Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

[ Hoofdstuk 1.0 ]

Thomas staarde voor zich uit. Eigenlijk lette hij helemaal niet op de natuur voor hem, want hij was meer in zijn gedachten verzonken. Gedachten die de duisternis in liepen en weer terug. Gedachten die hij liever vermeed, maar zelfs na de 15 jaar dat hij bestond kon hij dat nog niet. Hij zat hier al uren, voor zich uit kijkend en piekerend. Zijn bruine haar was inmiddels wit geworden van de sneeuw, wat beter af stak als contrast tegen zijn felle licht blauwe ogen.

Niet lang geleden had hij het vreselijke nieuws gehoord. Dat Winter, Thomas' geboorteplaats, aan het smelten was. Thomas wist nog goed hoe zijn moeder erbij had gezeten om hem en zijn zusje het nieuws te vertellen. Je zag haar hand trillen en ze probeerde haar tranen in bedwang te houden. Thomas vond het vreselijk zijn moeder zo te zien. Maar eigenlijk zag hij zijn moeder zo elke dag. Misschien vond ze het stiekem nog geeneens zo erg om weg te gaan, dood te gaan net als haar eens zo geliefde echtgenoot, Thomas vader.

Hoewel de meeste inwoners het nog niet door hadden (of niet wouden beseffen); Thomas was intelligent genoeg om te bedenken dat dit het einde van Winter zou betekenen. De inwoners wouden het niet geloven. Ze ontkenden het, maar volgens mij wisten ze zelf ook heel goed wat dit tot gevolg zou hebben. De IJswand was de enige muur die ons afweerde van de hitte van zomer. Was Zomer dan zo heet geworden dat de IJswand er door smeltte? Maar dit leek hem zo onwaarschijnlijk dag hij het direct al uit zijn hoofd zette. Het was logisch om tegen iedereen te zeggen dat het allemaal wel goed kwam, in de hoop er zelf ook in te gaan geloven. Maar het was een voorspelling die uitkwam.

Winter zou smelten, tot er geen sneeuwvlokje of ijspegel meer over was, en de mensen zouden er bij meegaan. Thomas' brein had de oorzaak al honderd keer geanalyseerd en nog steeds wist hij niet wie of wat dit veroorzaakt kon hebben. Hij vond het lastig er mee om te gaan. Zelfs zijn beste vriend Jake wist geen raad.
Zo gingen zijn gedachtes dieper en dieper en smolt er steeds een korreltje sneeuw meer. De tijd drong voor de bewoners van Winter.

Thomas kon zijn zorgen niet loslaten. Ze konden toch niet zomaar allemaal sterven? Duizenden inwoners, die kon je toch niet aan dat lot overlaten? Zijn geest was gevuld met angst, maar ook woede. Woede dat er niemand was die opstond uit hun luie stoel, niemand die Winter probeerde te redden. Iedereen was te laf, alsof hun dierbaren en hun leven hun niks konden schelen. Tenslotte leek het ook zo alsof er een vloek of duistere magie heerste in Winter, alle bewoners hadden wel iéts. De een was die kwijtgeraakt, de ander was depressief en ging het liefste snel dood, de ander was ernstig ziek of lag al op sterven. Ze waren allemaal verloren op een bepaalde manier. En Thomas was niet een van de mindere daarvan.

Op de een of andere manier voelde hij zich verantwoordelijk uit te zoeken wat er aan de hand was, Winter te redden. Zijn vader pleegde zelfmoord tien jaar geleden toen hij te laf was om in het Ijsleger te gaan. Velen mensen verafschuwden hem sinds toen, en hadden eigenlijk een soort van zijn voorbeeld aangenomen. Zijn vader had zoveel moeite gedaan de bewoners duidelijk te maken dat Winter afschuwelijk was. Als het niet zijn vader was geweest, had hij zelfs nog gedacht dat hij de oorzaak van dit alles was.

Het landschap voor hem begon saai te worden en hij wende zijn ogen af naar de grijze lucht. Elk ogenblik kon het gaan regenen. Hij graaide zijn hand door de sneeuw en voelde hoe de kille kou zich vast klemde om zijn vingers. Hij rilde. Niet alleen van de kou, maar ook van angst en verdriet.

Toen klonk er een vrolijke geschater rechts van hem, wat eens zijn favoriete geluid was. De vrolijke Jake wist hem altijd wel weer op te fleuren, maar nu niet. Thomas zuchtte. Hij had hier nu echt geen zin in. 'Thommie, heb je het al gefixt?' Jake plofte met zijn slungelige lichaam naast Thomas in het sneeuw. Zijn vriend leek zich niks aan te trekken van alles, maar Jake was eigenlijk altijd blij. Thomas kende zijn vriend niet anders dan deze overweldigende enthousiasme.

'Wat bedoel je?' vroeg Thomas ongeïnteresseerd en keek naar zijn schoenen, die bedolven waren onder de natte sneeuw.

'Met dat meisje. Hoe heette ze ook al weer, Kyra, Kyara?' De steen om zijn maag werd alsmaar groter. Dat was ook zo. Hij had vanavond afgesproken met een meisje uit de kroeg. Zijn eerste date ooit. Opnieuw zuchtte hij. Deze dag kon niet erger.

'Jake, ik kan niet zitten afwachten en doen alsof er niks aan de hand is, op een date gaan en voordoen alsof alles oké is, als we straks allemaal ten onder gaan,' Zijn maag kromp samen toen hij eindelijk de waarheid hardop zei. Jake zuchtte, teleurgesteld beseffend dat dit gesprek niks goeds kon opleveren.

Ze waren vrienden sinds hun geboorte en wisten altijd alles van elkaar. Jake zag duidelijk dat Thomas de laatste paar weken slecht in zijn vel zat.

'Wat ben je van plan?' vroeg Jake, wetend dat zijn vriend altijd een plan had.

'Ik wil op onderzoek uit, ik wil weten wie of wat dit heeft veroorzaakt, ik wil antwoorden vinden,'

'Thom,' zei Jake ernstig en in zijn stem klonk nu ook wanhoop, 'we hebben het hier zo lang over gehad. Er is niks wat je kunt doen,' Thomas weigerde dat te geloven, er moest iets zijn, een oplossing. Hij piekerde. Het voelde alsof zijn hoofd ontplofte. Er zat een knoop om zijn maag.

'Sorry, Jake. Ik moet hier weg, ik krijg het niet uit m'n hoofd,' zei Thomas en er klonk dit keer duidelijke vastberadenheid in zijn stem. Jake had hem al zo vaak op het hart gedrukt dat niks van zijn vaders acties zijn schuld was, maar de enige manier om zijn schuldgevoel weg te krijgen was om alles goed te maken en deze missie aan te gaan. Ze moesten naar de Ijswand om te kijken wat er aan de hand was. Thomas vond het allemaal maar mysterieus en daar kon hij niet tegen.

Jake had door dat hij er niks meer tegen in kon brengen. Hij moest en zal zijn vriend helpen met wat hij ook van plan was.

*

De volgende ochtend rees de zon in een prachtige vuurzee van roze en geel aan de hemel. Thomas had de hele nacht wakker gelegen. Zijn ogen kaarsrecht naar het plafond gericht. Zijn van stro gemaakte bed viel al bijna uit elkaar.

Toen het 10 over 6 was, kwam hij in de benen. Lissalaila, zijn zusje gaf hij een snelle kus op haar voorhoofd. Hij aarzelde even toen hij zijn zusje daar zag liggen, in een vredige diepe slaap. Ze was nog zo jong en Thomas was alles wat ze had. Het was geen simpele beslissing, maar hij wist dat het de juiste was. Als hij dit deed, redde hij zijn lieve kleine zusje. En dat was wat hij wou.
Voor zijn moeder liet hij een brief achter met vier woorden: ik houd van je. Ze zouden het hem wel vergeven. Hij maakte zich er meer zorgen om of ze hem zouden begrijpen. Thomas checkte drie keer na of hij alles had. Hij had een dolk aan zijn broekspijp vast geknoopt, in de onverwachte situaties altijd handig. Het was een oude van zijn vader geweest, die hij eigenlijk vrijwel nooit had gebruikt, maar zijn moeder had hem alsnog bewaard. Misschien als aandenken of zo.

Wilskracht leidde Thomas de deur uit, hoeveel moeite het hem ook kostte. Hij draaide zich nog een keer om toen hij de deur achter zich in het slot liet glijden.

Jake wachtte op hem bij het meer, wat dagelijks ijzig bevroren was. Jake was als altijd goed voorbereid. Hij had een kar vol met eten en veldflessen meegenomen. Met Jake aan zijn zijde kon hij niet falen, besefte Thomas. Jake was dan geen vechter, en ook niet de slimste, maar hij wist altijd wel alles goed voor elkaar te krijgen en hij dacht over bijna alles optimistisch. Daar zou hij zeker nog wat van kunnen gebruiken.

Dit was de eerste keer dat Thomas Nieuwe Stad verliet. Zijn geboorteplaats, al zijn herinneringen lagen hier. Het was veel moeite om zijn familie hier achter te laten, maar hij wist waar hij het voor deed. Het was rustig op de wegen. Iedereen had zich verborgen bij een lekker warme gaspit. Ze waren aan het wachten tot hun einde kwam.

De wind waaide door hun haren en het miezerde zachtjes. Het weer zat niet mee. Een pauze was hoognodig. Ze verstopte zichzelf in een grot en maakten daar een kampvuur. Jake keek klappertandend naar het vuur. Zijn handen leken bevroren. Hij had een dikke wollen mantel aan, maar dat was niet genoeg. Thomas had niet snel last van kou, maar ook hij zat te bibberen.
'Ik hoop dat het smelt,' grapte Jake, maar Thomas kon er niet om lachen. 'Woonde we maar in zomer,' zei hij nu bloedserieus.
'Nee, dat zou ik niet willen,' zei Thomas en toen zwegen ze allebei.
'Wat zou er gebeuren als de wand er niet meer is?' Jake vroeg dit zich al een tijdje af. Het was een eng idee.
'Ik weet het niet. Ik hoop een snelle dood,' zei Thomas. Jake keek hem aan en zag dat hij het meende. Hij kreeg een rilling over zijn lijf.

In de grot, waar ze opgekruld in lagen, was het ijs verdwenen. Het was er nog steeds koud, maar de stenen warmde langzaam op. Een teken voor Thomas en Jake om verder te trekken. De tijd was nabij. Iedereen in Winter had de moed opgegeven, behalve deze twee jonge tieners die tot laat in de avond nog met hun zware bekleding door de lagen sneeuw heen liepen, op weg naar de ijswand. Een tocht die hun meer gevaren zou brengen dan ze hadden gedacht.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro