Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 1: Het Land

‒ ‒ ♛‒

'Ik moet jullie helaas mededelen dat jullie vader, de koning van Raina, is gestorven.'
De raadsman van de gestorven koning stond in het midden van de zaal. Hij was uitgekozen om het slechte nieuws te brengen. Vlak achter hem in de grote hal stonden twee bedienden die bedroefd naar de grond staarden.
 Voor de raadsman stonden drie jonge mannen. Één van hen, de langste van de drie, hief zijn hoofd op, in een poging zijn verdriet te verstoppen.  Hij staarde met waterige ogen naar het plafond van de zaal. Dikke bruine balken ondersteunden het dak. De jonge man leek zijn tranen in te slikken en keek naar de brenger van het slechte nieuws. Zijn harde, blauwe ogen boorden zich in die van de raadsman.
'Dat doet ons alle drie veel verdriet, Kerwyn.' zei hij zacht. Hij wendde zich tot de andere twee, die beiden niks zeiden. Ze leken na te denken. Wat nu?
 'Nu vader dood is, gaat de rol van koning over op mij. Ik weet dat hij ons alle drie wat heeft beloofd, vlak voor hij stierf. Mij beloofde hij de kroon van Raina , die ik met veel trots en waardering zal dragen.' zei hij kalm en zakelijk alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Alsof hij de taken verdeelden voor de organisatie van een evenement. Hij moest wel, anders zou het uit de hand lopen. Hij hoopten dat zijn broers er geen probleem van zouden maken. Ze moesten door.
De enige jongen met blond haar hief zijn hoofd snel op. Hij had prachtige lange blonde krullen en blauwe ogen. Hij keek zijn broers boos aan. Hij was niet de jongste, maar was wel de kleinste en de felste en hij heette Robert.
Raina was het land van hun vader. Er woonden veel rijke edellieden en de koning was er erg machtig. William, die het land had gekregen, zou in een prachtig kasteel gaan wonen en enorm machtig worden. Hij was de nieuwe koning.
 'Ik krijg alleen maar een paar velden van moeder in Druma. Vader heeft mij laten stikken, terwijl hij jullie heeft beloond met land en geld.' siste hij minachtend. Hij leek geen verdriet te hebben over het verlies van zijn vader. Hij maakte zich meer zorgen over zíjn toekomst en dan vooral zijn macht.
William, de oudste, keek hem streng, maar nog steeds kalm aan. 'Daar heeft hij een goede reden voor gehad Robert.' zei hij misprijzend. Robert hield zijn mond, met een nog fellere blik in zijn ogen keek hij nu naar zijn broer. William verwees naar de opstand, die Robert een aantal weken geleid had. Boeren gingen de straat op met fakkels en schreeuwden voor gerechtigheid. Ze wilden af van de koning van Raina. Robert beloofden ze dat hij een eerlijke koning zou worden. Hij zou ze gelijk behandelen, maar niks was minder waar.

 De jongste broer, die tot nu toe zijn mond nog niet had opengedaan, richtte zich nu tot William. 'Nu er waarschijnlijk een oorlog uitbreekt, kan ik met een gerust hart zeggen dat ik binnenkort uit dit land verdwijn.' zei hij zacht. Zijn stem sloeg over. Hij zat duidelijk wel met de dood van zijn vader, de man die het gezin nog bij elkaar hield.
 Zowel William als de raadsman Kerwyn keek hem fronsend aan. 'Wat bedoel je? Waar ga je dan heen?' vroeg William bezorgd. Henry, de jongste broer, was veel te jong vond hij, om alleen in een kasteel te gaan wonen. Amper volwassen was hij. Hij kon nog niet eens een snor laten staan, laat staan zichzelf verdedigen. De wereld was lelijk en er lag altijd gevaar op de loer.
Robert snoof luidruchtig en iedereen keek hem aan. 'Naar een mooi stuk land van hem zeker! Hij heeft genoeg geld van vader gekregen om er een mooi kasteel te kunnen bouwen.' sneerde hij.  William keek Robert kil aan en snoerde hem alweer de mond. Toen wendde hij zich tot zijn jongste broer. 'Is het waar, Henry?' Henry knikte bevestigend.
 Zijn vader had hem een forse som geld achter gelaten , Robert kreeg de velden van zijn moeder en het koninkrijk ging naar William.
'Ik heb een stukje grond gekocht in Dorsan.'
Dorsan zelf was niet van hem, maar hij kon hier niet blijven. De herinnering aan zijn vader deed te veel pijn en bovendien wilde hij graag uit de conflicten van zijn broers blijven. Het was altijd bonje tussen de twee. Het lichaam van zijn vader was amper koud en de twee waren nu al weer bezig over macht.
 'Dus ook al woon ik op andermans land, ik heb hier niks mee te maken! Ik hoef nog niet dood.' William keek hem begrijpend aan. 'Ik hoef ook geen oorlog hoor.' Hij keek Robert waarschuwend aan. 'Ik vind het prima zo.' William was bijna tien jaar ouder dan Henry en daardoor voelde hij zich verantwoordelijk.
 Robert keek zijn broers hoofdschuddend aan. 'Dan zal ik ook vertrekken. Ik ga naar Druma.' zei hij. William haalde zijn wenkbrauw op. 'Heeft dat een bepaalde reden?' vroeg hij. Robert haalde zijn schouders op. 'Ik wil gewoon mijn stuk land bekijken. Dat mag toch?' vroeg hij uitdagend. William knikte langzaam. 'Goed, dan scheiden hier onze wegen. Vaarwel.' Hij knikte naar ze en liep de zaal uit,  de bediendes op zijn hielen.

Helemaal alleen bleef Henry achter in de grote zaal. Het was al donker buiten en het enige dat de kamer nog verlichtte waren een aantal kandelaars en de stralen van de maan. Hij staarde naar het schilderij van zijn vader dat boven de grote openhaard hing. De man keek streng op het schilderij. Hij droeg zijn mooiste pak en zijn wilde baard zat goed in model. Het licht van de maan scheen op zijn ogen en even leek alsof hij knipperde. Alsof hij weer leefde.
Henry knielde neer op de koude houten vloer en ging zitten. Hij voelde zich zo alleen en klein in de grote hal, zonder gezelschap. Het weerspiegelde zijn gevoelens. Hij leek de enige die rouwde om de dood van hun vader. Hij had zich nog nooit zo alleen gevoeld. 

Al snel vertrok Robert naar Druma waar hij ging wonen in het oude kasteel van zijn moeder, die al overleden was voordat Henry goed praten kon. Robert nam zijn beste vriend Odo de bisschop mee en gaf hem één van de beste kamers.
William bleef in het grote kasteel van hun vader wonen en nam meteen de leiding over Raina. Hij verzorgde de begrafenis van zijn vader, hielp Henry met spullen pakken en liet extra wachters bij de grenzen staan omdat hij bang was dat Robert hem zou aanvallen.
Henry was nog gebleven voor het afscheid van zijn vader en had toen besloten om op de landerijen van ene koning Jim te wonen, die het land Dorsan bezat.
 Koning Jim woonde midden in de grootste stad, dus had Henry besloten om bij een klein dorp te gaan wonen om hem zo min mogelijk last te bezorgen.  Het dorp lag ook half op de landerijen van Robert, maar Henry hoopte dat Robert hem met rust zou laten.
Aan de rand van het dorp stond een prachtig, verlaten kasteel. Henry had een deel van zijn geld uitgegeven aan het opknappen ervan. Het kasteel stond op een groene heuvel die boven het dorp uit stak. Als je boven stond had je een prachtig uitzicht op het dorp en de omgeving. Kleine houten huisjes en wat boerderijen lagen in het heuvelachtige landschap. Een groot meer lag aan de voet van de berg. 's Ochtends vroeg kon Henry de vrouwen hun kleding zien wassen in het koele water. Soms namen ze hun kinderen mee, die speelden dan aan de rand van het meer. Soms net te dicht bij de rand. Dan riep één van de moeders iets en liepen de kinderen snel weg bij het water. 
Het maakte Henry dolgelukkig.  Het was er zo vredig. Uren lang keek hij elke dag naar buiten. Naar het leven van de mensen, naar de natuur en de dieren. Hij was weg van al zijn familiedrama, weg van zijn broers en het kasteel dat hem deed denken aan de dood. Hij had nu een kasteel dat hem deed denken aan leven.

Jimmy, Henry's jeugdvriend die hij meegenomen had, en Henry zaten te schaken in de kasteeltuin toen er een dienstmeisje het potje onderbrak. 'Prins Henry, uw broer is er.' Het meisje maakte een korte buiging en wachtte op antwoord van Henry. Henry stond op en maakte ook een buiging. Het meisje keek hem niet begrijpend aan. Het was absoluut niet de bedoeling dat een prins een buiging maakte voor een dienstmeisje. Henry lachte.
'Het was maar een grap. Haal mijn broer maar.' Het dienstmeisje wist niet hoe snel ze weg moest gaan en rende het kasteel weer in. 'Dat was ongemakkelijk. Waarom deed je dat?' vroeg Jimmy met een lach op zijn gezicht. 'Geen idee, had ik zin in.' zei Henry. Ze draaiden allebei tegelijk om toen ze de deur hoorden. Het was een oud kasteel en alles piepte en kraakte.
'Daar zal je William hebben.' zei Henry. 'Waarom zou hij hier zijn?' Verwachtingsvol keek Henry naar de deur. 
Niet William, maar Robert liep de tuin in.  Door de wind waaiden zijn blonde krullen in zijn gezicht. 'Hallo Henry, en de sullige vriend van Henry, die nodig naar de kapper moet.' Henry zuchtte en Jimmy keek naar zijn pluizige bruine haar dat alle kanten op stond. 'Waarom ben je hier?' vroeg Henry verbitterd. Hij haatte zijn broer niet en had het beste met hem voor, maar hij wist dat Robert hier was om óf zijn kasteel over te nemen óf om hem geld te vragen. Robert pakte een stoel en ging bij hun aan het tafeltje zitten. Hij knalde de stoel de modder in, waardoor de sierlijke witte pootjes bruin kleurden. Vervolgens ging hij onderuitgezakt, met zijn armen over elkaar op de stoel zitten.
 'Ik ben hier omdat ik een leger nodig heb en daarvoor-' hij stopte toen zijn oog op het schaakbord viel. 'Henry! Je bent aan het verliezen.' Jimmy lachte tevreden. Henry negeerde de opmerking. 'Je krijgt geen geld.' Robert zuchtte. 'Oh kom op Henry! Ik moet toch veilig zijn in mijn kasteel.' Henry voelde woede opborrelen. Hij was niet voor niets weggegaan. Hij wilde niks te maken hebben met de ruzie tussen zijn broers. Al jaren lang hadden de twee ruzie. Zijn vader was degene die voor vrede tussen de twee zorgde en nu hij er niet meer was, was het een kwestie van tijd.
 'Nee!' zei Henry nu boos. Hij wilde niet dat één van zijn broers de ander zou vermoorden. Robert gaf niet op en ging door met zeuren. 'Je krijgt niks!' Robert lachte sluw. 'Oké Henry, maar weet dat je op andermans land zit en ik veel meer macht heb dan jij! Als ik wil kan ik Jimmy gewoon meenemen als legeraanvoerder. En aangezien ik geen leger heb, zal hij snel sterven.' eindigde Robert met een gemene glimlach.
Jimmy keek geschrokken van Robert naar Henry. Dit was absoluut niet wat hij wilde. Hij wilde niet sterven voor Robert. 'Wacht hier.' gromde Henry.
 Hij liep naar binnen en pakte een buidel waar altijd geld in werd gestopt. Hij draaide zich om en keek door het raam of Robert hem kon zien, maar Robert was veel te druk in gesprek met Jimmy, die erg ongemakkelijk keek. Hij pakte een handvol stenen en stopte ze in de buidel. Robert zal het pas door hebben als hij onderweg is naar William. Henry wilde best zijn veiligheid op prijs stellen om zijn vriend in leven te houden. Als Robert erachter zou komen dat Henry hem kiezelstenen had gegeven zou Henry wel een tijdje bij William gaan logeren of zijn vrienden om hulp vragen, maar dat was van latere zorg. 

'- en dan stuur ik jou voorop het slagveld op, want dat is een dappere positie.' hoorde Henry Robert nog net zeggen. Jimmy keek Robert angstig aan. Henry zuchtte. Hij wist dat Robert blufte toen hij zei dat hij machtiger was dan Henry, Henry had geen leger nodig om zijn land te beschermen. Maar toch had Robert een scherpe tong waar Henry soms bang voor was. Stel dat Robert Jimmy echt zomaar kon meenemen? Robert kon zich makkelijk vrij praten als Henry hem daarvoor zou beschuldigen. Henry liet de buidel met "geld" zien en Robert glimlachte.
'Ik wist dat je me zou helpen.' Hij pakte de buidel en bond hem vast aan zijn riem. Toen omhelsde hij Henry. 'Dankjewel, kleine broer.' Henry twijfelde heel even toen Robert dat zei. Het klonk zo oprecht en liefdevol. Straks zou hij erachter komen dat Henry had gelogen en dan zou Robert hem voor altijd haten. Robert glimlachte en liep toen de tuin uit.
 'Tot snel, Henry. En Jimmy, de volgende keer als ik je zie moet je echt wat aan je haar hebben gedaan!' Robert bulderde van het lachen en Jimmy glimlachte ongemakkelijk terug.

Henry had gelijk gehad, maar Robert had er langer over gedaan om erachter te komen. Een paar weken later kwam Robert weer op bezoek. Hij was er achter gekomen dat Henry hem voor de gek hield en schold en vloekte er op los. Henry hoorde hem kalm aan. Ze stonden in Henry's werkkamer en Robert liep heen en weer door de kamer.
 'Ik dacht dat je te vertrouwen was!' brieste Robert. Henry haalde zijn schouders op. 'Ik dacht dat jij aardig was.' wierp hij tegen. Robert rolde met zijn ogen. Soms was Henry echt nog kinderachtig. 'Als je maar weet dat ik je terug pak!' siste hij. Nu werd Henry kwaad. 'Míj terugpakken? Je komt binnen in míjn kasteel, eist geld, dreigt om Jimmy mee te nemen en gaat er vervolgens weer vandoor! Dus nu moet ik me schuldig gaan voelen en bang zijn dat je me ooit terug gaat pakken? Ik dacht het niet.' riep hij boos.
 Robert kromp ineen, maar wendde zijn hoofd niet van Henry af. 'Nou goed. Het maakt toch niet meer uit dat je me geen geld hebt gegeven.' zei hij zacht, maar fel. Henry trok zijn wenkbrauwen op. 'Oh ja? Hoezo dan?' vroeg hij behoedzaam. Robert staarde naar een plek achter Henry. 'Ik vond een klein geldkistje in mijn werkkamer op het kasteel van Druma. Ik denk dat moeder het daar voor me heeft achtergelaten. Alsof ze wist dat ik met geldproblemen te maken zou krijgen.' mompelde Robert. Henry keek hem bedachtzaam aan en keek toen achter zich, naar de plek waar Robert naar staarde. Henry besefte dat Robert naar een groot schilderij van hun moeder keek. Het hing in een mooie, gouden lijst aan de muur. Het vriendelijke gezicht van hun moeder keek hun vriendelijk lachend toe en in haar ogen blonken kleine lichtjes.
Robert zuchtte en wendde zijn blik van het schilderij af. Langzaam liet hij zichzelf in een stoel zakken. 'Ik ben in oorlog met William, Henry. Ik weet dat jij je hierin niet wilt betrekken, maar weet dat je het op geen enkele manier tegen kunt gaan. William en ik..' hij aarzelde. 'Hij hield nooit zoveel van mij als hij van jou houdt. Ik weet dat jij daar anders over denkt, maar voor mij is William geen vriend of een geliefde broer. Voor mij is hij mijn vijand. En daar zal hij noch jij iets aan kunnen veranderen.' eindigde Robert.
 Henry zweeg. Hij wist dat Robert gelijk had. William en Robert konden niet goed met elkaar opschieten. Maar om elkaar nou gelijk een vijand te noemen? Dat ging volgens Henry te ver. 'Robert.' begon Henry. 'Ik zal me niet in jullie ruzie bemoeien.' zei hij. Robert stribbelde tegen. 'Het is niet zomaar een ruzie Henry, het is oorlog! Begrijp je dat?' snauwde hij. Henry hield zijn hand op. 'Ik weet het. Maar laat me uitpraten. Ik zal me niet met jullie ruzie -' Robert snoof ongeduldig '- bemoeien, maar dan wil ik dat je belooft dat je hem niet zult doden. Spaar hem als je hem gevangen kunt krijgen. Laat hem vrij als dat überhaupt lukt. Geef hem niet de schuld van wat vader je heeft aangedaan.' zei Henry. Robert wuifde zijn woorden weg. 'Dat zie ik dan wel weer. Ik moet gaan Henry. Ik moet een leger leiden, dus als je het niet erg vindt...' Hij stond op. 'Ik zie je wel weer een keer.' zei hij. Hij liep naar de deur, waar een bediende de deur voor hem open hield. Robert draaide zich nog een keer om en zwaaide. Toen liep hij met haastige passen de werkkamer uit.
 Henry bleef verbluft zitten. Hij liep naar het raam en zag zijn broer op een paard stappen en wegrijden. Bezorgd keek hij hoe het paard uit zijn zicht verdween. Hij hoopte maar dat zijn broers elkaar niet zouden afmaken.

'Heer, een brief van uw broer.' Henry keek op van zijn ontbijt. Zijn bediende hield hem een dienblad voor met een verzegelde brief en een briefopener erop. Henry nam het dienblad fronsend aan en gebaarde dat de bediende mocht gaan. Hij nam een slok van zijn wijn en pakte de briefopener. Langzaam sneed hij de brief open en bekeek de afzender. De brief was van William. Of eigenlijk koning William. 'Wat nu weer.' vroeg Henry zichzelf af. Hij nam nog een slok van zijn wijn en begon de brief te lezen.

Beste broer,

Met trots kan ik mededelen dat ik de zaken in Raina zeer goed heb geregeld. Het volk houdt zich koest en zijn het met vrijwel al mijn besluiten eens. Het enige wat minder goed gaat is dat het leger van Robert (wat weliswaar een kleiner leger is dan de mijne, maar toch), zich steeds meer op mijn land nestelt. Robert heeft al twee van mijn dorpen vernield en hij en zijn mannen houden zich daar schuil. Ik weet niet wat ze precies van plan zijn, maar waarschijnlijk heeft het te maken met het veroveren van mijn kasteel. Ik weet dat het ze niet zal lukken om mijn kasteel in handen te krijgen, maar toch moet ik waakzaam zijn. Robert heeft een sterke wil en draagt zijn mannen van alles op.
Ik schrijf aan jou, mijn jongste broertje, omdat ik niet goed snap waarom Robert me zo graag van de troon wil stoten. Naar mijn weten waren en zijn we nooit vijanden geweest. Maar nu blijkt dat hij me voor zijn vijand aanziet. Ik wil graag van je weten of je misschien meer weet. Laat het me alsjeblieft zo snel mogelijk weten, want Robert komt steeds dichterbij. Misschien kan ik hem nog stoppen en met hem gaan praten. Maar alleen als ik weet wat er in hem omgaat.

Het gaat je goed.

Groet,
Je broer, William

Henry balde zijn vuist. Waarom werd hij er tóch in betrokken? William vroeg hem of hij misschien meer wist over het vijandige gedrag van Robert. Maar dat was toch zo klaar als een klontje? Robert zag in William het gedrag van zijn vader terug, met wie hij het nooit goed had kunnen vinden. Hun vader had William en Henry altijd met vriendelijkheid aangesproken en als hij bij hun was. Maar Robert had hij vaak geen woord gegund. Dat kwam vooral doordat Robert een opstand had veroorzaakt tegen zijn vader, omdat hij het niet eens was met zijn wijze van regeren. Maar het kwam ook doordat Robert nooit zo hard had gewerkt voor dingen zoals zijn broers deden. En dat kon hun vader niet door de vingers zien.
Henry raakte overstuur. Hij wilde niet dat dit gebeurde. Hij had net zijn vader verloren, hij kon nu geen broer verliezen. 'Laat me met rust.' fluisterde hij.


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro