44
Esther keek naar Erik, zijn gezicht stond in een diepe frons en hij keek verre van gelukkig. Zou hij nu weer vervelend nieuws gehad hebben van zijn baas? Of had hij problemen? Ze vond het zielig voor hem. Nog niet zo lang geleden had ze hem een engerd gevonden, maar dat gevoel was grotendeels verdwenen. Ze had medelijden met hem.
Erik borg zijn telefoon op in zijn zak en liep naar Esther, zijn gezicht weer in de plooi trekkend. "Heb je mijn ijsje al opgegeten?" grapte Erik, maar zijn lach was er een als van een boer met kiespijn.
"Nee hoor, niet bang. Ik heb het veel te druk met mijn Magnum," zei Esther terwijl ze hem zijn raket terug gaf. Erik ging zitten en begon stilletjes van zijn ijsje te eten. Weer was er die tergende stilte. Esther beet het laatste stukje chocola van haar stokje. "Kom op Erik, we gaan nog even het bos in, beukennootjes zoeken, dat deed ik als kind vaak."
Esther stond op en trok Erik van de bank af. Hij had er duidelijk niet veel zin in, dat merkte ze aan alles. Het telefoongesprek had hem zichtbaar van slag gemaakt. Ze stak haar arm door die van hem en sjorde hem mee. "Kom op Erik, misschien heb je dan wel een rotbaas, maar je laat hem toch niet je dag verpesten? Vergeet hem gewoon," zei Esther in een poging hem op te fleuren, "ik weet een perfecte plek op beukennootjes te zoeken."
Gedwee liet Erik zich meevoeren door Esther.
Ze liepen een stuk het zandpad af en daarna trok Esther hem mee het bos in. De bladeren en takjes knisperden onder hun schoenen. Het bos was mooi, nu het lente was hadden de bomen en de planten allemaal nieuwe, frisgroene blaadjes en hier en daar groeiden er narcissen. Er groeide kleefkruid en Esther trok er een stuk van af. Ze plakte het nonchalant op zijn t-shirt. Erik vond het schijnbaar grappig, want er verscheen een glimlach om zijn lippen.
Esther lachte naar hem, tevreden dat hij weer een beetje vrolijker was. "Hee kijk, hier ligt het helemaal vol!" riep Esther terwijl ze zijn arm los liet en zich bukte. De hele grond lag bezaaid met beukennootjes en ze begon er een heleboel op te rapen. "Je kan ze bakken met een beetje boter en suiker, heb je dat wel eens geproefd?"
Erik glimlachte minzaam en raapte er voor de vorm ook een paar op.
Terwijl Esther druk aan het zoeken was, liep hij er een beetje achter aan. Hoe moest dit nu verder? Ze liep gevaar, die Joe deinsde nergens voor terug en hij dacht aan het vreselijke lot wat Harrie beschoren was. Dat mocht nooit gebeuren met Esther, nooit. Hoe moest hij het haar nu vertellen? Als hij zijn mond voorbij zou praten liepen ze allebei gevaar.
Eriks gedachten maakten overuren, terwijl hij nog altijd achter een vrolijke Esther aan sjokte.
Hij werd uit zijn gedachten opgeschrikt door een gil. Het was Esther, die met haar handen voor haar mond voorovergebogen naar iets stond te staren.
"Wat is er?" vroeg Erik bezorgd terwijl hij vlug aan kwam lopen.
"Moet je nou eens kijken," riep Esther, "wat zielig..."
Daar op de grond lag een klein eekhoorntje, ziek, hijgend. "Hij gaat dood, Erik." Esther keek op naar Eriks gezicht. Ze ging rechtop staan en keek eens rond. De bomen waren hier helemaal niet fris en fruitig, eerder slap en ziek. De planten waren vergeelt, het gras was dood, en her en der verspreid lagen er dode vogels. En er hing een nare rotte lucht, vermengd met een heel scherp luchtje. "Ruik jij dat ook?" vroeg ze aan Erik, "dat scherpe zure luchtje. En waar komen al die dode vogels vandaan? En kijk dan naar die bomen, het lijkt hier wel een spookbos. Alles is dood hier."
Erik wist niet wat hij moest zeggen. Dit was vast de plek waar Harrie die chemische troep van zijn baas had geloosd.
Esther kreeg tranen in haar ogen. "Wat een hufters. Wat een gemene hufters. Ik weet niet wat voor troep hier in het bos is gegooid dat deze doodse plek heeft gecreëerd, maar hebben die mensen dan geen hart? Alle dieren gaan dood, alle bomen en planten gaan dood en het interesseert ze helemaal niks. Ik begrijp er niks meer van!" riep Esther uit, "ze zouden er wat aan gaan doen, jij weet toch ook van dat Milieu Referendum? Nou niemand is komen opdagen, terwijl de hele Remmervaart vol zit met dode vis, mensen ziek worden en het halve bos naar zijn grootje is. Mijn beste vriendin was bijna dood door vervuilde vis!" ratelde Esther door. "Wanneer houdt het op?"
Erik sloeg een arm om haar schouder. "Het komt allemaal wel goed," probeerde hij haar te sussen.
"Het komt helemaal niet goed!" riep Esther, "ik wil naar huis." Boos en verdrietig rukte ze zich onder zijn arm vandaan.
"Esther?" zei Erik aarzelend.
Erik ging zitten op een omgevallen boomstam. "Nee," zei hij al hoofdschuddend. "Nee! Ik wil dit niet meer. Ik kan dit niet meer."
"Wat wil je niet meer? Erik, ik wil gewoon naar huis nu," zei Esther geïrriteerd, ze had het helemaal gehad. "En ik ga gewoon naar de politie, iets of iemand is de hele stad aan het vergiftigen en het kan niemand wat schelen."
"Nee," smeekte Erik, zijn ogen waren met tranen gevuld, "doe dat niet... je loopt gevaar."
Esther schrok van zijn woorden en keek hem niet begrijpend aan. "Wat bedoel je nou toch?"
"Ik weet wie dit gedaan heeft," zei Erik zacht, starend naar de grond. "En de man die je vanmiddag bijna had aangereden is me ook bekend."
Eindelijk kwam er dan een bekentenis uit, maar dit wilde ze helemaal niet horen. Was Erik dan toch een genadeloze schoft? Was het dan toch een hufter, zoals ze eerder dacht. Met een blik vol ongeloof staarde ze Erik aan. "Dus je weet wie dit gedaan heeft? Ben je een van hun?"
"Nee!" riep Erik, "ik ben niet een van hun. Ik zei je toch al Esther, ik heb echt een hond van een baas. Ik..."
Ester deed haar armen over elkaar. "Vertel op Erik, hoe komt dat bos helemaal dood? En hoe komt al die dode vis in de Vaart, en wat bedoel je met 'je kent de man die me aan wilde rijden'?"
"Kom even naast me zitten Es," zei Erik, zijn stem klonk haast smekend, "dan leg ik het je uit."
Hij klopte met zijn hand op de boomstam. Esther liet haar armen zakken, deed haar rugtas af en ging moedeloos naast hem zitten, wachtend op zijn verhaal.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro