Hoofdstuk 13
Ook deze middag zit ik bij Luke op z'n kamer. We hebben een soort stil compromis gesloten; ik help hem bij zijn huiswerk en hij beantwoordt mijn vragen over projecties of vage dingen zoals HM's.
Zoë is daar niet blij mee. Volgens mij is ze boos omdat ik de laatste tijd veel meer tijd besteed aan haar oudere broer dan aan haar, terwijl het vroeger altijd anders was. Vroeger was het omgekeerd, maar vroeger is voorbij. En voor mij is dat erger dan voor Zoë.
Het doet heus wel pijn om haar teleurgestelde gezichtje te zien als ik zeg dat ik niet op onze kamer kom zitten als zij naar bed gaat, maar zo zit het leven in elkaar, dat heb ik wel geleerd. Ik moet prioriteiten stellen. En op dit moment, het moment dat ik bijna het huis moet verlaten, wil ik het liefst zoveel mogelijk weten over die vreemde en verscholen wetenschap waaruit ons hele Examen lijkt te bestaan. Iets in me zegt dat deze informatie belangrijk is. Het is onbekende informatie en er wordt heel weinig over gesproken, maar dat is juist waarom ik het wil weten. Het is apart dat ze zoiets doorslaggevends niet met de rest van Fuga willen delen.
'Vertel,' zegt Luke als ik de kamer binnenkom. 'Ik ben net klaar met technologie.'
Uitgebreid vertel ik alles wat ik die dag heb meegemaakt. Ik denk aan de bloedrode letters en de enge John Smith. Ik vertel over de zeetunnel, over de vulkaan.
'Dus je werd bedwelmd door de ventilator?'
'Ja. Ja, en toen kwam ik dus in die subwereld, zeg maar, terecht.'
'Dat snap ik, maar welke stof die ventilator ook uitzond, het kon niet in je bloed doordringen.'
'Dus?'
'Nu gebruiken we in het proces alleen nog maar naalden, omdat het daar heel makkelijk mee in de bloedbaan kan komen.'
'Ik had een infuus in.' Ik wrijf over mijn handpalm.
'Dat is logischer. Een infuus is een heel veilige manier om de HM te besturen. Dat is omdat de computer dan met je bloed verbonden blijft. Als de stof die de naalden in je bloed spuiten, op een of andere manier wordt afgebroken, dan kan er telkens weer nieuwe stof in worden gespoten. Snap je?'
'Uh, ja. Maar wat is een HM in vredesnaam? Die vent, die John Smith, die zei het ook al. Maar "ik wist natuurlijk niet wat dat betekende".'
Luke snuift. 'Dat is onzin. HM is gewoon een afkorting voor HersenManipulatie. Hij wil het woord niet uitspreken omdat het fout klinkt — en ook zo gebruikt kan worden. Hij wil jouw vragen niet beantwoorden, en daarom doet hij maar alsof het te hoog voor je gegrepen is. Maar ik denk dat je wel enig idee hebt wat het inhoudt.'
'Is die hersenmanipulatie... Leren jullie daar veel over?'
'Onze leraren zeiden dat het dé toekomst was. Het verbaast me dat jullie er niet over leren, maar goed, jullie meiden leven in een heel ander wereldje.'
Er breekt iets in me. 'Alsof ik er iets aan kan doen,' snauw ik. 'Geloof me als ik zeg dat ik ook niet wil leven om te vechten in een nutteloze oorlog. Maar het is gewoon wat ik zal moeten doen.'
Luke zucht en schudt zijn hoofd. 'Wat?' vraag ik uitdagend.
'Jullie hebben geen eigen mening meer. Het lijkt wel alsof jullie meiden verblind zijn door egoïsme en wraakzucht.'
Een koppige vastberadenheid komt in me op. Snuivend zeg ik: 'Dat is niet waar. Ik ben niet zoals alle meiden. Ik ben niet zoals Diane. Diane is niet zoals, weet ik veel, Nadia. We hebben allemaal een eigen persoonlijkheid, en ik dacht dat op z'n minst jíj me wel zou begrijpen, Luke.'
'Luna, ik weet dat je het zo voelt. Maar dat is niet wat ze willen. Ze willen jullie veranderen in robots. Ze...' Hij blijft even hangen. 'Robots, snap je?'
'Luke!' De deur vliegt open. Mijn vader loopt verbazingwekkend snel naar binnen. 'Luke, ik moet even met je praten.'
Doordringend kijkt hij me aan. Zijn ogen boren zich in de mijne, en in zijn blik is geen greintje liefde te zien. 'Ik ga al,' zeg ik. Overrompeld loop ik uit Luke's kamer.
Mijn vader slaat de deur dicht. Ik blijf staan, in dubio. Ik wil mijn vader en broer heus hun privacy geven, maar ik wil ook weten waarom mijn vader zo binnen kwam stormen.
En dat is wat mensen doen als ze moeten kiezen tussen iets goeds of slechts. Ze gaan altijd voor hetgeen wat hen het meest oplevert.
'Ik hoorde je praten over hersenmanipulaties en ons onderzoek. Over onze plannen. Je weet dat je dat nooit moet doen. Geen woord.' Mijn vader klinkt boos. Hij is te boos om zich te realiseren dat ik hem makkelijk kan horen, zelfs al zou ik niet bewust luisteren.
'Maar pap...' klinkt Luke's stem. 'Het is Luna maar. Ze doen het ook bij haar weet je, en ik dacht dat het fijn voor haar was om te weten wat er dan gebeurd. Het is gewoon een bedankje voor dat zij me helpt met geschiedenis.'
'Het is niet gewoon Luna,' briest mijn vader. 'Het is een meisje.' Hij spuugt het woord uit. 'Ze is de vijand. Van al onze informatie kan ze misbruiken maken. Ze kan onze plannen vertellen en ze verpesten. Ze mag dan nog zo lief zijn, als ze zichzelf ermee kan redden zou ze ons verraden.'
De woorden duizelen me. De vijand? Verraden? Ik bijt op mijn lip. Ergens wil ik graag naar binnen rennen en mijn vader zeggen dat ik hem heb gehoord en vragen waarom hij zijn dochter ziet als een verrader. Alleen schiet ik daar niets mee op. Daarom vlucht ik weg van de deur, om niet te laten zien dat ik stond te luisteren. Ik loop naar mijn kamer en laat me op mijn bed vallen.
Ik mag dan genoeg meegemaakt hebben, maar om je vader je een verrader te horen noemen doet pijn, echt pijn. Ik wrijf in mijn ogen tegen de opwellende tranen. Jank niet zo, bries ik tegen mezelf.
Een gevoel van verachting overmeestert me. Als het er echt op aankomt, is mijn vader de man, mijn vader is de zwakkeling. Als hij me echt ziet als zijn vijand, dan gaat hij het meemaken.
Zoë komt de kamer binnen met een stapeltje boeken in haar armen. Ze zucht overdreven. 'Al dat leeswerk ook. Ik dacht dat dat de taak van de jongens is, maar ik moet voor morgen vijf hoofdstukken hebben gelezen over genmanipulatie.' Dan realiseer ze dat tegen mij praat. 'O. Hallo, Luna,' zegt ze koeltjes. Met een hard klap zet ze de boeken op een stoel neer. 'Ik moet huiswerk doen. Zou je me even met rust kun laten?'
'Is goed.' Ik probeer mijn teleurstelling te verbergen. Ik begeef me weer naar Luke's kamer om hem te ondervragen.
'O, Luna.' Luke kijkt me aan. Hij is een beetje rood. 'Sorry, maar ik ben even...'
'Ik heb alles gehoord, dus je hoeft me niet voor te liegen.' Ik zucht. 'Waarom? Waar hadden jullie het over?'
'Niets. Niets bijzonders.' Verward haalt Luke een hand door zijn haar.
Ik trek mijn wenkbrauwen op. 'Niets bijzonders, zei je. Waarom ziet mijn eigen vader me dan als een vijand? Wat heb ik hem ooit misdaan? Ik zou jullie nooit verraden, maar jullie behandelen me alsof ik alleen maar aan mezelf denk!'
'Luna, alsjeblieft.' Luke kijkt me smekend aan.
'Vertel het me. Ik heb er recht op.'
'Het is... Er zijn de laatste tijd veel mannen die vinden dat ze te slecht worden behandeld. Ze willen meer macht krijgen via de wetenschap en de HM's en zo. Ze willen eigenlijk dat de vrouwen weer afhankelijk van hen worden, dan andersom.'
'Maar ik wist niet dat het zo'n probleem was.'
'Natuurlijk wist jij dat niet.' Het klinkt kil. 'Sorry, maar ik kan je hier niet meer over vertellen.'
'O. Prima.' Ik kijk naar Luke, naar wat hij echt is. Een twaalfjarig joch dat al zijn mannelijkheid heeft verloren door de oorlog. Mijn moeders blauwe ogen, het donkerblonde naar van mijn vader. 'Ik kan het niet geloven. Wie is hier nou de verrader?'
Ik loop de deur uit, maar Luke roept me niet terug. Ik loop naar beneden naar mijn moeder. 'Mam?' vraag ik.
Ze kijkt me aan, een vermoeide blik gelegen in haar ogen.
'Haten jongens meisjes?'
Ze fronst. 'Waarom vraag je dat, schat?'
'Niets.' Ik bijt op mijn lip. 'Laat maar.'
De volgende dag ben ik vrij. Aangezien ik niets te doen heb, ga ik naar mijn vaders kamer. Ik heb de HoverTab van mijn vader nodig. Nu zit hij nog aan de eettafel, om te ontbijten en de krant te lezen. Ik heb mijn ontbijt naar binnen geschokt en ben naar boven gegaan.
Ik pak de HoverTab. Gelukkig heeft mijn vader hem vannacht niet helemaal uitgeschakeld, waardoor hij niet beveiligd is.
'Notities,' zeg ik. De tablet schakelt over na de applicatie met notities. Er staan heel veel tussenkopjes. Financiën en nieuws en dergelijke. Ik tik op het vakje wetenschap.
Daar. Er staat HM — hersenmanipulatie. Ik glimlach. Als mijn vader het wil hebben, kan hij het krijgen ook.
Er staan een heleboel formules op het scherm, maar daar scroll ik snel langs. Iets trekt echter mijn oog.
Aanklacht -> voorstel De Kooi. HM zal worden ingezet.
De Kooi? In het westen Fuga ligt een groot stuk land dat de Kooi wordt genoemd. Het is het meest geraakt in de oorlog en is ook nooit gerevitaliseerd. Men zegt dat het er stikt van virussen. De grond is onvruchtbaar en het water is giftig, dus al met al heeft men nooit het nut ervan ingezien om de Kooi te revitaliseren, niet in deze kwetsbare stage van ons land. De Kooi was ook de plaats waar de oorlog het eerst doorbrak. Het ligt immers op de grens bij Petrinië.
Maar wat dit alles met hersenmanipulatie te maken heeft, weet ik niet. Misschien willen de mannen dat de Kooi eindelijk wordt opgeknapt, al heb ik geen idee waarom. Maar waar hebben ze dan Hersenmanipulatie voor nodig?
Er kraakt iets op de trap.
Robots, echoot Luke's stem in mijn hoofd.
Robots. Willen ze, omdat ze daar fysiek zelf niet toe in staat zijn, ons het werk laten doen? Willen ze onze hersenen manipuleren en ons zo dwingen om aan de Kooi te werken? Maar wat maakt die Kooi dan toch zo belangrijk?
De deur kraakt ter waarschuwing. Ik spring geschrokken op en kijk om me heen om iets te doen, íets als excuus.
'Luna.' Mijn vader spreekt mijn naam uit op dezelfde manier als Kiera vaak doet; emotieloos en met een tikje afkeer.
'Uh, hallo, pap!' Ik maak een mislukte zwaaibeweging met mijn hand. Ik zoek koortsachtig naar een goed excuus om mijn aanwezigheid hier te verklaren. Mijn vaders kantoor is zo ongeveer verboden terrein voor iedereen in ons huis. Maar het woord vijand, duidelijk gearticuleerd door mijn vader, stuitert door mijn hoofd.
'Wat doe je hier?'
'O, ha.' Ik lach. 'Grappig dat je het vraagt. 'Ik, eh, zocht een pen. Hier, kijk, gevonden!' En met die woorden snel ik de kamer uit.
'Luna, wacht.'
Ik draai me om. Hij doorziet me. Natuurlijk.
'Waarom heb je een pen nodig?'
'Nou... Mam vroeg of ik een boodschappenlijstje wilde maken.'
Doorzichtig, Luna, heel doorzichtig.
'En waarom leen je niet een van Zoë's pennen?'
'Omdat zij een project voor school had en alle pennen heeft meegenomen. Morgen krijgt ze ze terug.' De leugen rolt woord voor woord mijn mond uit.
'O? Wat een toeval.'
'Ha, ja, hè?' Ik lach vluchtig en ren half naar mijn kamer.
Daar schuif ik al Zoë's pennen in een laatje, mocht mijn vader mijn kamer bezoeken.
'Hé, wat doe je?' vraagt Zoë verontwaardigd.
'Een vrouwendingetje,' mompel ik. 'Doe me alsjeblieft een lol en laat ze daar.'
Zoë perst haar lippen op elkaar. 'Oké. Ik doe tenminste wel wat mijn zus van me wil.'
Ik knijp mijn ogen halfdicht. 'Gelukkig, dan.'
Ze werpt me nog een priemende blik toe en concentreert zich dan weer op haar werk.
'Zoë!' Mijn hart zakt in mijn maag door de scherpe stem van mijn vader. 'Je moeder vraagt of je naar beneden wil komen.'
'Waarom?' vraagt Zoë.
'Moet je aan je moeder vragen.'
Zoë zucht. 'Ik kom al.'
Ik weet het zeker zodra Zoë de kamer verlaat en mijn vader erin loopt. Tijd voor mijn executie.
'Pap, is er iets?' zeg ik zo onschuldig mogelijk.
'Houd maar op, Luna. Bespaar jezelf moeite. Ik weet waar je mee bezig was.'
Ik slik iets weg.
'Je was zo dom om de HoverTab niet uit te zetten. Ik heb wel gezien wat je aan het kijken was. Over hersenmanipulaties. Stop daarmee. Jij hoort dat niet te weten.'
'Waarom zie je me dan als mijn vijand, pap?
Hij schudt zijn hoofd. 'Klaar, Luna.'
Hij grijpt me vast met sterke handen, abnormaal sterke handen. Ik slaak een kreetje. Mijn vader slaat zijn hand voor mijn mond en al het geluid wordt gedempt.
'Mam,' probeer ik in paniek te roepen. Mijn vaders hand klemt stevig om mijn hals. 'Mam!'
Het heeft geen zin, het geluid wordt te veel gedempt. Mijn vader zet zijn hand tegen mijn hoofd. Ik knijp mijn ogen dicht. En dan, met een geweldige klap, slaat hij mijn hoofd tegen de deurrand.
Ik verlies meteen mijn bewustzijn.
***
'Luna.'
Loom doe ik mijn ogen open. 'Wat is er?' Ik kijk in het bezorgde gezicht van Zoë.
'Je bent flauwgevallen.'
'Huh?'
'Pap zei dat je tegen de deurpost stootte en toen flauwviel. Ik hoorde je nog gillen. We schrokken ons kapot.'
'O.' Ik probeer rechtop te zitten. Mijn hoofd schreeuwt het uit. Ik laat mijn hoofd weer op het kussen vallen, met pijnscheuten en al.
'Kun je je nog iets herinneren? Pap zei dat je waarschijnlijk niet meer zou weten wat er gebeurde.'
Bij het woord pap krimp ik intuïtief ineen, maar ik snap niet waarom.
Ik duik in mijn geheugen, want ik wil weten wat er gebeurde, ik voel dat ik het moet weten.
Het is nutteloos. Hoe diep ik ook graaf, ik herinner me niets meer. Mijn geheugen is een zwart gat.
~O~
Meh.
Ik moet bijna weer naar school en ik ben op mijn eerste lesdag jarig. Lach me niet uit. Vaarwel.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro