Hoofdstuk 2
De volgende morgen dat ik wakker werd voelde ik me al een stuk beter. Ik ging op het randje van me bed zitten en rekte me uit.
Het vertrek waar ik de afgelopen dagen had verbleven was nogal armoedig ingericht. Er hing geen decoratie aan de muur en het meubilair was versleten. Tenslotte was de woning zeer klein.
Op dat moment werd de voordeur, in een halletje naast dit vertrek, geopend en Rita kwam naar binnen. Ze droeg een mandje met broden.
"Ah goeiemorgen," zei ze. "Ik heb net wat brood gehaald bij de bakker. Je moet goed eten om te genezen. Hoe voel je je nu?"
"Een heel stuk beter," antwoordde ik. "Bedankt voor al je hulp."
"Geen probleem. Ik heb het zelf niet heel breed. Maar zo'n vriendelijke jongeman kun je toch niet hulpeloos achterlaten?" Ze dekte ondertussen de tafel.
"Al weten wij beiden natuurlijk niet jouw verleden." Ze keek me verdacht aan.
Ineens voelde ik me een stuk minder op me gemak nadat ze dat zei. Maar haar plotselinge lach maakte dat meteen weer goed.
"Grapje natuurlijk. Mijn zonen houden vandaag vrij en komen zo even langs. Zij kunnen je wel een rondleiding door het dorp geven, en misschien wat meer uitleg geven."
Ze gebaarde me te komen eten.
"Ach wat is het ook vervelend om je geheugen te verliezen," zei ze terwijl ik aan tafel schoof. "Je moet helemaal opnieuw beginnen."
"Sommige mensen zouden dat best wel een leuk idee vinden lijkt me." Ik lachte en Rita lachtte mee. Maar toen keek ze bedenkelijk.
"Niet te vroeg juichen. Ik wil je niet een vervelend gevoel geven, maar stel nou dat je een mooi, goed leven leidde. Je ziet er nog jong uit maar stel nou dat je al een gezin had."
Het viel stil nadat ze dat zei. Ze had natuurlijk ook helemaal gelijk. Maar wat moest ik? Ik moest wel opnieuw beginnen.
De deur ging weer open en er kwamen twee brede jongemannen binnen gelopen. En na één moment kijken was het al snel duidelijk dat het tweelingen waren. Beide droegen een versleten hemd en beide droegen hun lange blonde haren in een staart. Ze keken me glimlachend aan en ik knikte vriendelijk gedag.
"Daar zul je hem hebben!" zei één van van de twee.
"Gaat het al beter?" vroeg de andere. Ze liepen op me af en gaven me een stevige hand.
"Ik ben Kelvo," zei de ene.
"En ik ben Kulvo," zei de andere. Ze schoven bij ons aan tafel aan.
"Ja echt heel erg bedankt, zonder jullie was ik waarschijnlijk dood geweest," beantwoordde ik de vraag.
"Opa! Opa!" onderbrak Ulvar het verhaal ineens. "Je moet dit stukje overslaan. We willen actie!" Hij keek zijn vriend Palto aan en vroeg: "toch?"
Palto haalde zijn schouders op. Hem maakte het niks uit. Hij zat eigenlijk wel lekker in het verhaal.
Oswin slaakte een zucht. "Ulvar, jij hebt dit verhaal een keer gehoord, maar jouw vriend niet. Als je dit goed wil volgen moet ik alles vertellen," zei hij. "Maar ik zal proberen zoveel mogelijk onbelangrijke stukjes over te slaan." En met dat gezegt te hebben ging hij weer verder.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro