Hoofdstuk 36 - Hij gaat ervandoor
Vol overtuiging maakte ik me los van Dylion en begon richting de verhoging met de tronen te stampen.
'Marylae?' Dylion kwam achter me aangestrompeld. Hij kon nog steeds niet lopen door de wond in zijn scheenbeen, maar ik zag ook nog een bloedvlek op zijn trainingspak, ter hoogte van zijn lever. De speer die hij had afgepakt van de Sterrenwacht buiten zat ook onder de bloedspetters. 'Wat ga je doen?'
'Ik ga dit stoppen,' grauwde ik over mijn schouder. 'En wel nu.'
Dylion probeerde me bij te benen, maar gleed vervolgens ook nog eens bijna uit over een plas bloed die op de grond aan het oog onttrokken werd door de schaduwen.
Al die tijd had ik Duncans grijnzende gezicht niet losgelaten, en ik hield het oogcontact nog steeds stevig vast terwijl ik over een lijk heen stapte dat verstopt lag onder de duisternis. Dylion daarentegen had hem niet van tevoren gezien en struikelde er wel over.
Hijgend en puffend hees hij zichzelf omhoog en strompelde weer achter me aan.
Met elke stap dreunden de woorden door mijn hoofd: dit is niet de jongen wie je lief had. Dit is niet degene van wie je hield, wie je gekust heeft, met wie je zou trouwen...
Maar het ergste was, dat dat niet waar was. Duncan was wel degelijk die persoon geweest; elke handeling was met opzet gekozen, elke kus was geforceerd geweest en elke omhelzing een kwelling. En dat maakte me woedend.
Toen Duncan zag dat ik steeds dichterbij kwam, met een gezicht dat op onweer stond, vastberaden en woedend, vertrok zijn gezicht langzaam. De grijns droop van zijn gezicht af totdat hij stoïcijns alle bewegingen die ik maakte vastlegde.
Vanaf de zijkant van de zaal hoorde ik Reginald mijn naam roepen. 'Marylae? Wat doe je?'
Maar ik negeerde hem en stapte boos door.
Toen ik nog maar twintig meter van de verhoging verwijderd was, besefte Duncan dat ik hier was voor hem. Om hier een einde aan te maken.
En dus zette hij plan B in; hij begon te rennen.
'Hij gaat vast naar het portaal, zodat hij kan vluchten,' hoorde ik Dylion achter me zeggen.
Ik wilde rennen, hem tegenhouden... Maar dat was helemaal niet nodig.
Want voordat Duncan bij een van de deuren die zich aan de zijkanten van de verhoging bevonden aankwam, wierp Reginald zich ervoor.
Hij besprong zijn beste vriend en wierp hem daarmee omver.
De twee jongens rolden over de grond. Reginald klauterde gauw weer omhoog en trok een sprintje naar de deur, waar hij zichzelf voor het hout installeerde en met zijn nog overgebleven hand bibberend zijn zwaard richting Duncan uitstak.
Duncan deed niet eens de moeite om te vragen waarom Reginald hem tegen hield. Hij draaide zich linea recta om en begon te rennen, richting de andere deur. Maar voordat hij daar aankwam, sprong Umùndrael ervoor. Met een lang, dun zwaard in zijn hand, versperde hij de weg voor Duncan.
Die grauwde richting hem, draaide zich om en liep naar het midden van de verhoging, waar hij naar mij keek.
Ondanks dat het totaal ongepast was, had ik een enorme lach op mijn gezicht. Zelfs Reginald - zijn beste vriend! - had naar me geluisterd en hem tegengehouden, hem verraden. Hoe pijnlijk moest dat wel niet voor hem zijn... En hoe ironisch? Ik grinnikte.
Duncan liep weer terug naar de troon waar zijn familie en de andere regenten zaten.
Die keken hem verbaasd aan, zich afvragend waarom hij hen plots in de steek had willen laten, zich afvragend waarom hij naar een deur was gerend die toch op slot was geweest, zich allemaal niet realiserend dat Duncan degene was geweest die hen opgesloten had, en daarom dus ook de sleutel bij zich droeg.
Duncan klapte plots in zijn handen; een hol, hard geluid in de zaal waar inmiddels de strijdkreten vrijwel in uitgedoofd waren, door het gebrek aan mankracht.
'Ondanks dat je hen níks over mij verteld hebt,' begon hij met een spottende lach om zijn lippen, 'heb je hen toch zo ver gekregen om zich tegen mij te keren. Zich bij jou te voegen. Zelfs mijn beste vriend.' Duncan klakte met zijn tong toen hij zich tot Reginald wendde, die in elkaar dook. 'Ik dacht dat Sterrenwachten een plícht hadden, Reggie. De koninklijke familie beschermen. Niet tegenwerken en ervoor zorgen dat ze niet kunnen vluchten. Maar goed, jij bent dan ook niet echt een Sterrenwacht te noemen, niet waar? Je roept nu al twee jaar dat je zo goed als klaar bent voor je titel, en toch weigert mijn moeder hem je al te schenken. Waarom zou dat komen denk je?'
Reginald was wit weggetrokken en hield zijn gewonde arm stevig tegen zich aan. 'Ik ben te jong,' perste Reginald tussen zijn opeengeklemde kaken door.
'Dat ís inderdaad wat ze telkens zegt, niet waar?' lachte Duncan, terwijl hij een hand door zijn lichte krullen haalde. 'Wil je de waarheid weten? Je bakt er gewoon niks van. Kijk nou toch eens naar jezelf. Je hebt geen hand meer, zit onder het vuil, je hebt gehúild! Alle sterren nog aan toe, Reggie. Ik dacht dat jij een mán was?' Duncan lachte luid en Reginald kromp als een geslagen puppy in elkaar.
'Stap opzij, mijn jongen,' fluisterde Duncan. Hij stond nog zo'n vijf meter bij Reginald vandaan, maar het was dichtbij genoeg om het te verstaan. 'Dan zal ik je promoveren. Je tot Sterrenwacht slaan, omdat het je op eigen kracht toch nooit zo lukken. Ik kán dat, wist je dat? Want ik ben een prins. Luister naar je prins, Reggie, en je wordt beloond. Opperbevelhebber van de Sterrenwachten? Hoe klinkt dat? En het enige wat je ervoor hoeft te doen, is me er langs te laten. Kom op Reggie, ga opzij. Doe het, voor je béste vriend.'
'Hou er mee op!' schreeuwde ik, waardoor ik iedereen uit zijn trance haalde. Reginald schrok ook, en rechtte zijn rug en ging weer in zijn volle breedte voor de deur staan.
Duncan glimlachte kil naar hem. 'Zoals je wilt.' Toen draaide hij zich naar mij om. 'En wat wil jij nu gaan doen, lieve schat?' prevelde hij spottend.
Ik deed een stap naar voren, met de dolk stevig in mijn hand geklemd. 'Roep deze monsters terug, of sterf.'
'Sterf?' krijste Duncan. 'Stérf? Wauw, Marylae, ik moet toegeven, je hebt een gevoel voor humor. Want zoals ik het zie, ben jíj omringd door tien Zwarte Ruiters. En jouw team bestaat uit, eens kijken, hoeveel zijn het er nog? Dertig Sterrenwachten?'
Ik grauwde en stampte naar voren.
Duncan schoot razendsnel richting de troon en greep Cameron bij zijn kraag vast. 'Uh uh uh!' strafte hij me glimlachend als een stoute hond af. 'Één stap dichterbij en de troonopvolger is dood.'
'Je bent toch al van plan om hem te vermoorden,' snauwde ik terwijl ik aanstalten maakte om toch naar voren te stormen, maar ik werd gestopt door een zielige 'Marylae?' uit Camerons mond.
Duncan drukte de kling van zijn dolk tegen Camerons nek, zo hard dat er al wat bloed langs zijn hals liep door de oppervlakkige wond. 'Dan weet je dus ook dat ik geen grapje maak. Laat me gaan.' Laat me vluchten, zeiden zijn groene ogen tegen de mijne. De groene ogen die ik zo lang had bemind, waar ik verliefd op was geworden...
Verslagen liet ik mijn dolk langs mijn zij zakken. Hij had gelijk; hij zou serieus zo zijn broers keel doorsnijden. Als ik hem liet gaan, zou hij Cameron dan wel laten leven? Of in ieder geval voor nu? Het was haast overduidelijk dat Duncan sowieso terug zou komen om de klus te klaren. Maar dat zou ons dan tijd geven om ons voor te bereiden. Ik moest het erop gokken.
Ik liet mijn hoofd hangen en Duncan lachte. 'Je bent zo zwak, Marylae. Ik wil je dat nog even vertellen voordat ik ga, zodat je het onthoudt. Je. Bent. Een. Zwakkeling.'
Gierend sleepte Duncan Cameron mee naar de deur waar Reginald stond. 'Aan de kant, nietsnut!' snauwde hij naar Reginald, die vragend mijn kant opkeek.
Ik knikte.
Reginald ging opzij en Duncan lachte. Hij greep naar zijn zak en tuurde langs het stof om te zien waar zijn sleutel was.
Dit was mijn kans.
Ik draaide me om, griste de speer uit Dylions handen en wendde me tot Duncan.
Duncan had me geleerd hoe ik moest speerwerpen. Die vaardigheid had me al eerder enigszins gered; toen ik het gevecht aanging met Arvydas. En deze keer zou hij niet alleen mij redden, maar hopelijk heel het koninkrijk.
Ik trok mijn arm naar achteren, totdat het koele metaal tegen mijn wang aan lag. Ik mocht niet missen, want Duncan hield nog steeds Cameron zo dicht bij zich dat ik hem makkelijk per ongeluk kon raken, en dan zou ík degene zijn die verantwoordelijk was voor de dood van de kroonprins.
Ik schudde mijn hoofd. Nee. Dit ging mij lukken. Ik kon dit.
Langzaam blies ik mijn adem uit.
Duncan had de sleutel gevonden en stak die in het slot, en toen hij hem omdraaide, gooide ik.
Ik gooide met alle kracht die ik in me had, stopte mijn verdriet en woede erin, boos om zijn verraad, boos om zijn woorden.
Het wapen suisde door de lucht en kwam met een misselijkmakend geluid in de schouder van Duncan terecht. Die slaakte het uit en greep richting zijn schouder. Zijn handen stuitten op de speer en zijn woedende blik vloog naar mij.
Hij gromde en duwde Cameron aan de kant, trok de deur open en...
Reginald pakte de speer vast en gaf er een harde ruk aan. Het metaal wurmde zich door het vlees van Duncan heen, en gillend als een speenvarken strompelde hij naar achteren. Hij opende zijn mond om wat te zeggen, maar de woorden bleven in zijn keel steken toen het lemmet van Reginald zijn hart doorboorde.
Happend naar adem en proberend te beseffen wat er zonet gebeurd was, strompelde Duncan naar achteren, totdat zijn voet achter een van de tronen bleef haken en hij achterover viel.
Zijn gezicht was asgrauw en zijn ogen sperden zich wijd open tijdens zijn val. Zijn lichaam klapte op de marmeren stenen, waardoor de speer er aan de voorkant van zijn uit kwam.
En hij bleef stil liggen.
De Zwarte Ruiters begonnen te krijsen, en vol ongeloof draaide ik me naar hen toe. Ze versplinterden langzaam in kleine deeltjes; het begon bij de vingertoppen, werkte zich verder tot de schouders, en vervolgens de andere ledematen en de paarden. Hun lichamen leken op te lossen, gingen over in donkere, zwarte mist en schaduwen die zich met de duisternis op de grond vermengde.
Het gekrijs nam langzaam af, totdat de Ruiters en hun paarden niks meer waren dan de kolkende zwarte duisternis op de vloer, die zich richting het gat in de muur bewoog en daarin verdween.
Lijken en gewonde Sterrenwachten kwamen tevoorschijn. De duisternis in de zaal nam af totdat het marmer beladen werd met sterrenlicht dat door de ramen scheen.
'Duncan,' fluisterde Brelynn, waardoor ik op keek. De vrouwelijke elf haastte zich naar haar zoon, die roerloos op de grond lag.
Ik stoof naar voren, en hurkte naast haar op de grond. Duncans krullen zaten onder het vuil, zijn lippen waren gebarsten en bleek, en hingen ietwat open. De lippen die ik gekust had, het lichaam dat ik beroerd had...
Ik wendde gepikeerd en gekwetst mijn gezicht van hem af.
Brelynn legde haar vinger in zijn nek, en ze hapte naar adem.
'Hij is... Hij is dood.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro