Hoofdstuk 24 - Mijn Zela
Zela duwde me instinctief naar achteren.
Het paard van de Zwarte Ruiter brieste en de Ruiter trok zijn mismaakte mond in iets wat tussen een grijns en een grimas in lag.
Ik raakte in paniek. Ik had geen wapens, had niks om mij en Zela te verdedigen!
Ze hadden van tevoren aangegeven dat dat niet hoefde - aangezien Arvydas niet verwond mocht worden. Ik had mijn dolken in onze kamer gelaten, evenals Zela's pijlen en boog.
Ik zag haar hand naar haar laars glijden en ze trok er een minuscule dolk uit.
'Marylae,' siste ze. 'Verstop je.'
'Ben je gek?' snauwde ik haar toe. 'Ik ga niet wegrennen. Ik laat je niet alleen. Hoor je me?!'
Zela duwde me hardhandig achteruit. 'Je bent een groentje, Marylae. Ik heb drie jaar ervaring in het koninklijke trainingskamp. Laat mij dit doen.'
Hoe vreemd het ook was, de Zwarte Ruiter deed niks. Hij hield zijn paard in bedwang en leek ergens zelfs te genieten van ons gebekvecht en de angst die hij rook.
'Over vijf dagen ben je mijn prinses. De prinses van het Koninkrijk der Seizoenen. Op dit moment is jouw leven meer waard dan ik, en ik zal er alles aan doen om het te beschermen.'
'Doe niet zo achterlijk!' grauwde ik. 'Ik vecht met je mee, zij aan zij, als de Vechters die we zijn.'
Ze snoof, terwijl ze haar roofachtige blik geen moment van het duistere figuur af liet glijden. 'Waarmee, huh? Heb je een wapen? Nee. Dus ga nú weg. Alle sterren nog aan toe, verstóp je Marylae.'
Ze duwde nu zo hard tegen mijn schouder dat ik wankelend een paar passen achteruit deed en de Ruiter zag dat als een uitnodiging om de aanval in te zetten. Zijn paard stootte een mismaakt gekrijs uit toen het naar voren stoof. Zela sprong opzij en en ik dook achter Noran. Het dier schudde met zijn hoofd en had zijn neusgaten van angst wijd open gesperd.
Ik zag hoe Zela met het mes uithaalde. Ze schampte de flank van het paard lichtjes waardoor die zich nog bozer naar haar omdraaide. Zijn ruiter zwaaide gevaarlijk met zijn zwaard, maar Zela bleef laag bij de grond waardoor ze buiten zijn bereik bleef.
Ik moest iets doen. Maar wat? Ik had geen wapens.
Ik schuifelde langs Noran, die ondertussen zijn uiterste best deed om uit het tuigje te komen om te kunnen vluchten.
Ik stoof naar de kapotte kar toe en probeerde me af te sluiten van de strijdkreten die Zela slaakte en het gekrijs van het paard en de Ruiter zelf. Zijn ademteugen waren zo diep en zwaar dat ik ze hier - zo'n vijf meter verderop -nog kon horen.
Ik zag nu niet wat er gebeurde doordat de kar mijn uitzicht versperde, en vond dat erg vervelend. Maar ik moest wat doen. En misschien dat ik hier wat aan zou hebben.
Ik stond langzaam op en pakte een van de kapotte, scherpe planken vast. Hij zat nog deels vast aan het andere hout met spijkers en ik greep de randen wat beter vast voordat ik al mijn gewicht in de strijd gooide.
Een pijnlijke gil van Zela sneed door de lucht als mes door boter en mijn hart verkrampte. 'Zela?!' schreeuwde ik. 'Gaat alles goed?'
Vervolgens stootte ze weer een strijdkreet uit en hoorde ik het paard verontwaardigd briesen. Ze kon dus niet zo erg verwond zijn dat ze niet meer in staat was om te bewegen - wat goed was.
Ik rukte aan de plank en wrikte zodat de spijkers langzaam uit het hout getrokken werden. Toen het ineens losliet viel ik met een klap achterover op mijn billen in de dorre bladeren en modder. Ik grimaste maar klauterde vlug weer overeind. Ik bekeek de plank ik mijn hand; het uiteinde was scherp door het hout dat krakend losgeslagen was door de boom waar we tegenaan gereden waren, en de puntige uiteinden van de spijkers maakten dit hét ideale wapen. Of nou ja, dat was overdreven. Maar ik moest het er maar mee doen.
Ik staarde naar de kar. Het was best hoog. Zou ik vanaf daar met een sprong de Zwarte Ruiter halen? Het zou wel effectief zijn; zo kon ik al mijn kracht en energie in de klap steken. Maar dan moest ik wel goed mikken en precies het juiste moment uitzoeken.
Ik klom op de kar en keek goed of ik niet in splinters of spijkers ging staan. Toen ik me bij de rand die het dichtstbij het gevecht tussen de Zwarte Ruiter en Zela was bevond, durfde ik over de rand te gluren. Zela en hij draaiden rondjes om elkaar heen. Zela had een snee in haar onderarm waar het bloed zachtjes uit sijpelde en op haar blote huid zaten schrammen en krassen. Ik perste mijn lippen op elkaar. Het zag er niet levensbedreigend uit, maar haar wonden moesten snel verzorgd worden.
Zoals de Ruiter nu echter stond, kon ik misschien best een goede wond aanrichten; hij was zo gefocust op zijn ene flank - waar Zela ongerust heen en weer stapte - dat hij zijn andere flank zo goed als onverdedigd liet.
Maar nog voordat ik iets kon doen, besloot Zela het hef in eigen handen te nemen. Ze stoof naar voren, met haar mes tussen de ribben van het paard gepland. Maar voordat de punt van haar dolk ook maar een centimeter in het vlees van het paard gedrukt was, grauwde de Zwarte Ruiter en stak razendsnel zijn hand uit.
Zijn kromme, scherpe vingers kromden zich rond haar volle bos krullen en trokken haar zo aan haar haar omhoog.
Zela krijste van de pijn. Ze liet het mes vallen en graaide met haar handen richting de zijne, om zijn vingers los te peuteren en zo los te komen.
'Zela!' fluisterde ik, terwijl ik klaar ging staan voor de sprong. Hij lette nu totaal niet op mij; dit was hét moment!
Maar net toen ik wilde gaan, draaide de Ruiter zijn gezicht echter om en staarde met zijn gapende, zwarte ogen en openhangende mond naar mij. Ik slikte en sperde mijn ogen open.
'Ren, Marylae! Vlucht! Waarschuw de koning en...'
Haar zin kon ze niet afmaken.
Met zijn gezicht nog steeds naar mij toegedraaid, greep het zijn zwaard steviger vast en joeg het lemmet door Zela's buik.
Zela schreeuwde niet. Ze leek alleen heel erg geschrokken.
Haar ogen sperden zich wijd open en het getrappel van haar benen stopte. Haar handen lieten langzaam de klauwen van de Zwarte Ruiter los en zakten naar beneden, waar ze zich om het zwaard klemden. Haar groene ogen gingen van mij naar het stuk ijzer in haar maag, en pas toen ontsnapte er een snik uit haar mond. 'Marylae?' fluisterde ze terwijl alle kleur uit haar gezicht wegtrok.
Haar stem was als een klap in mijn gezicht. Mijn ledematen voelden zwaar, en langzaam liet ik mijn plank zakken.
De Zwarte Ruiter lachte: een hol, schel geluid. Met nog steeds zijn gezicht naar het mijne gekeerd, duwde hij Zela van zijn zwaard af, waardoor ze anderhalve meter naar beneden viel en met een klap op de grond terecht kwam. Ze krijste het uit en greep naar haar buik terwijl ze mijn naam huilend over haar lippen perste.
Dit was niet waar. Dit kon niet.
Mijn ogen schoten van Zela naar de Zwarte Ruiter en ik voelde een enorme woede omhoog borrelen. Ik had mijn wapen gereed en zette eerst twee passen naar achteren voordat ik me van de reling afzette.
Mijn sprong leek in slowmotion te gaan. Ik zag de grijns van het afschuwelijke monster naderen terwijl ik steeds dichterbij kwam, hoorde Zela een gesmoorde kreet slaken.
Ik sloeg zo hard als ik kon. Ik legde al mijn woede, mijn verdriet en mijn pijn erin. Nee, niet alleen de mijne. Ik voelde zelfs Zela's energie door mijn lichaam knetteren toen ik de plank naar beneden liet komen.
De spijkers boorden zich in het vlees van de Zwarte Ruiter, recht in zijn bovenarm. Het slaakte een gil, maar ik wist niet of het van pijn was of doordat het zo geamuseerd door me was.
Ik liet de plank los en viel een eindje naar beneden. De lucht werd uit mijn longen geslagen toen ik neerkwam, maar ik krabbelde al weer gauw overeind.
De Zwarte Ruiter grimaste zijn rottende tanden bloot terwijl het de plank met een misselijkmakend geluid lostrok. Hij smeet het neer op de grond, vlak naast mijn hoofd. Het drukte toen zijn hielen in de flanken van zijn paard. Het dier steigerde, maaide met zijn enorme hoeven in de lucht terwijl schaduwen rond zijn benen cirkelenden. Het kwam met zo'n harde klap neer dat het de grond deed trillen, en begon toen te rennen.
Mijn blik viel op de dolk van Zela die ze had laten vallen. Ik griste ernaar, maar tegen de tijd dat ik opkeek was het dier met zijn Ruiter al buiten mijn bereik. Ik smeet het ding achter hem aan, maar zonder geluk. Het suisde - net als de Zwarte Ruiter - de duisternis van het woud in.
Verslagen keek ik hem achterna. Hij was ons ontsnapt...
'Marylae...'
Met een ruk draaide ik me om en zag Zela's bleke lippen mijn naam vormen. Snel kroop ik op mijn handen en voeten naar haar toe. Modder, bladeren en steentjes prikten in de muizen van mijn handen, maar het kon me niet schelen. Ik moest bij Zela zien te komen.
Ik greep haar handen vast en trok ze van de wond af om de schade te bekijken. Een groot, gapend gat staarde me aan, terwijl het bloed met elke pomp van haar hart haar lichaam uitstroomde. 'Zela,' prevelde ik. 'Blijf bij me, oké. Ik weet dat dit er slecht uitziet, maar er gaat niks gebeuren, oké. Je gaat niet...' Dood. Ik slikte het woord in. 'Dit kan nog gefixt worden. Echt waar! We rijden terug naar de bronnen, en...' Mijn stem sloeg over in gesnik toen ze met haar bebloede handen mijn polsen vastgreep.
'Het is al goed.' Haar stem was zwak, amper meer dan een fluistering.
'Het is niet goed!' snauwde ik. Ik rukte een stuk van de mouw van mijn trainingspak af en verfrommelde het. De prop drukte ik op de wond. Ik moest het bloeden stoppen. 'Het komt pas goed als deze wond dicht is. Als jij morgen weer samen met me gaat trainen, als je me laat zien hoe je Nex weer iets nieuws hebt geleerd, als je aan het tekenen bent, als je...'
'Sssh,' kreeg Zela met moeite over haar lippen. 'We weten allebei...' Ze kuchte, en bloed welde op uit de wond. 'Dat dat niet gaat gebeuren.'
'Zeg dat nou niet,' huilde ik. De tranen die over mijn wangen gleden waren warm en trokken een naar, vochtig spoor over mijn wangen heen. 'Je moet dit halen. Je bent mijn beste vriendin. Mijn maatje. Alle sterren nog aan toe, Zela. Sta op. Kom op, we moeten het op zijn minst probéren!' Ik trok haar aan haar polsen een stukje omhoog, maar toen ze begon te rachelen, liet ik haar gauw weer terug naar de grond zakken. 'Je bent mijn bruidsmeisje. Je moet me zien trouwen. Je moet zélf trouwen, met Reginald. Denk aan hem. Kom op. Omhoog jij!'
Ze lachte; een triest, uitgeput geluid dat langzaam overging in een inhalatie die verstoord werd door de proppen bloed die omhoog kwamen. 'Het is goed, Marylae. Laat me gaan.'
'Néé!' grauwde ik. Ik huilde nu hard dat zelfs Nuran stil stond om me te bekijken. 'Zéla. Laat me níet alleen! Hoor je me?!' Ik liet me huilend voorover zakken tot mijn gezicht in het holletje van haar nek lag. Daar liet ik al mijn tranen de vrije loop. 'Zeg me wat ik moet doen! Hoe maak ik het goed?'
Ik kreeg geen adem. Móest adem halen!
Ik hapte naar lucht toen ik omhoog kwam en liet het toen weer ongecontroleerd over mijn beverige lippen rollen. Ik staarde naar haar gezicht en kon mijn ogen niet van haar af halen.
Haar mond hing iets open. Haar ogen waren wijd opengesperd, kijkend naar de sterrenhemel boven ons. Haar ene hand lang nog in de mijne, de andere roerloos op haar wond.
'Zela?' fluisterde ik. 'Zela? Zéla!' Haar naam schreeuwend rukte ik aan haar schouders. 'Zeg me dat dit niet waar is! Zeg me dat dit niet waar is...'
Mijn tranen vielen op haar mooie, donkere wangen, trokken een spoor over haar geschaafde gezicht. Met trillende vingers schoof ik haar oogleden dicht.
Mijn Zela. Dood...
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro