Hoofdstuk 19
Vandaag is de dag dat we de uitslag van het Examen krijgen, en ik heb nog nooit zo veel nachtmerries gehad.
De nacht was een afwisseling van doemdenkend wakker liggen en het beleven van die doemgedachtes in mijn dromen.
Maar nu, nu ik me al heb klaargemaakt, slaat de angst pas echt toe. Wat gebeurt er eigenlijk precies als je faalt? Word je dan meteen naar Hiems gebracht voor de mensenproeven, of krijg je nog een moment om afscheid te nemen? Ik hoop het zo erg, want dat betekent dat ik nog een moment heb om te vluchten. Wat ik dan ga doen, weet ik niet. Mijn vader zoeken, misschien? Vluchten naar Petrinië?
Het klinkt nogal dom, en dat is het ook, maar het blijft beter dan Hiems.
Zelfs als ik echter wel slaag, ben ik bang. Ik moet binnenkort naar het front, ik ga leven met negen anderen meiden in hetzelfde hutje en ik zal mijn familie amper meer zien, in het beste geval. En ik houd van ze. Niet van George, maar ik geef zelfs om Luke, die me keihard heeft laten vallen. En des te meer houd ik van mijn hardwerkende maar liefdevolle moeder, en Zoë, natuurlijk, lieve, mooie Zoë. Ik wil haar zien opgroeien, die jonge mooie vrouw zien worden, die ze sowieso gaat worden. Op bijna alle vlakken heeft Zoë meer dan ik, maar zij is een van de weinigen waarbij ik er niet jaloers op ben.
Wel ben ik jaloers op de onschuldigheid waarin ze leeft.
Want geloof me, als ze haar onschuldigheid wegnemen, zou ik die daders niet zo onschuldig behandelen. Maar waarom, waarom moest ik in vredesnaam bij het leger? Van alle dingen die ik had kunnen doen? Ik ben misschien niet slim genoeg voor de geneeskunde die mijn moeder en Zoë doen, maar des te minder ben ik sterk en dapper. Liever zou ik in de landbouw werken, al is dat ook niet het meest geliefde baantje. Het is misschien saai, maar niet gevaarlijk. Het ergste wat er kan gebeuren is een mislukte oogst. Ha. Als mij nu een ramp overkomt ben ik dood op de eerste dag.
Mara komt bij mij langs een uur voordat we naar de uitreiking moeten. We gaan naar mijn kamer, en ik wil haar van alles vertellen, maar mijn oma heeft me opgelegd om dat niet te doen, dus heerst er een ongemakkelijke stilte.
'Dus.' Ik friemel aan het gordijn. 'Zenuwachtig?'
Mara smaalt. 'Jij niet dan?'
'O, jij slaagt toch wel,' zeg ik scherp. Te scherp.
'Misschien,' antwoordt Mara. 'Maar ik ben pas blij als ik mijn diploma in handen hebt.'
'Jij hoeft tenminste niet te vrezen voor je leven.'
Ze draait zich om met een soldaatwaardig felle blik in haar ogen. 'We moeten altijd vrezen voor ons leven, Luna.'
Dat is gruwelijk waar. 'De een meer dan de ander.'
'Met één bom zijn we alle tien dood.'
Ik begin me af te vragen waarom ik Mara nou eigenlijk zo'n goede vriendin vond. Ik probeer te zeggen dat ik vind dat ze eens tevreden moet zijn met wat ze heeft, maar uiteindelijk komen er andere woorden uit mijn mond: 'Waarom praten we zo luchtig over de dood?'
'Misschien, ik weet niet, omdat ik me daar afgelopen twee weken op heb zitten voorbereiden?'
'We gaan niet dood.'
Mara trekt haar wenkbrauwen op. 'Jij bent snel van gedachten veranderd.'
Ze trekt haar staart strak en op een of andere manier vind ik dat vreselijk irritant. Ik geef geen antwoord, maar tot mijn grote ergernis zegt Mara: 'Komt er nog wat?'
Met mijn vuisten gebald in mijn mouwen, verplaats ik mijn gewicht op de bank. Mara merkt dat ik nog steeds niet antwoord en stopt er weinig moeite in. 'Ik had beter naar Felicity kunnen gaan.'
Mijn knokkels gingen branden. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang terwijl ik tot tien tel. 'Jammer genoeg heb je dat niet gedaan.'
Een heel gemene gedachte schiet me te binnen als Mara met haar ogen draait. Als zij niet slaagt, ga ik haar niet missen.
Ik schaam me zo dat ik de neiging heb om me te verontschuldigen, terwijl ik niets gezegd heb.
'Grapje, Maar.'
'Ja. Vast.'
De rest van de tijd brengen we in stilte door.
Na een tijdje komt mijn moeder binnen. Een angstaanjagende gedacht veroorzaakt een beklemmend gevoel in mijn borst. Wat nou, wat nou als ik inderdaad niet slaag, en als ik inderdaad naar de mensenproeven moet? Als ik meteen word meegenomen? Ik kijk naar de droevige ogen - of verbeeld ik me dat maar? - van mijn moeder. Zie ik haar dan nooit meer?
Ik wil mezelf oprollen en in de bank gaan liggen, als een klein kind, bevangen door de heerlijke onwetendheid. Ik wil huilen zonder me te schamen. Ik wil alles doen wat een soldaat onwaardig is, gewoon omdat ik dat kan.
Maar dat is het punt nou. Ik kan het niet meer.
'Ik denk dat jullie zo moeten gaan, meiden,' zegt mijn moeder. 'Jullie moeten er op tijd zijn.'
Ik doe mijn mond open om in te stemmen, maar de woorden blijven haken, zich verzettend tegen gehuil dat er zeker komt als ik geluid produceer. 'Ik...' Mijn stem slaat over. Ik glimlach voorzichtig en wijs even naar de keuken, om aan te geven dat ik water ga halen.
Als ik denk dat ik mijn mond kan openen zonder mezelf voor gek te zetten, slok ik het verkoelende water naar binnen. Zo erg is het niet, vertel ik mezelf. Als ik slaag, en dat doe ik vast wel, dan krijg ik eerst nog een lange vakantie waarin ik zo vaak en lang met mijn moeder en Zoë kan zijn als ik wil. Het is echt niet dat ik vandaag sterf of zo. Het is gewoon een volgende stap.
Ik zet het glas neer. Friemelend aan mijn paardenstaart loop ik naar waar Mara en mijn moeder zijn. 'Mam? Mag ik nog eventjes naar Zoë?'
Voor het geval dat. In Mara's ogen zie ik een vleugje begrip. Ik duw mijn tong tegen mijn tanden.
'Ja, natuurlijk. Maar schiet een beetje op, jullie hebben niet erg veel tijd.'
Ik ga naar mijn kamer, waar Zoë zit. Ik ben lichtelijk verbaasd als ik haar met naald en draad zie. 'Hé, Zozo. Wat doe je?'
'O, hoi, Luna.' Ze draait zich naar mij om. 'Je hebt zo je uitreiking, toch?' Op haar gezicht zie ik hetzelfde emotieloze masker als de mijne.
'Ja, dat klopt.' Ik schraap mijn keel. 'Maar sinds wanneer heb jij je in naaien gespecialiseerd?'
Zoë snuift. 'Dat is geen naaien, dat is huiswerk dat ik moet doen. Voor het hechten van wonden moeten we goed met naald en draad over weg kunnen, dus ze hebben ons de opdracht gegeven dit blauwe hulpkruis op dat grijze stofje te naaien.' Ze draait met haar ogen. 'Ik weet het. Ik heb wel wat beters te doen.'
Ik glimlach vaag, niet wetend wat ik daar op moet antwoorden. 'Ik ga zo,' zeg ik, hopend dat ze me wat aandacht kan geven.
Zoë zucht en legt haar naaiwerkje neer. 'Zenuwachtig?'
Ik lach, maar niet omdat ik het grappig vind. 'Wat denk je?'
Ze staat op en slaat haar armen om me heen. 'Ach, wat is nou het ergste dat kan gebeuren?'
Ik probeer mijn glimlach vast te houden. Ze moest eens weten. 'Nou ja...'
'Je bent zo sterk! Al mijn vriendinnen vinden het stoer dat ik een zus heb die in het leger gaat.'
Nu moet ik onwillekeurig toch een beetje lachen. 'Ik ben gewoon getraind, lieverd. Dat is iedereen daar. Dat maakt me nog niet geslaagd.'
'Maar wat gebeurt er dan precies, als je geslaagd ben? Ben je dan gewoon weg?'
'We moeten dan in een soort van flat wonen. Op kamers, zoals ze dat vroeger noemden. Per tweetal. We mogen na een halfjaar zelf een huis kopen, indien we genoeg geld hebben, natuurlijk. Eerst heb ik nog vakantie, dus dan kan ik net zo vaak bij jou langskomen als je wilt.'
'Luna!' roept mijn moeder chagrijnig.
'Ik moet gaan. Hé, maar Zoë, ik wil dat je goed onthoudt, wat er ook gebeurt, waar ik ook ben...' Ik slik dat nare gevoel in mijn keel weg. 'Ik hou van je, oké?'
'Ik hou ook van jou, Luna.'
En met die hartverscheurende woorden ben ik weg.
'Afscheid nemen is moeilijk, hè?' vraagt Mara onderweg. We hebben er een flink tempo in, want we willen niet te laat komen.
'Nogal. Vooral als je weet dat het misschien voor eeuwig is.'
'Ik wou dat ik dat nooit verteld had.'
'Toch wel, want anders zou ik over een kwartier zeker afgevoerd worden naar mijn dood.'
'Ja. Nou. Wat dan ook.'
'Hé,' zeg ik in een poging luchtig te zijn. 'Aangezien we een kamer gaan delen, als we allebei slagen, kunnen we het beter een beetje gezellig houden.'
Ik houd mijn adem in, in afwachting van Mara's antwoord. Bang dat ze misschien met een van die drie andere meiden — Luciane, Felicity of Nadia — gaat.
Ze knikt echter alleen.
Mijn hersenen draaien overuren om een leuke vraag te verzinnen waarmee ik dit gesprek draaiende kan houden, maar om de 5 seconden gaat er een schrok door me heen en sluit mijn brein kort, denkend aan het komende uur.
Dan doemt het grote Opleidingsgebouw op voor onze ogen, dat gebouw waar ik twaalf lange jaren speer heb geworpen, zwaard heb gevochten en boog heb geschoten. Het gebouw waarin ik straalde van trots toen ik een keer een wedstrijd messen werpen won, en daar waar ik me kapot geneerde toen ik mijn bijl niet goed kon vasthouden.
Die heerlijke onschuldigheid.
Nu betekent een goed geworpen mes de dood van een ander, en een verkeerd vastgehouden bijl mijn dood.
Het is doden of gedood worden, maar nu begint het past echt.
We zijn er. Het gebouw straalt vandaag een speciale kilte uit. We gaan naar binnen — de verwarming loeit — en we kijken naar onze oude trainingszalen. De zaal waar ik begon, toen we met mini-boogjes en neppijlen begonnen en vochten met kleine houten zwaarden, en waar we martelende uren krachtdadig hebben gedaan. Die ene zaal met de gigantische atletiekbanen. De zaal met die vechtringen. De dummypoppen die rode vloeistoffen uitspoten als ze werden gescheurd.
Ik ga ze stuk voor stuk missen.
Nu gaan we naar de ceremoniezaal, die redelijk compact is, omdat er hier nooit veel aandacht aan ceremonies worden besteed.
Mara en ik zijn niet erg vroeg. Er staan twee rijen van vijf stoelen achter elkaar. Mara en ik gaan zitten, ik linksvoor, Mara naast mij en en naast Nadia.
Bridget is zoals gewoonlijk als laatste, en als de klok twee uur slaat verschijnt Kiera op het podium. Ze geeft ons een klein glimlachje, wat haar er heel open uit doet zien. 'Meiden. Goed om jullie te zien. Jullie weten, ik ben niet van de praatjes, maar voor jullie maak ik een uitzondering.'
Goh, wat gul.
'Zoals jullie weten zijn jullie de eerste klas die ik heb begeleid, twee jaar lang. Voor jullie was alles spannend, maar voor mij ook. Het was vreemd om van het leger in een soort van juf te veranderen. Ik wilde het helemaal niet, dat weten jullie, maar sinds die blessure in mijn benen, waar ik nou eenmaal nooit helemaal af zal komen, was dit de enige waardige keuze voor iemand die opgeleid is als soldaat.'
'Ik denk dat jullie wel kunnen beamen dat ik geen typische lerares ben. Ik ben niet iemand van die zachte woordjes. In alle eerlijkheid vind ik dat onzin voor legerkandidaten die in hun laatste of een na laatste jaar zitten. En nu sta ik hier, te doen wat ik eerst supersuf vond. Maar ik ben trots op jullie, meiden. Jullie zijn geweldig gegroeid, en nu zijn jullie geen meisjes meer, maar jonge vrouwen, klaar om de republiek Fuga te dienen.'
Dat laatste zinnetje bezorgt me kippenvel
'Goed.' Kiera laat haar handen tegen haar dijen vallen. 'Dan is het nu tijd voor waar jullie gekomen zijn.' Ze pakt een kistje op dat naast haar staat, gevuld met onze diploma's — of niet.
Neeneenee. Niet de uitreiking. Ik wil niet.
Het doosje wordt opengeklikt. 'Amira Zarate.'
Amira staat op. Zelfverzekerd gooit ze haar vlecht over haar schouder. Er is geen greintje angst op haar gezicht te zien. Logisch, Amira's beide ouders hebben een baan bij het leger gehad. Maar toch, zelfs Lauren is nog zenuwachtiger dan Amira.
Kiera overhandigt Amira haar haar diploma. 'Gefeliciteerd, je bent geslaagd.'
Een glimlachje breekt door op Amira's gezicht. Met een knikje neemt ze de diploma aan en gaat ze zitten.
'Bridget Langham.'
Bridget is in alles de tegenpool van Amira. Waar Amira een slungel is, is Bridget bijna net zo klein als ik. Amira's haar zitten in een keurige zwarte vlecht, Bridget heeft niet eens de moeite genomen haar warrige donkerblonde haar in een staart te doen. Amira heeft een mediterrane donkere huid, maar die van Bridget is lijkbleek van angst.
Ik ben ook bang voor haar. Naast mij is Bridget de enige kanshebber om niet te slagen. Ze bijt zenuwachtig op haar lip en wiebelt heen en weer op haar beide benen.
'Geslaagd. Gefeliciteerd.'
De angst glijdt als een deken van Bridget af. Ze maakt een sprongetje. 'Echt? Bedankt! O, bedankt, bedankt, bedankt!'
Ze maakt een pirouette voor ze gaat zitten.
Diane. Geslaagd. Hoe kan het ook anders? Met een betoverende glimlach neemt ze de diploma in ontvangst.
Felicity, die ingespannen naar Kiera tuurt. Geslaagd.
Lauren. Geslaagd.
Luciane, geslaagd.
'Luna Redcliff.'
Ik haal diep adem, nu het nog kan. Ik ga op het podium staan. Nee, denk ik bij elke stap.
Nee.
Ik wil nog niet.
Ze pakt een envelop en opent hem. Haar ogen vliegen over de lijntjes van letters met leesrimpels. Of rimpels van teleurstelling. Mijn buik knalt uit elkaar van angst. Ze slaat haar ogen op.
'Geslaagd. Gefeliciteerd, Luna.'
Dan dringt het tot me door. Verdoofd van opluchting pak ik de diploma aan, want ik ben geslaagd, ik ben gewoon geslaagd!
Liefkozend aai ik over de nepgouden krulletjes op het certificaat.
Mara is geslaagd. Nadia en Talia ook.
Als een stelletje baby's beginnen we op en neer te springen — in feite sta ik gewoon stil, maar die verdraaide glimlach blijft maar op mijn gezicht hangen. 'O, meiden!' gilt Talia. 'Ik heb echt zo'n zin in het gala!'
Felicity piept en grijpt Talia's handen, waarna ze een gek soort rondedansje doen. 'Ja, echt niet normaal veel zin in!'
Mara valt me om de hals. 'We hebben het gewoon gehaald.' zegt ze triomfantelijk in mijn oor. 'We hebben het gehaald!'
Zo, in deze warme omhelzing, blijven we staan voor een tijdje. Verenigd en vol moed.
We zijn klaar voor de strijd.
~O~
Ergens heb ik het idee dat dit heel cliché en zo is, en ergens denk ik van: maar volgend hoofdstuk is helemaal niet cliché, maar het concept juist wel weer en ugh...
Het is eigenlijk wel grappig dat ik nu ook in een soort triomfstemming ben omdat ik net dit stuk heb geschreven.
Nou goed, volgend hoofdstuk is dus voor een klein tijdje het laatste, want ik ga als een gek editen! Yay... xD
xRosa
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro