18
Don fladdert door de stille nacht. Onder hem schieten de grasvelden voorbij. Deze dag was echt een zooi. Het lijkt al dagen geleden dat hij gespannen op de bank zat terwijl hij op reacties van zijn vrienden wachtte. Terwijl dat vanmorgen rond een uur of elf was! Als hij denkt aan Links aandringen om zijn emoties weer in te schakelen, gaat zijn bloed koken. Hij deed het alleen om de anderen te beschermen! Dat mag toch wel? Eerlijk gezegd is hij bozer op zichzelf, dan op Link, want het was hijzelf die luisterde naar Link. Don zucht; wat is het toch ingewikkeld om vrienden te hebben.
"Wil je dan helemaal alleen zijn?" fluistert en stemmetje in zijn hoofd. Bij de gedachte alleen al schiet er een rilling over Dons rug.
Op een gegeven moment verschijnt de stad waar Don in woont aan de horizon. Zijn spieren in zijn schouders branden; het valt toch al niet mee om dik een halfuur te vliegen en nu heeft hij ook nog eens tegenwind.
Even later is hij nog maar een paar meter verwijderd van zijn openstaande kamerraam als hij kattengekrijs hoort. Er vechten wel meer katten in deze wijk, maar nu klinkt het gekrijs wanhopiger en komt er ook woest hondengeblaf bij. Op een meter van zijn raam zwenkt Don opzij en fladdert naar het parkje. Het gekrijs komt van onder een grote boom die in het midden van het parkje staat. Het is een grote, zwarte hond die onder de boom flink tekeer gaat. Hij lijkt een beetje op die hond uit één of andere Harry-Potterfilm die Don laatst heeft gezien. Don daalt neer en landt achter de een bankje in het gras. Na een snelle blik om zich heen om zich ervan te vergewissen dat niemand hem ziet verandert hij in een mens. Allereerst rekt hij zich eens stevig uit. Zijn schouder protesteren hevig waardoor hij nu toch wel zijn lichaam van tien jaar terug mist, maar helaas; er is niets aan te doen. Mensen worden nu eenmaal ouder met de jaren.
Snel rent hij naar de hond. De boom heeft grote wortels die deels boven de grond uitsteken en door de vele regenval van de afgelopen dagen is de grond onder de wortels weggespoeld. In het onlangs ontstane holletje zit een klein, zwart katje. De hond, tevens ook zwart, maar dat zal vast toeval zijn, mept met zijn poten tegen de wortels om het katje te bereiken. Als hij zich opheft voor een laatste fatale slag, gaat Don snel voor hem staan.
"Hé, ksst!" De hond gromt en gaat in de aanvalhouding staan.
"Wat je ook doet, niet bijten," fluistert Don zachtjes als de hond woest gromt. Speeksel vliegt uit zijn bek en zijn vaalgele tanden glinsteren vervaarlijk. Don slikt. Hier is hij niet tegen opgewassen. De hond springt maar voren en Don verandert snel naar vleermuis. Hij ruikt de stank uit de bek van de hond die onder hem door schiet en tegen de boom aan knalt. Door deze wilde sprong is één van de voorpoten van de hond tussen de wortels belandt. Terwijl Don weer naar mens verandert, probeert de hond zich los te rukken. Nu gaat het katje ook helpen, want het krabbelt naar de poot van de hond toe en met een venijnige mauw bijt hij in het vlezige pootkussentje.
"Ha, lekker voor je." Don kan het niet laten te glimlachen als de hond geschrokken kermt en zijn poot piepend uit de wortels rukt. Op drie poten strompelt hij het struikgewas in.
"En waag het niet terug te komen, rotbeest," roept Don hem achterna.
"Zo dat hebben we even goed gedaan samen, hè poes?" Don heeft het altijd over een poes, zelfs als het een kater is. Hoe hij weet dat dit kleine poesje een kater is? Geen idee; hij voelt het gewoon. Het is bij nadere inspectie toch geen geheel zwart katertje. Hij heeft een wit buikje en witte kuiten. Ook zijn de punten van zijn oren wit, wat Don super schattig vindt. Het katertje klautert uit het holletje en gaat luid miawend om Dons benen heen draaien. Glimlachend gaat Don op zijn hurken zitten en krabt het katertje onder zijn kin.
"Wie is jouw baasje?" vraagt hij bloedserieus aan de kat. Die antwoordt natuurlijk niet, maar het valt Don wel op dat hij geen halsband om heeft.
"Ik ga naar huis, jij ook?" Don staat op en wandelt naar de deur van zijn complex, maar het katertje blijft met hem meelopen.
"Heb jij geen baasje? Is dat het? Nou ik kan je ook niet houden hoor." Het katertje miauwt bevestigend, maar is niet van plan om ervandoor te gaan.
Don opent de deur van het halletje en tracht de deur te sluiten voordat het katertje naar binnen komt. Hij heeft echter zijn snelheid onderschat, want het lukt hem niet en even later staat het katertje luid miauwend voor zijn voeten. Don opent zijn postvakje terwijl hij zegt:
"Sorry poes, maar ik zal je toch zometeen buiten moeten zetten." Het miauwen gaat gewoon door.
"Dan moet je het zelf maar weten," mompelt Don zachtjes. Opeens voelt hij iets vreemds in zijn postvakje. Het voelt een beetje als een zakje met slijm, maar dit is iets vaster en gladder. Hij trekt zijn hand terug en gluurt zijn vakje in. Vanwege het weinige licht wordt hij niet veel wijzer. Heel voorzichtig pakt hij met twee vingers het ding uit zijn vakje.
"Het zal wel een teken van de schildpad zijn," glimlacht Don wanneer hij ziet wat het is.
"Mrauw?" mauwt het katje. Don toont de kat het zakje kattenvoer wat Whiskas eens per jaar in de brievenbus gooit. Samen lopen ze de lift in.
"Wat zal Link wel niet zeggen als hij hoort dat ik een kat onderdak heb geboden? Hij heeft zo zijn best gedaan om mij aan een huisdier te krijgen," verzucht Don tegen het katertje, die zowaar eens stil is.
In zijn appartement stort Don de inhoud van het zakje in een laag kommetje en geeft het aan het katertje.
"Wat zullen we met jou eens gaan doen?" peinst hij terwijl hij toekijkt hoe de zachte vleesstukjes met smaak worden verorbert. Hij kan even langs de dierenambulance gaan, maar hij weet niet of die nog open is. Hij pakt zijn telefoon en zoekt op hoe laat de dierenambulancepraktijk sluit. Het blijkt vandaag om negen uur te sluiten en na een snelle blik op de klok concludeert Don dat hij net dertig seconden gesloten is.
"De schildpad zal het wel heel erg met jou te doen hebben als hij jou nog een nachtje bij mij gunt, hè poes?" Als antwoord springt het katertje op zijn schoot en rolt zich daar spinnend op.
"Ik moet ook even iets voor mezelf gaan klaarmaken," zegt Don als reden om het zwart-witte bolletje vacht op te tillen en het naar de tafel te verhuizen. Vervolgens staat hij op en gooit avondeten in de magnetron.
Anderhalve minuut later eet hij zijn hutspot op terwijl hij achter de oortjes van het katertje kriebelt.
Nadat hij zijn bord en bestek in de vaatwasser heeft gezet, loopt hij naar de bijkamer om de was te doen.
"Dit moet in de wasmachine," mompelt hij zonder echt door te hebben dat hij dat doet, terwijl hij een berg kleding in de wasmachine stopt.
"En dit in de D..." Het katertje schiet door de deuropening naar binnen om tegen Dons benen tot stilstand te komen.
"Roger!!!" maakt hij zijn zin met stemverheffing af.
"Miauw." Het katertje kijkt hem bijna trots aan. Don lacht met zijn hart nog luid in zijn keel kloppend.
"Roger, dat klinkt best goed. Wat dacht je ervan om jou Roger te noemen?" Het katertje gaat zitten en begint zich uitgebreid te likken, wat Don maar als een ja beschouwd.
☴
De nacht vordert gewoontjes. Als hij vermoeid in bed ligt, komt Roger gezellig naast hem liggen. Even wil Don hem wegjagen, maar hij laat het toch maar zitten. Zijn ogen zakken dicht en even later is hij diep in dromenland verzonken. HIj heeft niet eens tijd om zich te beseffen dat hij sinds zijn verandering niet zo makkelijk in slaap is gekomen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro