Hoofdstuk 23 - De Zwarte Ruiter
Toen het onaangename tintelen opgehouden was liet ik me verslagen op mijn rug door het water drijven. Zela was op een steen gaan zitten waardoor haar benen nog in het water bungelden. Ze had haar ogen dicht, en wanneer ze er een open deed, staarde ze naar de sterrenhemel die nu boven ons verschenen was.
Wanneer je in warm water zat, was het vaak zo dat je lichaam uiteindelijk gewend was aan de temperatuur en het water eigenlijk koud aan begon te voelen. Dat was hier echter niet zo; het water bleef hier de perfecte, warme temperatuur en het stoom sloeg in mijn gezicht.
Ik peddelde naar Zela toe en klom de rotsen op. Ik was verbaasd over hoe soepel dat ging, hoe makkelijk ik mijn arm weer kon gebruiken en mijn zij die geen kick gaf.
Ik was me goed bewust van mijn lichaam. Ik voelde de spieren onder mijn vel spannen en samentrekken terwijl het bloed door mijn lichaam werd gepompt. Ik snoof. Het klonk toch eigenlijk absurt dat ik een uurtje geleden een helse pijn had gehad, waar ik nu gewoon helemaal níks meer van voelde?
Mijn trainingspak was wel aan flarden gescheurd door de vlijmscherpe stekels van Arvydas. Het littekenweefsel had zich op mijn arm en heup opgehoopt en ik staarde er vol ontzag naar.
'Hoe voel je je?'
Ik keek op. Zela's donkere, kleine krulletjes leken het water nog meer vast te houden dan dat van mij, en de druppels vielen er zelfs nu nog uit. Ze tikten op de rotsen in een troostend ritme. 'Ik voel me heel veel beter, bedankt.'
Ze knikte goedkeurend. 'Zo hoor ik het graag. We zullen vannacht door moeten rijden, anders vermoordt je verloofde me.'
Ik lachte en het water droeg mijn stem weg tot er een stilte achterbleef. Ik perste mijn lippen op elkaar. 'Denk je dat ik een fout maak?'
'Met wat?' Zela knipperde met haar donkere, volle wimpers om een druppel uit haar oog te krijgen, die nu als een traan langs haar wang naar beneden gleed.
'Trouwen. Met Duncan.' Ik zuchtte. 'Ik weet wat mensen denken. Wat mensen zeggen achter mijn rug om; dat het te snel gaat, dat ik er niet goed over nagedacht heb.'
'Wat vind je zelf?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik heb er een goed gevoel bij. Ik hou van hem. En het is toch niet raar om als elf op je achttiende te trouwen?'
Hierop schudde Zela ook haar hoofd. 'Helemaal niet. Als Reginald en ik doorzetten, trouw ik straks op mijn zeventiende.'
Ik knikte en zweeg even. 'Maar waarom voelt het dan toch verkeerd? Waarom heb ik het idee dat ik een fout maak?'
Zela pakte mijn hand vast en gaf er een kneepje in. 'Omdat het nieuw is. Zoals je me zelf al verteld hebt, heb je hiervoor nog nooit een relatie gehad. Je beleeft allemaal nieuwe dingen en gevoelens en het is lastig om die allemaal op een rijtje te zetten. Maar het komt goed, echt waar. Duncan is een prima gozer, en jullie vormen een hartstikke leuk koppel.' Ze sloeg haar ogen op. 'Je wordt straks zelfs prinses. Realiseer je je dat wel?'
'Ik geef niks om status, dat hoor je nu onderhand toch wel te weten,' grinnikte ik. 'Nee, dat maakt me echt niet uit. Zolang ik maar met Duncan ben. Dan komt alles goed,' herhaalde ik haar. 'Wat een wijze woorden trouwens, van zo'n kleine meid als jij!'
Ze grijnsde, stond op en tuurde in de verte. Ze klemde haar handen om haar volle bos haar en kneep het water eruit. Ik volgde haar voorbeeld voordat ik met haar mee terug naar onze schoenen liep, die nog steeds aan de oever stonden.
Zwijgend trokken we ze aan en liepen door het bos terug naar waar ons paard en de kar op ons te wachten stonden.
'Ga jij weer in de kar? Dan stuur ik ons paard wel aan.'
'Niks daarvan,' bracht ik ertegenin. 'Jij hebt al genoeg voor mij gedaan vandaag. Ik kan me voorstellen dat je moe bent. Ga jij maar lekker in de kar liggen, ik rijd ons wel weer terug naar het Sterrenhof.'
'Je weet niet eens waar we heen moeten!'
'Dat is niet zo moeilijk, hoor. Bij elke kruising staat de Stad van de Sterren op de bordjes aangegeven. Ik volg die wel gewoon.' Ik maakte de klep voor haar open en Zela klom met een koppige frons op haar gezicht de kar in. 'Hoe lang is het rijden?'
'De heenweg was drie uur. Het zal nu ook wel weer zoiets zijn.'
Drie uur?! Had ik zo lang in die kar gelegen? Als ik er nu op terugkeek was alles in zo'n waas aan me voorbij gegaan dat ik me er eigenlijk echt amper meer iets van herinnerde.
Ik duwde de klep weer dicht en sloeg mijn armen over het hout dat mij nu van Zela scheidde. Ze kroop in de kussens en trok een deken over haar heen, in de hoop de kou die van haar natte trainingspak kwam te verdringen. Ze was geen grote meid, maar nu ik haar zo onder die dekens zag liggen, zo kwetsbaar, zo klein...
'Bedankt.' Ik voelde een blos omhoog kruipen. 'Voor alles. Dat je voor me hebt gezorgd en me hierheen gebracht hebt. Dat waardeer ik echt, en ik zal nooit vergeten wat je vandaag voor me hebt betekend.'
Haar lippen ontplooiden zich in een oprechte glimlach. 'Natuurlijk. Geen probleem. Daar zijn vriendinnen voor.' Ze schraapte haar keel en knikte naar achteren, richting het paard.
Ik knikte terug en liep naar de ros toe, stapte in de stijgbeugel en liet me in het zadel zakken. Zag mij nou toch eens zitten... dit was allemaal volkomen onbekend gebied voor mij. Zela wist dat ik niet kon paardrijden, maar ik had het idee dat de slaap haar gedachten troebel had gemaakt. Wat in dit geval fijn was; ze had haar rust nodig.
Maar hoe moeilijk kon het zijn? Ik hoefde het dier niet super snel te laten gaan; rustig stappen ging hard zat. En de teugels... tja, was het niet gewoon trekken en het beest volgt? Ik zou het allemaal vanzelf wel zien.
Ik klakte met mijn tong in de hoop dat dat genoeg aanmoediging was voor het dier. Zijn oren bewogen nieuwsgierig heen en weer terwijl hij langzaam in beweging kwam. Ik triomfantelijk gevoel overspoelde me. Ik was aan het paardrijden! Helemaal alleen, zonder hulp!
We stapten het bos uit tot we weer bij een pad aankwamen. De takken van de bladeren vormden een dak dat het maanlicht tegenhield en Zela stak een lamp aan die ze aan de zijkant van de kar hing. Het gaf niet veel licht, en zeker niet voor mij en het paard, maar het was iets.
'Marylae,' begon Zela zachtjes.
Ik wierp een blik over mijn schouder om te kijken of alles goed met haar was, en toen ik haar tegen het hout geleund zag zitten, weggedoken tussen de kussens, glimlachte ik bemoedigend naar haar en keek toen weer voor me uit.
'Ik wil jou ook bedanken.'
Hier keek ik van op. 'Hoezo dat? Zoals ik het zie ben ik je vandaag eerder een last geweest dan dat ik iets "goeds" heb gedaan.'
Zela grinnikte. 'Ik bedoel ook niet per se vandaag...' Ze viel even stil en een moment lang hoorden we niks anders dan het geritsel van de dorre bladeren aan de bomen en de verrotte takken die onder de hoeven van ons paard braken.
'Ik heb me heel lang niet thuis gevoeld in het Sterrenhof, weet je.' Zela haalde haar neus op. 'Ilirea en Delorah zaten al samen op die kamer voordat ik daar kwam en waren onafscheidelijk. Ik had verwacht dat zeker Delorah mij snel genoeg in hun groepje zou betrekken - aangezien we beiden uit Zomer kwamen hadden we toch wat gemeen, maar echt kletsen of samen met me trainen deed ze niet.'
Zela viel even stil en ik wist niet of ze wilde dat ik wat zou zeggen. Ik had echter geen idee waar ze met dit verhaal heen wilde en wachtte dus stilletjes af.
'Zij zijn mijn kamergenootjes. Niet mijn vriendinnen,' besloot ze uiteindelijk. 'Ik heb me bij hun nooit op mijn gemak gevoeld, het idee gehad dat ik erbij hoorde, dat ik gewild was. Ik voelde me altijd het derde wiel. Ongewenst.'
Een zwak geluidje verliet mijn keel. 'Zo moet je niet denken, Zela. Ze zijn niet alleen zo naar jou! Ik vind dat ze veel te afhankelijk zijn van alleen elkaar en dat ze best wat meer met ons mogen optrekken.'
In de afgelopen week waarin ik samen met Duncan, Reginald en Zela door de Stad van de Sterren had geslenterd, er had gewinkeld en gegeten, waren zij niet mee geweest. Daar hadden ze geen behoefte aan.
Toen ik me weer om draaide om te zien hoe het met haar ging, zat ze zenuwachtig aan haar haar te frunniken.
'Wat ik wil zeggen, is dat ik me erg bij jou op mijn gemak voel en ik mag je graag - iets wat bij mij niet snel het geval is. Ik ben nogal op mezelf, mocht je dat nog niet doorgehad hebben,' grijnsde ze. 'Ik denk dat ik zelfs kan zeggen dat jij de enige vriendin bent die ik tot nu toe heb gehad. Je bent altijd vriendelijk tegen me geweest, en daar wil ik je gewoon voor bedanken.'
Mijn hart zwol op in mijn borst en ik moest heel erg mijn best doen om niet van het paard af te springen, de kar in te klimmen en Zela een dikke knuffel geven.
'Jij bent anders ook hartstikke lief voor mij geweest. Natuurlijk moest je in het begin wel een beetje aan me wennen, maar dat is logisch want je kent elkaar niet en je wilt...'
'Stil eens,' kapte Zela me af.
Ik keek verontwaardigd achterom. 'Zela?! Ik ben hier helemaal mijn gevoelens aan het blootleggen?' Ik voelde een hysterisch gegrinnik in mijn keel omhoog kruipen, maar die slikte ik gauw in toen ik Zela bezorgd zag kijken.
Ik draaide me weer om in het zadel om te zien waar ze naar keek. Ik zag niks bijzonders, behalve het onrustige gedraai met de oren van ons paard.
'Is er wat aan de hand? Heeft hij pijn of iets?'
'Nee,' fluisterde Zela. 'Hij hoort wat. En het bevalt hem niet.'
Zijn spieren waren onder mijn benen hard van de inspanning en ik kneep onbewust wat harder in de teugels. Ik hoorde niks anders dan het geruis van de wind die bladeren meevoerde.
Het paard staakte het lopen en hield halt; het bleef midden op het zanderige pad stilstaan en tuurde het duister in.
'Ik zie of hoor helemaal niks,' deelde ik Zela mee, maar nog voor ze kon antwoorden klonk er een schel geluid. Het sneed door de lucht heen en liet mijn bloed stollen.
Het paard hinnikte vol afgrijzen en begon te rennen.
Hobbelend klapte ik neer in het zadel en greep me vast aan het leer. Het dier raakte al snel van het pad af nu het geen begeleiding meer van mij had en we racete nu tussen de opdoemende bomen door. De kar trof kuilen en gaten waardoor ik Zela kreten van pijn of schrik hoorde uitstoten. Ikzelf was zo bang dat ik niet in staat was om ook maar geluid te maken.
Het paard denderde verder, tot het tussen twee bomen doorschoot die te dicht bij elkaar stonden voor de kar. Het hout bleef achter de bomen hangen en raakte met een krakend geluid los - waaronder een van de wielen waardoor de kar over de grond sleepte. De klap zorgde ervoor dat het paard struikelde en zijn evenwicht verloor.
Het viel half - het tuigje dat het om had zat strak en stevig waardoor hij enigszins overeind bleef staan, maar zodra we tot stilstand gekomen waren zakte hij vermoeid ineen.
Ik draaide me om om te kijken of alles goed met Zela ging. Die hield zich nog vast aan de restanten van wat eerst de kar waren geweest, maar we waren zowat de helft van het ding verloren in het bos.
Ze krabbelde overeind en sprong van de planken af en snelde zich naar het paard toe. Het dier krabbelde meteen omhoog bij het zien van de plotselinge beweging in zijn gezichtsveld en Zela legde sussend haar hand op zijn neus. 'Gaat het?' vroeg ze aan mij.
Ik had me zo stevig aan het zadel vastgehouden dat mijn nagels in het leer gedrukt stonden en mijn vingers krampachtig trilden. Met moeite knikte ik.
'Die kar is nu nutteloos. Zo kunnen we niet meer verder,' constateerde Zela terwijl ze door het paard zijn manen bleef kammen. Ik liet me van zijn rug glijden en probeerde op mijn gammele benen overeind te blijven staan. 'Hij kan ons wel samen dragen; Noran is een sterke jongen, niet waar jochie?' Ze streelde zijn wit bevlekte vacht. We keken beiden op toen we weer dat afschuwelijke gekrijs hoorde. Zela staarde me met open mond aan. 'Wat wás dat?'
Een naar gevoel verzamelde zich in mijn onderbuik.
Ik slaakte haast een gilletje toen ik het gekraak van takken en het verpletteren van stijve, dode bladeren hoorde. Zela hoorde het ook en keek me doordringend aan.
Er was hier nog iemand.
Ze gebaarde dat ik Noran goed vast moest houden en zette een paar stappen van de kar vandaan. In het vage schijnsel van de lamp was de angst op haar harde gezicht amper te zien. Maar hij was er wel...
Ik streelde Norans vacht liefkozend, maar het dier voelde overduidelijk aan dat er iets niet klopte, want het schraapte onrustig met zijn hoef over de ondergrond en zijn ogen schoten heen en weer.
Het geluid werd steeds harder en mijn handen omklemden de teugels steeds strakker.
'Marylae,' siste Zela. De angst droop van haar stem af en mijn hart sloeg een slag over. Ik liet de teugels los; Noran kon toch nergens heen - de kapotte kar hing met zijn volle gewicht aan hem dus zelfs al zou Noran harder rennen dan hij ooit had gedaan, hij zou nooit ver komen met dit hulsel achter zich aan slepend.
Ik sloop richting Zela en kwam naast haar staan.
Ik voelde hoe mijn bloed bevroor en mijn hart stilstond. Ik greep Zela's hand vast en staarde het bos in, naar de twee ogen die vol venijn en lust terug staarde.
Hij was volledig in het zwart; zijn gewaad was aan de onder kant grof en gerafeld en zijn gezicht ging schuil onder een grote kap, waardoor de schaduwen ervoor zorgden dat zijn ogen en openhangende mond duidelijk te zien waren.
Hij zat op een ros die zo groot was dat het er onnatuurlijk uitzag. Zijn vacht glom als de zwarte veren van een raaf en het dier keek ons moordlustig aan terwijl het met zijn enorme hoeven door de bladeren heen groef.
De schaduwen dansten om hen heen, kolkten rond de hoeven en slopen onze kant op. Het dier stootte een mismaakt gehinnik uit waardoor de haartjes op mijn armen omhoog kwamen te staan.
Ik had er nog nooit een gezien, maar ik wist meteen wat er hier voor me stond. Of wíe, eerder.
Het was een Zwarte Ruiter.
Even een besef momentje; het verhaal is al over de helft! We hoeven nog maar 7 dagen - waarin wel echt bizar veel gaat gebeuren lol - en dan is het moordmysterie opgelost!
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro