Hoofdstuk 27
Het houten huisje van Noa komt met de seconden dichterbij in mijn gezichtsveld. De paarden staan voor het huis te grazen in het gras, de rode draak maakt zijn rondjes boven het donkere woud. Het tafereel lijkt vredig maar ieder ander zou snappen dat dat zeker niet het geval is.
Ik trek aan de teugels van mijn paard, zijn pas wordt langzamer. Met enkele stappen staan we geen moment later voor het houten huisje. Ik laat mij van het paard afglijden en voel het gras tussen mijn tenen. Het gevoel van verbinding met de aarde, het gevoel dat je de energie door je aderen voelt glijden.
Ik hang de teugels van het paard over zijn nek. Ik pak het boekje onder het zadel vandaan en laat dan het paard los. In rustige passen loopt het paard naar de andere twee grazende paarden. Het bos ligt er in deze waterige zon rustig bij. De vogels vliegen al zingend heen en weer door de bomen, druk met hun dagelijkse bezigheden.
Een kleine glimlach siert mijn lippen voordat ik mij naar het kleine houten huisje begeef. Mijn voeten verlaten het klamme gras en nemen de houten treden naar de deur. Met het boekje nog altijd in mijn hand open ik de houten deur met een zacht krakend geluid. Ik verwacht zoveel te zien achter die deur maar wat ik zie is niet één daarvan.
Met opengesperde ogen kijk ik naar het tafereel dat zich voor mij afspeelt, het voelt alsof er keihard op mijn longen wordt gedrukt en ik amper naar adem kan happen. Het eerste wat ik zie is de gedaante van Novak die naast de bank is neergeknield. Daarna valt mijn blik op de blonde haren van Chea die als natte doeken langs haar gezicht hangen.
Voordat ik de andere personen in de kamer analyseer valt mijn blik op een groene broek die ik al te goed ken. Die riemen, zakken en messen zijn kenmerkend voor Malia. De reden waarom ik mijn ademhaling niet naar normaal niveau krijg het zwartharige meisje op de bank ligt, onder het bloed.
Iedereen is neergeknield rond de bank, niemand lijkt op te merken dat ik in de deuropening sta. Ik schuifel met mijn blote voeten over de vloer. Ik wil in stilte naar het tafereel lopen maar krijg niet eens de kans. Ik word bij mijn arm gegrepen en de eerste beste kamer in getrokken. Perplex kijk ik naar Noa's kenmerkende blauwe ogen. Hij drukt zijn wijsvinger tegen mijn lippen om mij tot zwijgen te brengen.
Ik knik als teken dat ik zijn opdracht heb begrepen. Hij stapt een stap naar achter en pakt iets uit zijn jaszak. Hij pakt mijn pols vast en opent mijn hand. Langzaam glijdt een koud object mijn hand in. Ik laat mijn ogen glijden over Rafiki haar ketting die in mijn hand ligt, de zwarte steen glanst langs het zilver. Ik kijk hem verbaast aan, Rafiki doet nooit deze ketting af, nooit.
Zoveel vragen over deze situatie glijden door mijn hoofd. Zijn ogen glijden naar het boekje dat in mijn andere hand boven de vloer hangt. Nogmaals gaat zijn hand naar zijn jaszak, ditmaal komt er geen ketting uit maar een opgevouwen briefje, ook deze rijkt hij me aan. Ik pak het papier aan en wil hem openen maar wordt tegengehouden. 'Kom', fluistert hij.
Hij loopt voor mij uit naar de achterdeur die blijkbaar aan deze slaapkamer verbonden is, in stilte verlaten we het huisje en raken mijn voeten opnieuw het gras. Noa blaast zijn ingehouden adem uit en loopt voor mij dieper het bos in. Zonder iets te zeggen loop ik afwachtend achter de jongen aan. Plots draait hij zich om en kijkt me indringend aan met zijn blauw ogen.
'Ik zal kort zijn. Malia kwam vanochtend aan met Rafiki zoals jij haar net aantrof, zonder ketting en onder het bloed. Ik ben teruggegaan naar het kamp waar ze vannacht met Malia verbleef en trof haar ketting met dat briefje aan. Het is aan jou gericht, niemand weet er verder van'. Ik kijk naar de twee items in mijn hand en voel een onbestemd gevoel mijn lichaam bekruipen. 'Heb je het gelezen?', vraag ik hem.
Hij knikt met een frons op zijn gezicht. Ik adem diep ik en vouw het briefje open. Ik verwacht het krullende handschrift van Rafiki tegen te komen maar in plaats daarvan ontneemt een ander aanzicht mij mijn adem. Ik sluit voor een seconden mijn ogen en probeer het een plaats te geven. Ik probeer het te begrijpen.
Met de welbekende rode vloeistof is er op het papier een teken gemaakt. Het bloed vormt een teken. Twee halve cirkels zijn met hun rug tegen elkaar getekend, de horizontale lijn die door de cirkels gaat kenmerkt het teken. Dit teken staat voor vele dingen: balans, Yin en Yang, de nachtrijders en de dood. Het voelt alsof ik een doodsbedreiging in mijn handen heb. Één ding weet ik wel heel zeker bij de rode kleur, dit is niet Rafiki's bloed. Haar bloed draagt dezelfde kleur als de mijne, diepzwart.
Ik kijk Noa aan die geruisloos naar mij kijkt. 'Celeste vertel me alsjeblieft wat dit betekent'. Noa smeekt het me. Zijn ogen staan in paniek en vol verwarring. Ik vouw het papier dicht en kijk hem aan. Ik haal diep adem voordat ik mijn woorden kies. 'Yin is de geest der duisternis en geeft aan vele wezens zijn kracht af. Een nacht rijder neigt meer naar zijn zijde. Ook Chea, de Opper, draagt zijn magie' ik weet dat dit nog lang niet genoeg verklaring is.
'Hoe dieper Rafiki in Yin zijn magie verzeilt raakt, hoe meer hij haar ook over zal nemen. Op haar zwakkere momenten pakt hij haar ziel over en laat haar handelen vanuit duisternis. Alsof ze slaapwandelt, doet ze dingen die ze zich op dat moment niet beseft. Dit is niet haar bloed en dit is geen toeval'.
'Je wilt zeggen dat dit bericht van Yin is, Rafiki vannacht iemand heeft vermoord en zijn of haar bloed heeft gebruikt om een boodschap naar ons te schrijven?'. Noa zijn handen glijden door zijn haar. 'Of het direct naar ons is weet ik niet. Dit teken is welbekend onder iedereen, het is eerder een teken van leven vanuit hem. Een teken dat hij sterker wordt'.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro