Hoofdstuk 10 - Het gevecht in de cirkelzaal
De elf die zo tegen ons regime was geweest, die het hof had vervloekt met sterren en de nacht in het Ravijn had laten vallen, was de Zwarte Elf geweest. Hij had vier zoons, die de Grijze elfen genoemd werden. Zij werden vanwege de daden van hun vader verbannen richting de Vergeten Eilanden, een groep eilanden aan de kust van Winter. Hier werden alle criminelen naartoe verbannen, net als monsterlijke wezens als vampiers en weerwolven, die een dreiging vormden voor het Koninkrijk der Seizoenen.
De Zwarte Elf vervloekte het hof, maar moest daarvoor zijn eigen leven geven. Het volk eiste gerechtigheid, en om die reden werden zijn zoons naar deze eilanden gestuurd. Ze hadden het er niet slecht, dat zeker niet. Ze leefden in kastelen en werden omringd door het volk daar, die het met de Zwarte Elf eens waren geweest en het oneerlijk vonden dat zij opgesloten zaten op een eiland, ver van het levendige koninkrijk vandaan.
Ondanks dat de Grijze Elfen zelf nooit iets verkeerd gedaan hebben, werden de zonden van hun vader hén toegerekend. Ons werd op school - of, wanneer je net als ik te arm was om naar school te gaan en pas vanaf je twaalfde les kreeg in een simpel trainingskamp - verteld dat dit een gevaarlijk volk was, dat met gevaarlijke wezens omging. Er bestond zelfs een gerucht dat zij bezitten over een Portaal; een Poort met de krachten om je te teleporteren naar de Aarde - het land van de mensen.
Ik slikte en staarde Duncan in de ogen. Hij verslapte zijn greep rond mijn pols en liet zijn hand naar beneden glijden, waar hij onze vingers verstrengelde.
'Hij is gevaarlijk, Marylae.'
'Wat doet hij hier dan?' siste ik fluisterend terug, terwijl ik de hitte door zijn aanraking naar mijn hoofd voelde stijgen.
Duncan zuchtte. 'Mijn broer. De toekomstige koning, zoals je misschien wel weet.'
'Toekomstige? Ik dacht dat hij zijn plek als vorst al had ingenomen zodra je... je vader overleed.'
'Met mijn moeder als regentes over de elfen kan hij geen koning zijn. Daarvoor moet zij aftreden, zodat hij haar plaats in kan nemen als regent over de elfen. Dit zal als het goed is over twee weken gebeuren, want dan is de kroning ingepland. Dan is hij nóg niet echt koning, maar dat is wel de naam die we hem toekennen, ondanks dat hij zijn rijk deelt met drie imbecielen.'
'Drie imbecielen?' lachte ik hem na.
Hierop knikte Duncan ernstig. 'De regent van de tovenaars, de regentes van de feeën en de regent van de dwergen. De Goden van de Seizoenen mogen ons behoeden, voordat we straks nog een regent voor die achterlijke mensen die hier ronddwalen krijgen ook.'
Een geïrriteerde grimas trok over zijn gezicht, waardoor ik zachtjes giechelde. Duncan keek me verbaasd aan, glimlachte en stopte een pluk haar die uit mijn staart gepiekt was weer achter mijn oor. 'Maar goed... Mijn broer - de koning in spe slash de toekomstige regent van de elfen - heeft besloten om als een van zijn eerste nobele daden, gratie te verlenen aan zij die dat verdienen.' Duncan sprak op plechtige toon waarmee hij overduidelijk het woord van zijn broer belachelijk wilde maken.
Het eerste gevecht was afgelopen, Wandelblad en enkele elfen hadden dit geëvalueerd en twee nieuwe elfen werden vervolgens uitgekozen om het in de ring tegen elkaar op te nemen. Duncan besteedde er verder aandacht aan, dus ik ook niet.
'Hij vond dat de zoons en dochters van de Grijze elfen niet afgerekend mochten worden op de daden van hun opa. Hiervoor - vond hij - hadden de Grijze elfen al genoeg geboet. Dus verleende hij hen gratie. Veel van hen kozen ervoor om op de Naamloze Eilanden te blijven, in vertrouwd gebied, omringd door familie en vrienden. Maar Dylion besloot weer terug de gemeenschap in te gaan. Hij bleek een goede Vechter te zijn, en mijn broer was er van overtuigd dat we elfen zoals hij nodig hebben in ons team. Dus mocht hij hier aan het hof trainen om een Sterrenwacht te worden.
Maar ja, dat is de domste beslissing die je kan nemen natuurlijk.'
'Hoezo dat?' gaapte ik hem aan.
'Hij is een zoon van een Grijze elf, Marylae!' snauwde hij gefrustreerd, maar toen hij merkte dat hij dat nogal luid had gezegd, liet hij zijn stemgeluid afnemen en ging zachtjes verder. 'En een kleinkind van de Zwarte elf - de elf die ons allemaal verdoemd heeft. Zijn bloed stroomt door de aderen van Dylion, al is het maar een kwart. Ik weiger te geloven dat hij iets goeds in zin heeft.'
Hij ging nog zachter fluisteren toen hij tegen mij zei: 'Ik denk zelfs dat hij iets te maken heeft met de doden door de Zwarte Ruiters.'
Ik hapte naar adem bij deze woorden en draaide me richting Dylion om, die met een grove frons op zijn voorhoofd naar ons keek. 'Waarom denk je dat?'
'De Zwarte Ruiters zijn óók naar de Naamloze Eilanden gestuurd, Marylae. Dat is de plek waar hij vandaan komt. Hij kan dus 'goed' contact met hen hebben. Zijn opa heeft deze Ruiters gebruikt om zijn oorlog te winnen, en ik denk dat Dylion ze weer gebruikt om een nieuwe oorlog te creëren.'
Duncan liet mijn hand los en ging met zijn grote handen door zijn golvende blonde lokken. 'En wanneer hij het niet is, dan moet het dus iemand uit zijn familie zijn. Dat geloof ik, tenminste.' Hij richtte zijn felgroene ogen op mij. 'Ik denk dat Dylion ons naar de dader zal leiden, of hij het nu zelf is of niet.'
'Denk je dat het waarschijnlijker is dat hij achter dit alles zit? Of iemand uit zijn familie?'
Duncan perste zijn lippen op elkaar. 'Ik... Ik weet het niet. Een Grijze Elf is natuurlijk ook een hoofdverdachte. Dat is immers een zoon of dochter van de Zwarte Elf, dus dat zou erg voor de hand liggend zijn; het zwarte, duistere bloed van de Zwarte Elf stroomt namelijk ook door hun aderen.'
'Nou, dat is wel erg kort door de bocht genomen. Denk je niet?' zei ik er snel achteraan toen Duncan me met opgetrokken wenkbrauwen aanstaarde. 'Iemand met hetzelfde bloed denkt niet altijd hetzelfde, handelt niet hetzelfde. Jij bent het toch ook niet eens met je broer?'
'In een zekere zin wel.' Duncan liet zijn hoofd tegen de koele rotswand leunen. 'Mijn standpunt is óók gelijkheid. Voor iedereen. Geen onderscheid. Maar daarbij wil ik wel toevoegen dat criminelen in de perfecte, gelijke samenleving niet passen. Ik ben tegen armoede, tegen onderscheid in alles, zoals rangen. Ik wil niet met mijn titel aangesproken worden, ik wil geen prins genoemd worden. Want ik ben net als jou. Snap je dat?'
Bij die woorden smolt mijn hart. Hoe kon zijn moeder, Brelynn, niet inzien dat dít de zoon was die op de troon had moeten zitten? Duncans broer was immers erg zeker van zichzelf, iemand die genoot van zijn aanzien en rijkdommen - dat was iets wat in het Koninkrijk algemeen bekend was. Nu geloofde hij wel in een tweede kans; een erg mooie eigenschap, vond ik. Maar Duncans ideaalbeeld, waarin iedereen gelijk was, geen rangen, geen titels... Het klonk haast te mooi om waar te zijn, maar door de criminelen weg te houden - of het nou een Grijze elf of een kind van een Grijze Elf - kon dit misschien wel werkelijkheid worden!
Ik merkte dat ik aan de lippen van deze jongen hing, dat ik meer wilde horen. En hij merkte dat ook, waardoor hij glimlachend met zijn duim mijn wang zachtjes beroerde. Mijn huid kwam in vuur en vlam te staan, en ik moest mijn best doen om overeind te blijven staan.
'Ik wil meer horen,' fluisterde ik tegen hem. 'Meer over jouw ideeën. Ik wil helpen in je zoektocht, ik wil je helpen om de Zwarte Ruiters te stoppen. Ik wil je helpen om Dylion weer naar dat eiland te krijgen, waar hij hoort.'
Duncan keek goedkeurend, plantte zijn handen op mijn schouders en trok me tegen zich aan - mijn rug tegen zijn buik. Vlinders fladderden door mijn lichaam en ik moest mijn best doen om niet naar adem te snakken. Samen keken we naar het gevecht dat afliep.
Toen Wandelblad het gevecht beëindigde, kwam de evaluatie. Een elf merkte op dat een Vechter zijn handen altijd in de verdedigingspositie moet houden - iets wat de Vechter in de ring niet deed. De omstaanders en meneer Wandelblad knikten instemmend.
We gingen door met het laatste duel. Reginald stak zijn hand op, om vrijwillig de ring in te gaan, en Wandelblad knikte ter goedkeuring.
'Hè hè,' mompelde hij, terwijl hij het vest dat rond zijn schouders gedrapeerd lag van zich af schudde. 'Eindelijk een beetje actie.'
Duncan en ik wensten hem succes en keken hem na terwijl hij het houten trapje opliep. Hij liep naar de touwen die rond de ring hingen heen en sprong er met een krachtige sprong overheen.
Wandelblad keek de kring met elfen rond en wachtte eventjes bij mij. Ik voelde hoe Duncan in mijn schouders kneep. Ik hoopte vurig dat ik niet uitgekozen zou worden. Niet alleen was Reginald veel sterker dan ik, bezat hij veel meer vaardigheden en had hij een langere en betere training gehad, maar hij was ook mijn vriend; ik wilde niet tegen hem vechten.
En alsof Wandelblad dat aanvoelde, keek hij verder de kring rond en wenkte met zijn vinger.
Uit de schaduwen stapte Dylion naar voren. Ik voelde een angst in mijn buik nestelen, en keek gefrustreerd naar Reginald. Die grijnsde alleen maar, rolde met zijn schouders en sprong van de ene voet op de andere.
Dylion liep naar de ring toe en klom onder de touwen door. Toen de twee klaar stonden, stak Dylion een hand uit. Reginald keek ernaar en spuugde vervolgens op de grond. Het publiek hapte geschrokken naar adem.
'Eerst een hand, anders kies ik iemand anders uit, Reggie,' snauwde Wandelblad.
Met een opgetrokken neus schudde Reginald Dylions hand, waarna de bel klonk.
Reginald haalde meteen uit. Zijn rechtervuist vloog door de lucht, maar net voordat hij Dylions wang raakte, werd hij tegengehouden door Dylions eigen hand. Reginald stond zo perplex dat zijn linkerhand - die nog in de verdedigingspositie had gestaan - verslapte. Dylion zag dit als een kans; hij duwde Reginalds vastgehouden hand met zoveel kracht naar beneden dat Reggie uit zijn evenwicht gebracht werd. Dylion haalde zijn voet omhoog en raakte Reginalds linkerhand met net genoeg capaciteit dat de hand Reginalds flank onbeschermd achterliet.
Met de zijkant van zijn hand sloeg Dylion Reginald op zijn zij, en kermend zakte Reginald op zijn knieën. Dylion zette zijn voet zo snel op Reginalds borst dat Reginald het amper doorhad. Zijn ogen werden groot toen hij de elfenschoen tussen zijn borstspieren geplant zag en hij opende zijn mond om wat te zeggen, maar Dylion haalde al uit. Zijn vuist belandde met een grote snelheid op Reggie's jukbeen en nog geen twee seconden daarna duwde hij Reginald met zijn voet om.
Kreunend bleef Reginald stil op de grond liggen.
Wandelblad sloeg op de bel. 'Dat was een erg snel gevecht,' merkte hij op.
Dylion liep naar Reginald toe en stak zijn hand uit om de gewonde jongen omhoog te trekken, maar Reginald weigerde toe te geven aan een jongen die hij zo haatte. Dus bleef hij op de grond liggen.
Dylion zuchtte diep en verliet slenterend de ring. Duncan liet mij los en haastte zich naar Reginald. Hij hielp zijn vriend omhoog en ze fluisterden met elkaar, waarna Duncan op bepaalde plekken van Reginalds lichaam duwde om te kijken of er wat gebroken of ernstig gekneusd was.
Ik keek weg van het tafereel, waarbij mijn blik met die van Dylion kruiste. Hij verkleinde zijn ogen toen hij mijn blik opving. Zijn mond was tot een gekwetste, strakke streep vertrokken, en even voelde ik een vlaag van medelijden optrekken. Maar die duwde ik gauw weer aan de kant. Deze jongen was een crimineel, hij was gevaarlijk... Hij verdiende het om zo behandeld te worden zoals Reginald net deed. Tenminste, dat was wat Duncan net impliceerde. En dat was waar, toch?
Dylion stapte uit het vuurlicht vandaan en verdween weer tussen de schaduwen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro