Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 22 - De feeënbronnen

Ik kon niet meer verder. Écht niet. De adrenaline had al die tijd zijn best gedaan, maar nu was het echt op. De vlammende pijn in mijn arm en zij maakten me misselijk; mijn zicht werd belemmerd door zwarte vlekken en mijn maag trok krampachtig samen.

Net toen ik dacht dat ik ging overgeven, voelde ik een hand op mijn schouder.

Het was de tovenaar.

De fee was de lucht in gevlogen en communiceerde met Arvydas op een manier die ik niet begreep. Met haar vleugels zo zacht als zijde, zo kwetsbaar als spinrag maar stevig als ijzer, vloog ze richting het dier, legde haar hand op zijn voorhoofd en begon te zingen.

Haar zachte, lieve stem vulde het hele vertrek, drong door tot in mijn botten die daar zelfs van leken te ontspannen.

Arvydas' geklapwiek nam langzaam af totdat zijn klauwen de grond raakte en hij tussen het goud op de grond in elkaar zakte.

Ondertussen lag ik nog steeds kermend op de grond. De tovenaar naast me trok de stof van mijn trainingspak kapot waardoor mijn arm bloot kwam te liggen. Hij legde zijn ene hand op een grote wond in mijn bovenarm en de ander op mijn heup.

Bloed - míjn bloed - gutste over zijn behendige handen terwijl mijn huid langzaam lichtgroen licht uit begon te stralen. Ontzet staarde ik ernaar, terwijl de huid langzaam weer dicht kroop.

Toen hij zijn handen weghaalde, was het ergste bloeden gestopt. De kleinere wonden gingen veel sneller en makkelijker dicht, maar de helse pijn bleef door mijn lichaam steken.

'Bij de Seizoensgoden, wat is er met me aan de hand?' schreeuwde ik uit terwijl ik in zijn handen kronkelde.

De tovenaar fronste diep. 'Zo te voelen is je arm uit de kom en op twee plekken gebroken.'

Ik hapte naar adem en een brok zwol op in mijn keel.

'Ik ben maar een simpele tovenaar, dus ik zal niet veel voor je kunnen doen, maar ik ga mijn best doen. Je arm kan ik handmatig terug in de kom duwen, je botten kan ik deels repareren maar daar moet echt een hogere macht naar kijken.'

Ik knikte en beet op mijn lip, waarna een schreeuw naar buiten rolde. 'Doe het.'

'Maar je hebt geen verdoving. Ik kan het wel halen en je later behandelen zodat je minder pijn hebt als...'

'Nee,' gilde ik. Met mijn goede arm greep ik hem bij de mouw en trok hem dichter naar me toe. 'Doe het. Nú!' Dat laatste woord werd gesmoord door een kreet van pijn en de tovenaar knikte.

Hij greep mijn arm vast en vlammende steken schoten door mijn ledematen heen. Hij keek me verontschuldigend aan, legde zijn andere arm rond mijn nek om betere grip te hebben en duwde toen zo hard als hij kon.

Nog voordat ik kon gillen van de pijn werd alles zwart.

————————————————————————
Toen ik wakker werd lag ik in de armen van Dylion. Hij snelde de gangen door met Zela op zijn hielen.

'Ze wordt wakker!' deelde ze met hem mee toen ze naar mijn slaperige ogen keek die zich langzaam probeerden te openen.

Ik probeerde me te bewegen, en de pijn vlamde door mijn lichaam heen. Ik jammerde in zijn armen en Dylion maakte sussende geluiden.

We liepen de toren uit, kwamen in de hal en ontmoetten daar de tovenaar die me geheeld had. Hij was vast meteen na het herstellen van mijn arm op weg gegaan en had alles klaar gezet, want we volgde hem naar buiten en kwamen aan op het binnenplein van het Sterrenhof.

Het was midden op de dag, waardoor het marktplein bijzonder druk was. Niet dat ik daar op lette - nee, mijn aandacht ging uit naar de pijn die ik had. Het was al een stuk minder dan eerst en ik vermoedde dat de tovenaar mijn breuken zo veel mogelijk geheeld had als hij kon. Maar toch bonsde mijn arm, voelde mijn bloed aan als gloeiend heet koper dat door mijn lichaam heen gepompt werd.

Op de met kinderkopjes beslagen straat stond een paard met wagen klaar. In de houten wagen lagen dekens en kussens en ernaast stond Duncan.

'Marylae!' Hij rende naar me toe zodra Dylion een stap over de koninklijke drempel had gezet en streelde mijn gezicht toen hij bij me aankwam. Dit was volgens mij de eerste keer dat die twee elkaar geen dodelijke blikken toewierpen of elkaar uitfoeterden. 'Ik ga met haar mee. Ik móet met haar mee.'

'Niks daarvan.' Zela zette een stap naar voren en duwde hem hardhandig opzij.

'Ze is mijn verloofde! Ze heeft op dit soort momenten mijn steun nodig!'

Zela wierp hem een dodelijke blik terwijl ze de houten achterklep van de kar openklapte. 'Je zegt het precies goed; verloofde. Over vijf dagen zijn horen jullie getrouwd te zijn en heeft Marylae de mooiste bruiloft in de hele geschiedenis van het Koninkrijk der Seizoenen gekregen, iets waar jíj persoonlijk voor gaat zorgen.' Haar stem werd zachter bij haar volgende woorden. 'Ik zal voor haar zorgen. Ik probeer morgen nog met haar terug te zijn. Het is niet ver reizen en bijzonder effectief. Je zult nu op haar sterke wil en mijn plicht als vriendin moeten vertrouwen.'

Duncan wilde nog protesteren maar Zela wierp hem zo'n aanvallende blik toe dat hij zijn mond abrupt dichtklapte. Toen knikte hij, waardoor zijn blonde krullen langs zijn gezicht dansten. 'Zorg goed voor haar.'

Hij drukte een kus op mijn voorhoofd. 'Ik hou van je,' fluisterde hij zo zacht dat alleen Dylion en ik het konden horen, maar hard genoeg om mijn buik te vullen met honderden vlinders. Ik wilde het terug zeggen, maar de pijn smoorde mijn woorden en met een frons keek ik vervolgens toe hoe Dylion me naar de kar toe droeg. Ik werd er soort van in geschoven en bij elke beweging die ik maakte, elke keer dat mijn huid langs de houten planken schuurden, trok er een duistere pijn door me heen zoals ik die nog nooit gevoeld had. Ik slaakte een gil en verloor wederom mijn bewustzijn.

De weg - naar geen idee waar - was hobbelig en bobbelig; de houten wielen van de kar waar ik in lag waren erg gevoelig voor de kuilen en deuken in de wegen waardoor ik schokkend tegen de houten planken werd gesmeten. Elke keer wanneer mijn arm de ondergrond raakte schoot er een withete steek van pijn door mijn lichaam.

Ik had zelfs een aantal keer liggen schreeuwen en krijsen, dacht ik. Maar dat was moeilijk te zeggen; de rit was vol met zwarte gaten van wanneer ik mijn bewustzijn weer verloor. Het ene moment was ik wakker, het andere moment bewusteloos en soms ergens er tussenin - waarin ik niet wist of ik aan het hallucineren was.

De rit was ondraaglijk lang, en wat ik wel meekreeg was dat de avond al gevallen was tegen de tijd dat kar halt hield.

Zela steeg af en liep snel om de kar heen en maakte de klep open. 'Marylae?' fluisterde ze. 'Je moet nu echt even meewerken. Ik kan dit niet in mijn eentje.'

Ik jammerde en keek naar haar vanonder mijn betraande, aan elkaar plakkende wimpers.

'We zijn er. En je moet de kar uit zien te komen. Het is niet ver, echt niet. Je kan dit.'

Ik knikte snikkend en duwde mezelf met mijn goede hand omhoog. Mijn lichaam zakte weg in de kussens waardoor het lastiger was om rechtop te gaan zitten. Een steek schoot door mijn zij op de plek waar de staart van Arvydas mijn vlees doorboord had. De tovenaar had de huid wel gedicht, maar misschien de inwendige schade niet volledig hersteld, had ik zo het idee.

Met bibberende ledematen kroop ik richting de opening waar Zela op me wachtte. Zodra ik in haar bereik was, pakte ze mijn goede arm en sloeg die om haar schouder heen. Hoewel de pijn onhoudbaar was en mijn lichaam duidelijk aangaf dat ik te veel van haar vroeg, hielp Zela's ondersteuning wel degelijk.

Ik strompelde achter haar aan in de koele avondlucht.

Ik zag geen sneeuw, de zon scheen niet feller en langer dan normaal en de temperatuur was aan de koele kant; ik had het idee dat we ons in Herfst bevonden.

De bomen om ons heen waren beschilderd met rood, geel en oranje en vormden een schilderij van kleur tegen de donker wordende lucht.

'We zijn bij de feeënbronnen,' legde Zela me uit. Uit haar stem kon ik opmaken dat dit erg zwaar voor haar was. Zela was echter ook maar een klein meisje; ruim een kop kleiner dan ik. Ik kon me voorstellen dat haar lichaam het ook lastig had, zeker nu dat ze zo'n 60 kilo met zich mee moest sjouwen.

'We bevinden ons in Herfst, op de toendra's. Heb je wel eens gehoord van de feeënbronnen?' Ze wachtte mijn antwoord niet eens af - waarschijnlijk wist ze dat het veel te veel moeite voor me was om te antwoorden. 'De bronnen hebben genezende werkingen. De bronnen zijn een geschenk van de natuur aan de feeën geweest, als dank voor hun rol in onze kosmos. Elk kwaaltje en pijntje is te verhelpen door dit water.'

Ik hinkte met op elkaar geperste lippen achter haar aan. Het was lastig lopen op de detritus; de verrotte bladeren onder mijn voeten vormden een prutje dat bleef plakken en er voor zorgde dat ik niet kon sloffen, wat bijzonder irritant was.

We kwamen aan bij de bronnen en eventjes vergat ik de brommende pijn in mijn arm en heup. De bronnen lagen in een rotsig gebied, tussen de hoge wanden verstopt met daarachter de toendra's die zo ver uitstrekten dat ik het einde er niet van zag. Rond de bronnen stonden dennenbomen, jeneverbessen en zilversparren, die er kleurloos en eenzaam uitzagen naast de kleurige, stervende loofbomen met hun bedorven maar kleurrijke bladeren.

Het water van de bronnen was zo helder blauw dat de bodem goed te zien was. Niet dat er veel te zien was; zelfs de ondergrond was kaal een steenachtig.

In en aan de oevers zaten feeën in het water. Hun pastelkleurige huiden glinsterden van de druppels.

'Kom op, Mar,' fluisterde Zela haast. De feeën vonden ons erg interessant om naar te kijken en konden hun ogen dan ook niet van ons afhouden - iets wat Zela erg ongemakkelijk liet voelen, merkte ik aan haar. Ik had echter teveel aan mijn hoofd om me er druk om te maken.

Zela hielp me naar de oever en trok mijn schoenen voor me uit. De ruwe, hobbelige stenen voelden vreemd onder mijn blote voetzolen. Alsof het oppervlak bestond uit allemaal kleine putjes in plaats van dat het glad was.

Zela trok haar eigen schoenen ook uit en hielp me toen het water in.

Ik hapte naar adem toen mijn tenen de vloeibare, bijzondere substantie aanraakte. Dit kon toch geen water zijn? Het voelde heel licht, alsof het er niet eens was. Maar het was er wél, en het was heerlijk! Mijn tenen tintelden door het warme water dat mijn voeten kietelden.

Langzaam waadde we verder het water in. Onze trainingspakken waren "waterdicht", maar tegen zoveel water konden ze niet op, en al snel waren we doorweekt. De klamme stof plakte tegen mijn huid.

We liepen door tot we tot onze kin in het water stonden. 

Mijn lichaam vulde zich met water, leek de hitte te absorberen. Mijn arm en heup begonnen vreemd te tintelen. In het begin voelde het fijn, maar het hield nu al zo lang aan dat ik het vervelend begon te vinden.

'Je moet wachten tot het stopt.' Zela legde een hand op mijn schouder, waardoor ik opkeek.

Haar altijd zo koppige gezichtje stond nu bezorgd. Een diepe frons stond op haar voorhoofd gegraveerd en ik met veel moeite glimlachte ik vermoeid naar haar.

'Als het tintelen weg is, is je lichaam genezen. Nog eventjes geduld.'

Ik knikte en deed wat ze zei. Ik wachtte tot mijn lichaam weer schoon en rein voelde, tot het weer gezond was.

Het volgende hoofdstuk, of die daarna, moet ik echt iets stoms schrijven - een stomme gebeurtenis, waar ik gewoon van baal lol. Ik kijk er echt tegenop, maar goed, alles voor de drama, niet waar? :S

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro