vrienden' die niet echt om mij gaven en hoeveel mensen er ook om me heen hadden gestaan, dan was ik alsnog alleen geweest. Alleen. Ik huiver. Wat is het toch een naar woord.
'Dus organiseer je alsnog iets?' Klaartje kijkt me hoopvol aan.
Ik schud mijn hoofd. 'Nee, sorry.'
Michelle stoot haar aan. 'Zeg Klaartje, wanneer is jouw feestje eigenlijk?'
'Dat vertel ik nog niet. De uitnodigingen zijn bijna klaar.' Klaartje kijkt met een geheimzinnige blik naar haar beste vriendin. Klaartje houdt wel van verrassingen, zowel anderen verrassen als verrast worden. Terwijl zij in gesprek raakt met Michelle denk ik aan morgen. Dat ik morgen in mijn eentje naar de stad mag zonder het risico om Chayenne of één van haar vriendinnen tegen te komen, is zeker het hoogtepunt van deze week.
Ik kijk op van mijn bord als er een clubje jongens de eetzaal binnen loopt. Het zijn de voetballers. De extra privileges die zij hebben, zijn jaloersmakend. In tegenstelling tot de rest van ons mogen zij elke keer naar de stad als ze training hebben. Van dat recht maken ze gretig gebruik, want je maakt mij niet wijs dat een training vijf uur duurt. Vroeger had ik vreselijk mijn best gedaan om op een niveau te komen dat hoog genoeg was, zodat ik die privileges ook kreeg. Jammer genoeg ben ik nou eenmaal niet goed in sport en ging die hoop in rook op, net zoals al mijn hoop altijd de grond in wordt geboord.
Het wordt even stil in de eetzaal en iedereen volgt nauwkeurig elke beweging die de jongens maken. Ze zijn eigenlijk altijd aan de late kant en ik heb geen idee hoe zij het presteren om in een kwartier te douchen, aan te kleden, te eten en tanden te poetsen. Hilbert lacht wat onhandig naar me als hij de tafel met de broodjes nadert. Ik glimlach terug en focus me daarna weer op mijn ontbijt en op mijn plan voor morgen. Moet ik die jongen in het bos gaan zoeken? Of moet ik naar de bloemist gaan in de hoop dat dat oude vrouwtje er weer zit? Zij heeft namelijk altijd de nieuwste roddels over de buurt. Ik zou haar kunnen vragen of er onlangs nieuwe mensen in Heuveldorp zijn komen wonen, maar dan loop ik het risico dat ze vandaag niet uitrust op het bankje op het moment dat ik daar aankom. Dat gebeurt ook met enige regelmaat en dat is op de vrijdagavond. Ik heb eigenlijk geen idee of ze de vaste routine, die bestaat uit een korte wandeling door het bos, wat etalages bekijken in de stad en vervolgens op adem komen op het bankje voor de bloemist om vervolgens weer naar huis te keren, ook op de dinsdagavond uitvoert. Dat risico wil ik niet nemen. Morgen zal ik een boswandeling maken, in de hoop de mysterieuze jongen tegen het lijf te lopen. Ik ben me ervan bewust dat mijn plan niet veel kans op slagen heeft, maar het is het proberen waard.
Mevrouw Milligan loopt de eetzaal binnen. 'Het ontbijt uur is voorbij! Alles opruimen en netjes achterlaten.'
De zaal vult zich met het geluid van houten stoelen die over de stenen vloer schrapen. Haastig pak ik mijn bord en glas op en zet die bij de andere vuile borden, bekers en bestek. In de grote menigte loop ik richting de uitgang van de eetzaal terwijl mijn ogen alle kanten opschieten. Hoe graag ik het ook zou willen, pogingen om mezelf veilig met de grote groep leerlingen naar buiten te krijgen mislukten vrijwel altijd. Chayenne of een van haar vriendinnen wisten me altijd wel weer te vinden om nog snel een opmerking naar mijn hoofd te slingeren of om me een duw te geven waardoor ik tegen de mensen voor me op botste die vervolgens een boze blik naar achteren wierpen en schreeuwden dat ik uit mijn doppen moest kijken.
Ik vlieg haast een meter de lucht in als ik een hand op mijn schouder voel. Meteen weet ik dat ik ook deze keer niet aan Chayenne zou ontkomen. 'Niet zo schrikken, kleintje.' Ze glimlacht vals naar me. 'Ik ben het maar. Je was toch niet bang dat het monster je te pakken had gekregen of wel?' Hilde en Gabriëlla staan achter haar en lachen. Beiden hebben ze hun tanden gebleekt. Chayenne en haar vriendinnen lopen langs me op en Gabriëlla kan het duidelijk niet laten om nog even vol tegen me aan te botsen voordat ze de eetruimte verlaten.
Rondom me hoor ik gelach. Met knikkende knieën loop ik de eetzaal uit en versnel mijn pas. Kippenvel verspreidt zich net zo snel over mijn armen als het akelige gevoel in mijn buik dat me zegt dat ik bekeken word. En dat gevoel komt niet door de vele leerlingen die naar me staren...
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro