Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 9

Rood zand.

Het bleef stil. Het enige wat ik hoorde, was mijn luid kloppende hart. Voor een lang moment zag ik hoe Dwayne onbewogen naar de cryptische schatkaart keek. Daarna brak er een glimlach door op zijn gezicht. Geen zinderende woede, maar een simpele glimlach. Hoofdschuddend richtte hij zich op, waarna hij naar zijn stoel liep.

'De klootzak,' lachte hij zuur voordat hij zich op de stoel liet vallen.

Voor mijn geestesoog schoot het beeld van de vreemde, halfnaakte man voorbij. Hij had alleen maar kunnen praten over rood zand. Rood zand en gras.

'Wie was die man?' vroeg ik.

Dwayne wist wie ik bedoelde en reikte naar de la van zijn bureau, waar hij vervolgens een fles drank uit tevoorschijn trok.

'Argon Lennink,' verklaarde hij, waarna hij twee glazen op zijn bureau sloeg. 'Een van de laatste overlevenden van de Aslan.'

Dat was hij nu niet meer. Zijn lichaam was inmiddels verslonden door de haaien. Maar niet voordat hij, meermaals, de betekenis van de een van de belangrijkste zinnen op de schatkaart had geschreeuwd naar wie het ook had willen horen. Hij was een van de laatste overlevenden geweest van een schip dat dertien jaar geleden verwoest werd.

'Dus je hebt de man die schijnbaar jouw mysterieuze kaart kon oplossen over de rand van je schip gegooid?'

Dwayne schonk de glazen goed vol, de drank dreigde over de rand van het glas te slaan toen hij de fles weer op het bureau zette. Uit iedere beweging die hij maakte straalde een ingehouden, gecontroleerde woede, slechts gemaskeerd door een flinterdunne sluier van gespeeld vermaak. Alsof mijn woorden de consequenties van zijn acties benadrukte. En daar was hij niet gelukkig mee.

'Heb je hem wel eens horen praten?' vroeg Dwayne tussen op elkaar geklemde kaken door. De drank gutste over het glas wat hij naar mij toeschoof.

Ik snoof. Er was niet veel zinnigs uit de man gekomen. Of eigenlijk, was er juist wel wat zinnigs uitgekomen. Ik kon het Dwayne niet kwalijk nemen dat hij niet had begrepen waar de man op gedoeld had. Dat had ik in eerste instantie ook niet gedaan.

Voordat ik het doorhad was ik overeind gekomen en leunde ik met mijn handen op het bureau terwijl ik naar de kaart staarde. We zochten een eiland met rood zand. Een eiland met goud water en zwart bloed. Een plek met palmbladeren en vogelzang. Maar bovenal, een eiland met een grot. Er waren duizenden eilanden in de zeven zeeën, maar niet veel hadden een noemenswaardige grot. En zeker niet hier in de buurt.

Een aantal puzzelstukjes vielen opeens op hun plaats.

'De vuurkring,' brachten Dwayne en ik tegelijk uit.

Mijn vinger bleef op een rij eilanden in het midden van de zesde zee rusten. Zes eilanden, allemaal bekend om de semi-actieve vulkanen die het land onveilig en onbegaanbaar maakten. Bezaaid met weelderige begroeiing, vulkanisch glas en grotten. Een broeiplek van leven, waar de gestolde lava leek op het zwarte bloed van de vulkaan. Het was dé plek waar kapiteins hun verraderlijke bemanning achterlieten wanneer hun gedrag hen niet aanstond. Doordat veel mensen daar het loodje hadden gelegd, sprak men wel eens van bloedrood zand. Achter de uitsprak lag maar weinig waarheid. De stranden waren onnatuurlijk wit.

'Waar zijn we nu?' vroeg ik. Mijn ogen schoten over de kaart, zoekende naar Andrios.

Dwayne hoefde er niet over na te denken en wees resoluut een plek midden op de vijfde zee aan. 'We varen naar Andrios om te bevoorraden en om wat zaken af te handelen.' Zijn vinger gleed naar de grootste havenstand van de vijfde zee alvorens hij zijn vinger naar de vuurkring verplaatste. 'Daarna kunnen we doorvaren naar de vuurkring.'

Mijn hart begon ongewild sneller te kloppen. Ik had het grootste deel van de puzzelstukjes weten te plaatsen. Er waren nog een paar symbolen die ik nog moest uitvogelen. Symbolen die waarschijnlijk de exacte locatie zouden aanduiden. Of het eiland waarop we moesten zijn. En symbolen die ik niet hardop durfde uit te spreken. Die in mijn arsenaal van handelbare geheimen zouden komen.

Al die symbolen zouden naar de meest nagejaagde schat van de eeuw leiden. Binnen handbereik, en toch niet.

'Is dat alles?' vroeg hij.

Met mijn nagels tikte ik op de tafel. Hij had mij nodig. Als ik alles prijsgaf, had hij mij niet meer nodig. Dat was iets wat ik niet kon riskeren. Want wat zou hij doen als hij alles wist wat hij moest weten? Zou hij mij dan, net zoals Argon Lennink, over de rand van het schip gooien?

Toen ik naar hem opkeek, ving ik zijn intense blik. 'Dacht het niet. Ik vertel je de rest wanneer we er zijn.'

Dwayne snoof. 'Best.' Hij griste een van de glazen van zijn tafel en hief het in de lucht. 'Mij bevalt deze samenwerking wel, Cecilia. Als je zo nuttig blijft, zal ik een beloning heroverwegen.'

Dat waren misschien nog wel de meest hoopvolle woorden van de afgelopen paar dagen. Slechts een fractie van de befaamde schat zou mij al een jaar in leven kunnen houden. Daarvoor zou ik alles riskeren. Want als er zo'n schat voor je voeten lag, wie was er dan zo dom om daar dan aan voorbij te lopen?

Er brak een glimlach door op mijn gezicht. Ik pakte het glas op en tikte het tegen de zijne. De toekomst zag er opeens een stuk rooskleuriger uit.


De haven van Andrios was gigantisch vergeleken met die van Listra. Er lagen schepen aangemeerd zo ver je kon kijken en nog steeds was er ruimte voor de Zypher, die met zoveel souplesse door de drukke havenstraat voer dat ik meerdere keren met ontzag naar de jonge man aan het roer had omgekeken. Geen druppel zweet blonk op zijn voorhoofd en zijn hele houding straalde nonchalance uit. Waarschijnlijk was hij met het roer in zijn handen opgegroeid.

Ik keek naar de groter wordende mensen in de haven. Sommigen stopten om toe te kijken hoe de Zypher aanmeerde. Anderen trokken hun neus op of liepen zo snel mogelijk door. De Zypher mocht dan wel een prachtig schip zijn waar menig kapitein jaloers op was, hij was nog steeds gevuld met piraten. Ik wist dat een groot deel van die piraten hun ontlading zou vinden in de havenstad. Ik voelde ook waarom dat nodig was. In de loop van de dag was er een zekere spanning ontstaan op het schip. Toen ik Dakota had gevraagd waarom dat zo was, had ze mij enkel verteld dat ik daar nog wel achter zou komen.

Nu leunde ik op de reling terwijl ik mij verwonderde over kleurrijke gebouwen die ons in Andrios verwelkomden. Het was een bij elkaar geraapt zooitje van bakstenen en glas. Niet samenhangend, maar toch een geheel. Alsof het zo klopte. Waarschijnlijk was het al honderden jaren oud.

Wat dat niet was, waren de mensen die ons op de aanmeersteiger stonden op te wachten. Het waren er acht. Zes mannen, twee vrouwen. Ze hadden hun wapens in het zicht hangen.

Dat was ook iets wat veranderd was. Want toen er land in zicht was gekomen, waren er steeds meer bemanningsleden tevoorschijn gekomen met een dolk of zwaard aan diens zijde. Alsof we ons aan het opmaken waren voor een gevecht, in plaats van een bevoorrading.

Aan de arrogante, geïrriteerde blikken van de mensen op de steiger onder ons te zien, zat ik er misschien nog niet eens heel ver van af.

'Wie zijn dat?' vroeg ik aan Dakota, die zo ver over de reling leunde dat ik mij afvroeg of ze van plan was om in het water te springen.

Dakota tuitte haar lippen. 'De schoothondjes van kapitein Castor.'

De spot droop van haar stem toen ze "kapitein" zei. Ik durfde te zweren dat ik een voorbijlopende piraat hoorde snuiven.

De Zypher legde aan. Touwen werden uitgegooid naar de havenjongens, de loopplank werd uitgeschoven. De groep op de steiger weigerde om ook maar een stap opzij te gaan voor de jonge jongens die om hen heen moesten manoeuvreren.

'Is dit het welkomstcomité van Andrios?' riep Dwayne, die bovenaan de loopplank met zijn armen over elkaar geslagen bleef staan.

Met gefronste wenkbrauwen keek ik naar hem. De man die ik eerder vandaag in zijn kantoor had gezien was als sneeuw voor de zon verdwenen. Een tweetal zwaarden hingen aan zijn zij. Vermoedelijk was dat maar een deel van de wapens die hij bij zich droeg. Misschien had hij die nog wel verstopt in zijn bruine laarzen, of onder zijn leren jack. Of misschien was de scherpe toon in zijn stem, die hij niet eens hoefde te verheffen om ervoor te zorgen dat omstanders nog net wat sneller gingen lopen, wel zijn beste wapen. Op zee was hij misschien een broeder onder de bemanning, maar nu was hij de kapitein.

'Is Castor te beroerd om zelf langs te komen?' blafte Dwayne op het moment dat de man die zich prompt vooraan op de steiger had geplaatst iets wilde zeggen.

De spieren van de roodharige piraat spanden zich aan. 'Kapitein Ryan Castor zendt zijn welgemeende excuses omdat hij u niet kon verwelkomen vandaag, kapitein Dwayne Johnson.'

Dwayne begon zacht te lachen. 'Welke feeks ligt er nu in zijn bed?'

En hoewel er om ons heen gelach opsteeg, zag ik de piraat onder ons verstijven. Of hij zich er nu bewust van was of niet, zijn hand gleed naar het gevest van zijn zwaard. Dat was gevaarlijk, want hoewel de haven een neutraal gebied was, was de Zypher dat niet. Als de roodharige man ook maar een stap op de Zypher zette zonder daar expliciet toestemming voor te hebben gekregen, zou hij dat maar zo met een mes in zijn been kunnen bekopen. Of erger.

'Kapitein Ryan Castor nodigt u en uw bemanning uit voor zijn zomerfeest morgenavond,' ging de man snel verder.

Dwayne keek om naar de bemanning die zich om hem heen had verzameld. 'Zijn we in de stemming voor een feestje van Castor?' Toen er wat onverschillig gereageerd werd, drong er een grijns op zijn gezicht door. 'De drank en het schaars geklede entertainment zal gratis zijn.'

Dat was hetgeen wat de mannen wel leek te enthousiasmeren.

Ik rolde met mijn ogen en durfde erom te wedden dat de penetrante geur die mijn neus binnen drong, de geur van mannelijke euforie was. Het testosteron was bijna te proeven.

'We zullen er zijn,' zei Dwayne uiteindelijk tegen de roodharige man, die tevreden was met het antwoord en zich, samen met zijn vrienden, uit de voeten maakten.

Dakota trommelde met haar handen op de reling. 'Een feestje! Ik hoop dat we mee mogen!'

Ik draaide me om en leunde met mijn heupen tegen het hout. 'Hoezo zouden we niet mee mogen? De hele bemanning is uitgenodigd.'

Dakota draaide haar vlecht tussen haar vingers. 'Omdat er altijd mensen op het schip achterblijven.'

Dat was waar ook. Een schip werd nooit onbemand achtergelaten. Een gewiekste dief zou genoeg buit kunnen vinden op de grotere schepen. En op de Zypher al helemaal. Hoewel ik nog geen bergen met goud had gezien, had ik zelf wel rondgelopen met een kopie van het kostbaarste stuk perkament op dit continent. Dat was misschien nog wel veel meer waard dan een stapel goud.

Dakota sloeg me tegen mijn arm. 'We moeten nieuwe kleren gaan kopen.'

Ik snoof. 'Ik weet niet of je het door hebt, maar ik heb letterlijk niets.' Ik plukte aan het tuniek wat ik van haar geleend had. 'Zelfs geen simpel shirt. Ik kan geen...'

Ze wuifde mijn woorden weg nog voordat ik uitgesproken was. 'Ik betaal wel.' Toen ze mijn frons opving haalde ze haar schouders op. 'Ik mag dan wel in levensdienst staan, maar dat betekent niet dat ik niet betaald krijg. Al is het een lachertje in vergelijking met wat de rest krijgt.' Haar blik schoot naar de skyline van Andrios. 'Ik weet nog wel een goede kleermaakster waar we samen heen kunnen en...'

'Cecilia,' onderbrak Dwayne ons.

Dakota keek geïrriteerd naar de kapitein, maar hij keurde haar geen blik waardig. Het enige wat hij deed was met zijn hoofd naar de man naast hem wenken.

'Zolang we in Andrios zijn blijft Odin bij je,' zei hij.

'Wat?!' brachten Dakota en ik tegelijk uit.

Het was geen verassing geweest toen Dakota had verteld dat ze maar met weinig bemanningsleden door één deur kon, en dat Odin absoluut niet tot die selecte groep toebehoorde. Vooral niet toen de twee aan het bekvechten waren om een stuk vlees. En dat gevoel deelde ik helemaal.

Mijn blik schoot naar Odin, die vol van zichzelf naar mij grijnsde. 'Ik heb geen oppas nodig,' beet ik de twee toe.

Dwayne grinnikte. 'Denk maar niet dat ik je zomaar door de grootste havenstad van de vijfde zee laat lopen zonder betrouwbaar toezicht. Met al die donkere steegjes zouden we je maar zo kwijt kunnen raken.'

'Ben ik niet betrouwbaar?' sneerde Dakota.

'Ik was niet van plan om de benen te nemen, als je dat soms denkt,' siste ik naar Dwayne.

Hoewel het echt wel door mijn hoofd was geschoten... Maar ik had het idee al snel verworpen. Ontsnappen in een vreemde stad met een bijna honderdkoppige bemanning op mijn hielen was niet heel gunstig. Bovendien had ik geen geld, geen plek om te schuilen. Dwayne zou me vinden en dan was ik niet alleen terug bij af, maar dan zat ik ook nog eens flink in de nesten. Waarschijnlijk zou hij mij onder het dek opsluiten en op een van de eilanden in de vuurkring achterlaten.

Maar boven alles kon ik de lonkende roep van de schat niet negeren. En als ik de symbolen goed had ontcijfert, riep het mij nu harder dan ooit tevoren.

'Ik ga het niet riskeren,' knipoogde Dwayne, waarna hij wegliep.

Odin vleide zich naast mij tegen de reling. 'Nou, we gaan een paar gezellige dagen tegemoet.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro