Hoofdstuk 14
'Gewoon een lichte hersenschudding,' zegt mijn moeder met een glimlach. 'Er is niets aan de hand.'
'Niets aan de hand?' pruttel ik. 'Ik heb overmorgen mijn laatste Examen! Dat kan ik niet missen!'
'Dat gebeurt ook niet. Ik denk dat je dan al weer beter genoeg bent om naar je Examen te gaan.'
'Maar dan ben ik niet scherp.' Ik sla gefrustreerd met mijn hand op mijn matras. 'Wat een rotzooi, dit.'
'Het is nou eenmaal zo, lieverd. Des te meer je rust, des te beter het gaat.'
Ze zegt het alsof het niets is. Maar in feite is het bepalend voor mijn leven. Als ik niet scherp ben bij het Examen, dan haal ik het niet. En als ik het niet haal, dan... Mijn vinger verkrampen. De mensenproeven.
Allemaal door die stomme hersenschudding. Waarom was ik dan ook zo stom om met mijn hoofd tegen de deurpost te lopen? Hoe kan iemand überhaupt zo beschadigd raken door zo'n kopstoot?
Ik kan me niks meer herinneren van wat er gebeurd was, niet alleen van vlak voor de stoot, maar van de hele ochtend niet. Voor hetzelfde geld sliep ik de hele nacht en word ik nu pas wakker, maar de hoofdpijn en misselijkheid bewijzen het tegendeel.
'Zal ik thee voor je zetten?' vraagt mijn moeder, terwijl ze mijn haar naar achter veegt.
Ik knik afwezig. Ik baal er zo van. Steeds schieten er afschuwelijke beelden voor mijn netvlies. Ik, met littekens, een bleek gezicht en inwendige bloedingen. Mijn lijk, onder een wit laken verscholen en afgevoerd naar een massabegraafplaats. Infusen, bloed, angstaanjagende klinische kamers en een hartmonitor die stopt met piepen.
Ik ga overeind zitten. 'Mam?' Mijn handen trillen onder de lakens, maar dat laat ik niet zien. Ik wil zeggen dat ik het weet van de mensenproeven. Ik word gemarteld met beelden van verminkte kinderen. 'Ik...'
Meer komt er niet uit, althans, niet in de vorm van woorden. Ik geef over over het net gewassen dekbed. Zelfs nadat alles er uit is, blijf ik nog lang kokhalzen.
'Jeetje, lieverd toch.' Mijn moeder kijkt bezorgd naar mij en het stinkende, inmiddels beige dekbed. 'Ik ga een bak voor je halen, mocht je nog meer moeten overgeven.'
Ik veeg hijgend mijn haar van mijn voorhoofd, dat van het zweet bleef plakken. Ik zie hoe mijn handen trillen. Een nieuwe golf van misselijkheid doemt op uit het niets. Ik sla mijn vieze handen voor mijn ogen om de beelden uit mijn hoofd te verjagen.
Houd je adem onder controle, sis ik in mezelf. Adem. Adem in. Adem uit. Adem—
Duizelig laat ik me vallen. Ik sla mijn hand voor mijn mond om de gesmoorde kreet te onderdrukken.
Ik kijk naar mijn trillende hand. Ik dwing mezelf te stoppen. Ik dwing mezelf te stoppen met aanstellen.
Een soort ijzig gevoel overspoelt me. Het is heel simpel. Ik word opgeleid als soldaat. Ik moet het leger in. Ik laat me niet klein krijgen door een miezerig hersenschuddingen en ik ga dat verdraaide Examen halen ook.
Ze wilden een soldaat, dus dan kunnen ze die krijgen.
'Hier.' Mijn moeder komt de kamer binnen met een kop zoet ruikende thee en een bak voor het eventuele overgeven. 'Drink dit maar.'
Ik neem de kop aan, verwarm mijn handen ermee en drink. De smaak is zoet, mierzoet. Ik weet dat het slaapsiroop is, maar ik accepteer het. Na een paar slokken zet ik de kop neer met een licht gevoel in mijn hoofd.
De volgende die ik zie als ik wakker word, is mijn vader. Ik hap naar adem. Ik mag dan wel deze ochtend vergeten zijn, ik weet nog wat hij gisteren had gezegd.
De vijand.
'Pap,' stotter ik, gedesoriënteerd.
'Luna.' Hij glimlacht met een vermoeide blik. 'Hoe gaat het met je? Ik schrok wel hoor, toen je viel. Je zag er zo levenloos uit.'
De vijand.
'O. Het gaat prima, hoor. Maar ik wil je iets vragen. Gisteren noemde je me de vijand. Waar sloeg dat op?'
'Noemde ik je de vijand?' Hij fronst. 'Ik weet niet waar je het over hebt.'
'Niet?' Ik probeer overtuigender over te komen, maar mijn stem klinkt zwak.
'Weet je wat ik denk, schat? Ik denk dat je de dingen wat door elkaar hebt gehaald. Zo'n hersenschudding is best verwarrend. Je kan nu niet meer plaatsen wat de laatste tijd wanneer is gebeurd en zo. Vergeet het maar, want zo zou ik je nooit noemen.'
Die nacht droom ik. Ik droom over hersenmanipulaties. Ik droom dat die enge dokter, John Smith me op komt zoeken aan mijn bed. Hij lacht zijn enge tandeloze lach en begint infusen in me te steken, een voor een.
'Doden of gedood worden, schatje.'
Ik hap naar adem. Hij trekt een naald uit mijn arm. Er stroomt bloed over mijn hand en het kruipt onder mijn nagels.
'Doden of gedood worden.' Weer trekt hij een naald er uit.
'Doden of gedood worden,' herhaalt hij nog een keer. 'Ik ga doden, jij gaat gedood worden.'
Met een schrok word ik wakker. Alweer zie ik Zoë's gezicht boven me zweven.
'Zoë,' fluister ik. 'Ga weg. Het is gevaarlijk hier.'
Want Zoë doodt niet.
En dan is het gedood worden.
'Luna? Het is veilig. Je had een nachtmerrie. Je maakte me wakker.'
'O. Het spijt me.'
'Is goed. Als je me nodig hebt, zeg je het maar. Ik moest je toch zo wakker maken, om te checken of alles oké is. Dat hoort als je een hersenschudding hebt.'
'Maar jij moet toch ook slapen?'
Ze haalt haar schouders op. 'Ik heb mijn wekker om de twee uur gezet.'
'O. Nou.' Ik heb de kracht niet om me schuldig te voelen. 'Welterusten, dan.'
De volgende ochtend begeef ik me weer beneden. Het gaat al een stuk beter, maar ik voel me nog steeds niet helemaal topfit. Soms heb ik het ontzettend koud en moet mijn moeder me een extra deken brengen, en het volgende moment zweet ik zo erg dat ik alles uit doe totdat ik alleen nog maar een hemdje aan heb.
Het toppunt van de dag is als Mara me op komt zoeken, met een boeket bloemen in haar hand.
'Hallo, Luna.'
'Hé.' Ik bijt op mijn lip om de brede glimlach te onderdrukken, die voorzichtig op mijn gezicht omhoog kruipt.
'Hoe voel je je?'
'Goed. Het is alleen nogal koud.' Ik druk mijn benen tegen mijn borst aan.
'Koud?' Mara trekt haar wenkbrauwen op. 'Dat uitgerekend jij dat moet zeggen! Het begint juist bijna zomer te worden!'
'Ja, nou.' Ik duw mijn wang tegen mijn schouder aan, want die is lekker warm. 'Ik heb een hersenschudding gehad.'
'Voor zover ik weet krijg je niet zulke verschijnselen van een hersenschudding. Ooit wel eens van psychosomatiek gehoord?'
'Dat is toch dat je fysieke klachten krijgt omdat je mentaal niet sterk bent? Dat heb ik niet, hoor. Zo'n wrak ben ik nou ook weer niet.'
Mara opent haar mond, maar we worden onderbroken door mijn moeder. 'Mara, fijn dat je er bent. Ik zal de bloemen even in het water zetten. Wil je iets te drinken? Thee?'
'Water, graag.' Mara glimlacht beleefd naar mijn moeder en wendt zich weer tot mij. 'Zo fit zie je er anders niet uit.'
'Dat helpt.' Het komt er hard uit.
'Ik bedoel het goed,' zegt Mara verdedigend.
'Nou ja, misschien komt het omdat ik iedere twee uur wakker gemaakt moest worden en telkens als ik wakker was, pas over een uur weer in slaap kon komen.'
'Is dat ook de reden dat je je haar niet hebt geborsteld?'
'Waarom zou ik mijn haar borstelen als ik de hele dag op de bank zit?'
'Weet ik veel. Ik constateerde gewoon iets.'
Het blijft even stil terwijl ik over mijn armen wrijf, waarvan de haartjes overeind staan.
'Weet je wat ik me realiseerde?' begint Mara. 'We weten zo weinig van onze andere klasgenoten.'
'Hoe bedoel je? Het is niet bepaald zo dat ze zo geïnteresseerd zijn in ons.'
'Nee, oké, maar wij weten zo ongeveer alles van elkaar. Ik weet dat jullie de kaas altijd linksboven in de koelkast zetten. Ik weet dat Zoë een verslaving heeft aan basilicumblaadjes, en jij stiekem ook. Ik weet dat roze tot je vijfde je favoriete kleur is geweest, en dat het toen is overgenomen door paars.'
'Nu vind ik blauw overigens mooier.'
'Dat weet ik. Zie je, dat weet ik ook. En jij weet ook wat mijn favoriete kleur is.' Ze kijkt me uitdagend aan.
'Naast zwart?'
Mara lacht. 'Ik zei toch dat je het wist!'
Ik weet dat je zus op 16 januari jarig is, en dat je haar op haar tiende een speelgoedautootje hebt gegeven dat ze niet mooi vond en uit het raam heeft gegooid.'
'Dat bedoel ik. Maar we weten zo weinig over de anderen. Dat vind ik jammer.'
'Nou, sorry hoor, maar ik hoef niet te weten wiens zus wanneer jarig is.' Ik krijg het bekend gevoel van jaloezie. Ik houd van Mara, maar soms lijkt het wel niet helemaal wederzijds. Het is alsof ze mijn vriendschap niet genoeg vindt, alsof ze meer vrienden wil maken. En dan blijf ik alleen achter.
'Het punt is dat we niet eens weten wie er zussen heeft.'
'Jawel. Nou ja, ik weet bijvoorbeeld dat Talia op een boerderij woont. Of, eh, dat Felicity tweelingbroertjes heeft.'
'Dat is waar.' Mara heeft een gekwelde blik in haar ogen en ik weet niet waarom of wat ik er aan kan doen.
Inderdaad, wat een geweldigde vriendin ben jij, Luna.
'Het is gewoon... We moeten het leger in. Voor we het weten kunnen we dood zijn.'
Ik krimp ineen.
'Ik wil optimaal genieten van mijn leven, maar in deze wereld is het zo moeilijk. En als ik niet dood ga, en jij ook niet, dan zullen er anderen zijn die sterven. Anderen die ik al heel mijn leven ken en waarvan ik niets weet. Ik vind dat niet eervol. Snap je dat dan niet?'
Ik bijt op mijn lip. 'Ik weet het niet, Mara. Momenteel ben ik zelf bezig om de Examens te halen. Dat heeft mijn voorrang.'
Mara staat op. 'Wat ben jij eigenlijk een ongelofelijk kreng.'
'Sorry?'
'Het komt misschien als een verrassing, Luna Redcliff, maar het leven draait niet alleen om jou. Soms moet je je om anderen bekommeren, en niet alleen maar om jezelf. Soms moet je keuzes maken voor anderen, al gaan die ten koste van jou.'
'En soms moet jij je ook om je vriendin bekommeren, en niet alleen maar om anderen.' Mijn stem klinkt hoog
Mara's mond wordt een strakke streep. 'Vind je dat? Nou, succes met de bloemen van dat meisje die zich nooit om haar vriendin bekommert. Ik hoop dat ze snel verwelken.'
'Ik hoop dat je snel vertrekt.' Misschien een overbodige opmerking, omdat Mara al bij de deur stond.
'Doe ik.'
Terwijl ze overdreven haar staart naar achteren gooit loopt ze de deur uit. Ik kijk naar het glas water, waar ze geen slok van heeft gedronken.
Met een gefrustreerde kreet bijt ik in het kussen.
'Luna?' Mijn moeder komt de kamer binnen zetten. 'Waar is Mara?'
'Weg.' Meer woorden ga ik er niet aan vuilmaken.
'O, dat is vervelend. Ik moet namelijk weg naar het ziekenhuis, en het leek me fijn als Mara bij jou was. Nou ja, ik vraag wel of je vader even op je let.'
'Nee!' roep ik instinctief.
'Waarom niet?'
'Ik...' stotter ik. 'Ik voel me gewoon nog niet zo goed... En pap is bezig met z'n werk en zo.'
'Ik snap niet wat het probleem is, schat. Ik vraag hem wel of hij even hier wil zitten, dan kan je hem alles vragen als je iets wilt.'
Protesteren heeft geen zin meer.
Mijn vader doet uiteindelijk niks, maar ik kan er niet veel aan doen dat ik toch heel erg op mijn hoede ben. Een keer draait mijn vader zich naar me om en kijkt hij me heel doordringend aan, waardoor ik tegen de hoek van de bank krabbel.
Wat is er gebeurd, dat ik me zelfs bij mijn eigen familie niet veilig voel?
~O~
Ugh. Sorry dat dit zo'n kort hoofdstuk is met zo'n mislukt einde. Ugh. School. Onze klas heeft het rottigste rooster van de hele school en daardoor ben ik heel laat thuis en heb ik weinig tijd om te schrijven en krijg ik koppijn.
Maarrr, verder met het positieve nieuws: We (of ik, wat jij wilt) hebben de 1K bereikt en daar ben ik best wel trots op. Voor sommigen is het misschien niets, maar toch. Ik wil iedereen die dit boek heeft gesupport bedanken <3
Oké. Doei.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro