Hoofdstuk 1
Ik sluip over het groene gras. Ik kijk nog even achterom. Alle houten hutjes staan met de opening naar het noorden. Ik loop naar het zuiden. Naar het bos, de enige plek waar ik me thuisvoel. Het is er vochtig en het ruikt naar aarde.
Ik hoor een geluid achter me en draai me met een ruk om. Nona, een meisje met kort bruin haar, bruine ogen en de vervelende gewoonte om mij altijd te willen kleineren staat achter me.
'Waar denk jij naartoe te gaan, Rose?' vraagt ze spottend. 'Naar het bos? Elfen verdwalen daar zo. En jij al helemaal.'
Ik draai me om en wil doorlopen, maar ze pakt mijn arm en knijpt erin.
'Jij bent altijd al zwak geweest,' bijt ze me toe. 'Vlucht maar. Je komt toch niet ver, zwakkeling!'
Ik ruk me los en ren weg, Nona hard lachend op de grond achterlatend.
Ik zit in mijn boomhut. Ik heb hem drie jaar geleden gebouwd. Ik huil. Ik wil niet huilen. Waarom ben ik anders? Iedereen in het kamp lijkt op elkaar. Ik lijk op geen van hen. Mijn haar is silverachtig, als het licht van een volle maan op water. Mijn ogen zijn fel, helder blauw. Ik lijk op een Water Elf.
Waar ik woon zijn oorspronkelijk vier kampen, waarin de vier soorten Elfen wonen. Water, Aarde, Vuur en Lucht Elfen.
Sinds een eeuw is er een vijfde kamp: de Uitgestotene. Hier wonen de Elfen die geen Krachten hebben. Ik woon daar al mijn hele leven. Ik heb er geen ouders, ik ben op een avond gevonden aan de rand van het kamp. Ik heb er nooit bij gehoord, door mijn uiterlijk, maar ook door wie ik ben.
Ik heb wél Krachten. Ik heb het vorige maand ontdekt, op mijn zestiende verjaardag. Dat is altijd het moment waarop Krachten zich ontwikkelen. Alleen bij mij klopt het niet. Ik lijk op een Water Elf, maar ik heb Aarde Krachten.
Ik zucht en kijk door het raam naar buiten. De zo'n is op aan het komen. Shit. Ik moet snel naar huis. Ik loop naar het kleine balkonnetje voor de ingang van mijn hut, een simpel houten hutje met maar een kamer, hoog in de bomen. Dan laat ik het trappertje zakken en klim snel en behendig naar beneden.
Ik loop op mijn gemak door het bos terug naar huis. Wat Nona zei klopt niet. Ik verdwaal niet in dit bos. Ik heb het lang geleden al helemaal verkend en door mijn Aarde magie kan ik nu de weg ook makkelijker terug vinden. Ik ben vorige week zelfs het Aarde kamp tegengekomen. Ik ben niet lang gebleven, ik ben zo snel mogelijk weer terug gegaan naar huis.
Niet veel later loop ik het kamp in. Een aantal Elfen zijn al wakker en beginnen net met het klaarmaken van het ontbijt op de grote kookplaats voor de hutjes. Ons kamp is simpel ingericht: alle hutjes staan op een kluitje, met de ingangen allemaal naar het noorden. Daarvoor ligt de kookplaats, samen met een opslagruimte waar we al ons voedsel en wapens in proppen. Nog verder naar het noorden ligt een klein meertje, waar een rivier instroomt. Daarnaast ligt een waterval. Daar is een een houten huisje omheen gebouwd waar we ons kunnen wassen.
'Waar kom jij vandaan, Rose?' Vraagt een stem achter me. Ik draai me om en zie Nona staan.
'Hoezo?' Antwoord ik. 'Bang dat ik was verdwaalt?'
'Nee, ik had het gehoopt. Helaas. Ik moet het nog wat langer met je uithouden,' ze schut met haar hoofd en loopt dan grinnikend door. Ik kan het niet laten om de aarde onder haar voeten even de doen bewegen. Om haar zo te laten vallen. Verward krabbelt ze weer overeind.
'Wat deed je nou?!' Roept ze naar mij.
In kijk haar niet-begrijpend aan.
'Waar heb je het over?' Vraag ik zogenaamd verbaast. Ze kijkt me nog heel even vreemd aan en loopt dan door. Ik loop achter haar aan naar de kookplek, waar ik aan een van de eettafels ga zitten om te wachten tot de rest van het kamp ook wakker is, zodat we kunnen eten.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro