Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 2

'Cecilia, wacht!' klonk Simon's schorre stem achter mij. 'Dit is niet...'

Met een ruk draaide ik mij naar hem om. Terwijl ik toekeek deed hij zijn best om een laken om zijn edele delen te slaan. Ik hoefde mijn ogen niet af te wenden. Het was niet de eerste keer dat ik hem in zijn volle glorie zag, maar ik besloot wel dat het absoluut de laatste keer zou zijn.

'Niet wat?' beet ik hem toe. 'Niet wat het lijkt?'

Serena, die zich een stuk sneller degelijk gekleed had, kwam voorzichtig mijn gezichtsveld ingestapt. Haar gezicht was zo rood als een rijpe tomaat terwijl ze vluchtig van Simon naar mij keek.

Simon begon te stamelen, maar hij kwam niet op zijn woorden.

Ik snoof. 'Dat dacht ik al.'

Met een vlugge zwaai draaide ik mij om en beende ik de deur uit. Ik deed niet eens de moeite om de deur achter mij dicht te trekken. De hele verdomde wereld mocht meegenieten van de drama die zich zojuist had gemanifesteerd. Ze zochten het maar uit. Allebei.

Terwijl ik met zulke zware voetstappen naar buiten beende dat ik de aandacht van enkele omstanders wel moest trekken, hoorde ik achter mij hoe Simon en Serena tegen elkaar uitvielen. Daarna viel de deur met zo'n harde klap dicht, dat ik een vrouw een gil hoorde slaken.

Nadat ik mijn trillende handen in mijn zakken had weggestopt, haalde ik diep adem om zo mijn longen met de zilte zeelucht te kunnen vullen. De meeuwen krijsten terwijl ze vochten om de rotte vis die zojuist in de zee was gegooid. Enkele weeskinderen bevonden zich samen met de straatjongens op de steigers, bedelend om een klein deel van de vangst van vandaag. Ze zouden met lege zakken naar huis gaan, net zoals gisteren. Net zoals morgen.

De menigte waarin ik mijzelf verloor drong mij naar een van de grootste, luidruchtigste kroegen van de stad. Het was de enige kroeg die twintig verschillende soorten bier verkocht en daar legde menig visser zijn boot voor aan in de haven. Ik mocht dan misschien geen vaste klant zijn, ik was een graag geziene gast. Want als ik daar een voet binnen zette, zou ik niet eerder naar buiten gaan voordat ik stomdronken was.

Toen de bierwalm mij in mijn gezicht sloeg, voelde ik mij spontaan thuis. Het was die muffe, stinkende ruimte vol zweterige handelaars, vissers en piraten die ik op dit moment boven alles verkoos. Niet alleen op dit moment, overigens. Deze mensen kwamen hier allemaal maar voor één ding: drank. Daardoor waren ze zowel de beste als de slechtste mensen om mee rond te hangen.

Voor ik het wist zat ik al aan de bar met mijn eerste pul bier. Na twee keer knipperen had ik de inhoud van de pul al achterover geslagen. De barman keek niet eens vreemd op toen ik hem gebaarde mijn pul weer bij te vullen, zeker niet nadat ik mijn gouden munten op de bar had geslagen.

'Cecilia! Wat een genot jou hier weer eens aan te treffen,' klonk de goedlachse stem van Semir achter mij.

Nog voordat ik mij naar hem kon omdraaien, sloeg de brede, donkere man zijn arm om mijn schouders. Lachend greep hij mijn pul voor mij weg en dronk hij de inhoud ervan op.

'Je koopt een nieuwe voor mij, Semir,' beet ik hem grimmig toe terwijl ik toekeek hoe hij diep in zijn zak graaide om een gouden munt tevoorschijn te kunnen toveren.

'Uiteraard,' grijnsde hij, waarna hij de munt door de lucht naar de grimassende barman gooide. 'Hoe kan ik ook anders na de jammerlijke dienst die je vanmiddag hebt gedraaid?'

Ik klemde mijn kaken op elkaar. 'Breek me de bek niet open.'

Semir trok mij nog even wat steviger tegen zich aan. 'Dat zou ik toch nooit doen. Die arme Jonathan kwam amper uit zijn woorden daarnet. Heb je het hem zo moeilijk gemaakt?'

Met een vlugge beweging mepte ik Semir's arm van mijn schouders, waarna ik mij op de kruk naar hem toe draaide. Uit zijn humeur en zijn warrige haar kon ik opmaken dat hij hier niet nuchter naar toe was gekomen. En waarom zou hij ook? Hij verdiende grof geld met zijn handel en zou zijn hele leven stomdronken kunnen zijn en nog steeds geld overhouden.

'Hij schoot uit met zijn mes, Semir,' zei ik hoofdschuddend, waarna ik een flinke teug uit mijn inmiddels weer bijgevulde pul nam. 'Ik heb nog nooit in mijn miserabele leven iemand zo zien uitschieten met een mes.'

Lachend sloeg Semir mij flink op mijn rug. 'Sorry, Cecilia, maar ik kan hem echt aan niemand anders toevertrouwen. Morgen staat hij weer bij je op de stoep.'

Kreunend sloot ik mijn ogen. Nog een dag met de klungel doorbrengen was nu wel het laatste waar ik op zat te wachten. Het zou niet lang duren voordat we op heterdaad betrapt zouden worden door de autoriteiten. Mijn laatste uitje naar de cellen van Listra was geen prettige geweest en ik was niet van plan om op te draaien voor de fouten van anderen. Dat leek niet helemaal bij Semir door te dringen.

Toen ik mijn ogen weer opende, was Semir al verdwenen in de mensenmassa. Hoofdschuddend pakte ik mijn pul op en verplaatste ik mijn tintelende lichaam van de bar naar een van de tafeltjes bij de muur, waar ik op mijn gemak naar de mensen om mij heen kon kijken. Het duurde even voordat ik mij tussen de aanwezigen heen had gedrongen, maar ik bereikte de tafel voordat al het bier over de rand van mijn pul was geklotst. Helaas was de tafel inmiddels niet zo leeg meer.

'Kan ik hier zitten?' vroeg ik aan de man die zojuist was neergestreken op een van de twee lege stoelen.

De ogen van de man leken vastgelijmd te zijn aan de menigte, alsof hij op iemand wachtte en ik niet de persoon was. De manier waarop hij zo stoïcijns voor zich uit staarde, deed mij vermoeden dat hij mij niet eens gehoord had. Ik stond net op het punt om mezelf voor hem neer te planten, toen hij gebaarde dat ik kon zitten.

Ik rolde met mijn ogen en deed niet eens de moeite om hem te bedanken, waarna ik op de lege stoel plaatsnam. Met mijn rug tegen de muur en mijn voeten balancerend op de rand van de stoel, observeerde ik de mensen die zich vandaag in de kroeg hadden gewaagd. De onrust in mijn lichaam, die ervoor zorgde dat mijn nagels zich bijna in de houten beker boorden, belemmerde mijn observatievaardigheden.

Simon was nooit iemand geweest waarmee ik de rest van mijn leven samen hoorde te zijn. Dat had ik al geweten toen ik enkele maanden geleden voor het eerste met hem het bed in was gedoken.

Ik nam een flinke slok van mijn bier.

Dat maakte natuurlijk niet dat ik het prima vond dat hij met een van mijn beste vriendinnen het bed in dook. Mijn enige vriendin, eigenlijk. Misschien nam ik het haar nog wel kwalijker dan hem.

Opnieuw sloeg ik, met mijn verkrampte vingers nog altijd te stevig om de pul geslagen, een flinke slok bier naar achteren.

Serena was altijd al een vreemde eend geweest. Ze was met genoeg trauma binnengekomen. Ze had goed terecht kunnen zijn gekomen, was het niet dat vrijwel haar hele hebben en houwen voor haar neus werd weggerist toen haar familie in haar bijzijn werd vermoord. Met haar tragische familiegeschiedenis had ze veel voor elkaar gekregen. Ook bij mij. Maar dit niet. Hier zou ze niet zo makkelijk mee wegkomen.

Twee slokken vlogen over mijn lippen voor ik er erg in had.

Wat kon het me eigenlijk ook schelen? Ik had gekozen voor dit leven. Voor het leven van een einzelgänger, iemand die niets of niemand nodig had. Het was een bewuste keuze geweest. Ik had hen niet nodig.

'Ga je wel helemaal lekker?' klonk het opeens vlak naast mij.

Met een ruk keek ik op. De norse man naast mij was vertrokken en inmiddels had een jonge man met ogen die mij direct lieten denken aan een ruige oceaan zijn plaats ingenomen.

Mijn neusvleugels spreidden zich in een irritatiereflex. 'Wat?'

'Je drinkt alsof je een persoonlijk trauma aan het verwerken bent,' grijnsde hij, terwijl hij met zijn hoofd tegen de muur leunde.

Snuivend wendde ik mijn blik weer af naar de menigte. 'Persoonlijk betekent dat het jou geen ene moer aangaat,' antwoordde ik waarna ik de pul weer naar mijn lippen bracht.

Ik zette mijn pul met een doffe klap op de tafel toen ik mij realiseerde dat er geen druppel meer in zat. De onrust in mijn lichaam begon wat weg te vagen. Nee, correctie, het maakte plaats voor een brandend gevoel in mijn maag en een opgelaten gevoel.

'Wat nou?' snauwde ik naar de man die nog altijd naar mij keek.

'Wil je nog een biertje?' vroeg hij.

Mij ogen bleven samengeknepen op die van hem hangen. Zijn oceanen bleven onverstoord naar mij terugkijken, duidelijk niet onder de indruk. Zelfs toen ik mijn blik naar zijn scherpe gelaatstrekken, en daarna naar zijn te lange, donkere haar verplaatste, bleef hij mij vragend aankijken. Zijn huid was bruiner dan die van de gemiddelde inwoner van Listra. Hij was mogelijk niet van hier, of hij bracht heel veel tijd door in de zon. Of misschien allebei.

'Was mijn vraag zo moeilijk?'

Ik draaide mij een kwartslag naar hem toe en rechtte mijn rug. 'Ik ga niet met je naar bed.'

Hij trok een wenkbrauw op en begon te lachen. 'Als ik iemand zocht om mijn bed warm te houden, had ik echt niet een chagrijnige jonge vrouw benaderd.'

'Waarom heb je deze chagrijnige jonge vrouw benaderd dan?'

Zijn lach vervaagde tot een glimlach, waarna hij op de tafel leunde. 'Omdat je mij een interessante gesprekspartner lijkt.'

Op het moment dat hij naar voren leunde, kwamen de donkere inktspiralen op zijn onderarmen tevoorschijn. Spiralen die onder zijn bruine jasje verdwenen en ter hoogte van zijn nek weer opdoemden.

Ik snoof en liet mij weer tegen de muur zakken. 'Best. Eén biertje.'


Eén biertje werden er al snel vier. Of vijf. Eigenlijk had ik geen idee hoeveel biertjes ik al met de vreemdeling had gedronken voordat ik mij realiseerde dat ik geen idee had hoe hij eigenlijk heette. Wat ik wel wist, was dat de verleidelijke geur van een wilde zee, vermengd met een klein beetje rotte vis, die om ons heen hing hem toebehoorde. De woeste oceaan die in zijn heldere ogen stond, was slechts een weerspiegeling van zijn dagelijkse uitzicht.

De piraat, wiens vlotte babbel steeds wat vlotter werd naarmate de drank bleef vloeien, had genoeg avonturen om de avond mee te vullen.

'En sindsdien weet ik zeker dat haaien en dolfijnen stiekeme theefeestjes organiseren,' verklaarde hij, waarna hij zijn nu lege pul op de tafel sloeg.

Lachend dronk ik het laatste beetje uit mijn eigen pul, waarna ik die ook met een klap op tafel liet komen.

'Weet je, ik moet het je nageven,' merkte hij met een uiterst serieuze gezichtsuitdrukking op.

'Wat?' vroeg ik, mij realiserende dat de toon die onder dat enkele woord had gelegen steeds iets vriendelijker was geworden.

'Je drinkt bijna net zo goed als een man,' vulde hij aan.

Met een grijns klopte ik hem op zijn hand. 'Jij ook!'

Terwijl hij half hikkend, half hoofdschuddend mijn hand van zijn de zijne plukte, viel zijn oog op mijn ontblootte onderarm.

'Je gaat me toch niet vertellen dat je mij alles over mijn tatoeages hebt gevraagd, en mij niet eens hebt verteld dat je er zelf ook een hebt?' vroeg hij, zijn ogen groot en gefixeerd op mijn onderarm.

Mijn blik dwaalde naar de symbolen die met inkt in mijn onderarm waren gegrafeerd. De letters, welke afstamden uit een oeroude taal, leken haast kleine kunstwerken op zich. De spiralen resoluut, de krullen sierlijk. Voor een leek waren het slechts een verzameling van zachte lijnen, voor zij die de oude taal beheersten, was het een boodschap.

'Zo bijzonder is hij anders niet,' zij ik terwijl ik met mijn vinger over de inktlijnen streek.

De man liet mijn arm los, maar zijn ogen bleven langer dan ik prettig vond op mijn tatoeage hangen. Alsof hij in gedachten verzonken was.

'Wat betekent het?' vroeg hij.

Nadat hij zelf behoorlijk open was geweest over de spiralen die over zijn eigen armen liepen, kon ik niet anders dan eerlijk zijn over die van mij.

'De symbolen komen uit de oude taal van de zeven zeeën,' zei ik. 'Vroeger was ik geobsedeerd met verhalen over piraten. Dus op een dronken avond, heb ik, samen met een vriendin die deze taal redelijk machtig was, deze uitdrukking voor eeuwig in mijn huid laten vastleggen. Ik ken ondertussen wel aardig wat symbolen, dus ik weet wat het betekent.' Met een nagel kraste ik over mijn arm, terwijl ik in mijn gedachten groef naar de betekenis. 'Mythisch maar weergaloos.'

'Dat is een vreemde tekst om voor eeuwig bij je te dragen,' fronste hij.

Schouderophalend liet ik mijn handen weer op mijn schoot vallen, waarna ik met een tollend hoofd weer tegen de muur leunde. 'Ach, ik heb zoveel vreemde dingen gedaan in mijn leven.'

De piraat hief zijn bierpul naar mij. 'Zoals het doen van dat halfgare zwijn.'

Ik wees naar hem. 'Jij snapt het.'

Grinnikend zette de man zijn pul weer aan zijn lippen, waarna hij er met een beteuterd gezicht in keek. Zijn blik verplaatste zich direct naar de barman, die ons het afgelopen uur met een genoegzame glimlach in de gaten had gehouden. Met een brede grijns hief de man naast mij in zijn ene hand zijn lege bierpul en stak hij met zijn andere hand twee vingers op.

Meteen greep ik de mouw van zijn jas, al wist ik vrijwel zeker dat ik zijn pols had geprobeerd te grijpen.

'Nee, nee,' zei ik snel, mijn hoofd fervent heen en weer schuddend. Ik wachtte even tot de wereld om mij heen weer stilstond. 'Een van die vreemde dingen die ik in mijn leven heb gedaan is mezelf stomdronken laten voeren terwijl ik morgen weer vroeg op moet.'

De man naast mij liet zijn hand met een bedenkelijke frons weer zakken. 'Ga je nu al weg?'

Ik prikte met mijn vinger in zijn arm. 'Ik ga proberen een bed te vinden.'

Er brak een grijns door op zijn gezicht. 'Ik heb nog wel een bed.'

Mijn vinger bleef op zijn arm liggen. 'Correctie: ik ga proberen een bed te vinden wat niet van iemand anders is.'

Mijn voeten leken amper de grond te raken toen ik mijzelf overeind duwde. Hoewel het een stuk rustiger was in de kroeg dan eerder op de avond, had ik nog steeds het idee dat het krioelde van de mensen.

In mijn ooghoeken zag ik de man overeind komen, zijn handen enigszins voor zich uit gestoken, terwijl ik mijn lichaam stabiliseerde. Misschien was ik iets te ver gegaan met het bier. Oké, nee, ik wist zeker dat ik te ver was gegaan.

'Dus je gaat me verlaten?' vroeg hij teleurgesteld.

'Jazeker,' knikte ik, waarna ik een handvol gouden munten uit mijn zak viste.

De piraat legde zijn hand op de mijne. 'Ik trakteer.'

Glimlachend liet ik de munten weer in mijn zak glijden. Dat liet ik mij in ieder geval geen twee keer zeggen. 'Nou ja, als je er op staat.'

Hij knipoogde, waarna ik mij omdraaide en rustig aan mijn weg naar de deur begon. Ik botste tegen zeker drie anderen aan. Terwijl ik druk verontschuldigingen mompelde, vond mijn hand de koele deurklink. Toen ik de deur opende, sloeg een verkoelende windvlaag in mijn gezicht. Ik zoog een flinke teug frisse lucht naar binnen en liet de wind de alcoholdampen uit mijn haar woelen, voordat ik naar buiten stapte.

Nachten in Listra. Ze waren betoverend en afschuwelijk tegelijkertijd. De geur van rotte vis zou al snel plaatsmaken voor die van braaksel. Heel snel.

Na amper tien stappen gezet te hebben, leegde ik mijn maag in een van de bloempotten die buiten de kroeg was neergezet.

'Ik dacht al wel dat ik je hier zou aantreffen,' klonk een vleiende stem.

Mijn hoofd schoot met zo'n snelheid omhoog, dat ik er een nieuwe braakselgolf opkwam. Eentje die ik met veel plezier uitbraakte op Simon's schoenen. Het sierde hem dat hij bleef staan.

'Dat heb ik verdiend,' beaamde hij. Met zijn hand wreef hij over mijn rug.

'Ga. Weg,' bracht ik met een rauwe stem uit, terwijl ik probeerde aan te voelen of ik nog een keer moest overgeven.

Simon zette een stap dichterbij. 'Cecilia...'

Nu rechtte ik wel mijn rug, waarna ik een stap naar achteren zette om zijn hand van mijn rug te schudden. Alleen al van het aangezicht van zijn verdomd knappe gezicht kreeg ik de neiging om over te geven. In mijn hoofd schoot het gezicht van Serena langs, wat alleen maar meer olie op het vuur van mijn woede gooide.

Simon's gezicht stond ernstig, dit keer had hij wel geoefend wat hij moest zeggen.

'Het spijt me, Cecilia,' zei hij zachtjes, waarna hij weer een stap naar mij toe zette.

Opnieuw zette ik een stap naar achteren, waarbij ik tegen muur van de kleine uitbouw van de kroeg botste. Simon gebruikte het moment om dusdanig dichtbij te komen dat ik de geur van zijn veel te dure cologne kon inademen. En hoewel ik heel graag nu op hem zou overgeven, kwam er niks opspelen.

Met op elkaar geklemde kaken keek ik een fractie omhoog, zodat ik hem in zijn heldere ogen kon aankijken.

'Het spijt me,' herhaalde hij, waarna hij een pluk blond haar wat uit mijn paardenstaart los was gekomen achter mijn oor streek. 'Kom mee naar huis.'

De muur stak in mijn rug als een mes. Simon dwong mij met zijn aanwezigheid steeds verder dat mes in, tot ik niet meer verder kon en opgesloten werd. Mijn ademhaling versnelde, mijn hart begon sneller te kloppen. Ik zocht vluchtig naar een manier om uit deze situatie te komen voordat ik, tegen beter weten in, weer bij hem in bed lag.

Simon boog zich naar mij toe. 'Ik zal het goed maken,' fluisterde hij, zijn stem zo intens dat het alleen maar een voorbode kon zijn voor datgene wat hij van plan was.

Mijn handen balden zich tot vuisten. 'Laat me met rust, Simon.'

Hoewel hij zijn hoofd iets terug bewoog, gunde zijn lichaam mij geen centimeter meer ruimte. 'Daar meen je niks van.'

'Valt hij je lastig?' vroeg een afwachtende, heldere stem.

Simon en ik keken tegelijk op naar de vrouw die met haar armen over elkaar geslagen en een opgetrokken wenkbrauw naar ons keek.

'We zijn gewoon aan het praten,' glimlachte Simon naar haar.

De vrouw, wiens blik op mij rustte, zei zonder te knipperen: 'Ik had het niet tegen jou. Valt hij je lastig?'

'Ja,' antwoordde ik meteen. Ik struikelde bijna over dat ene woord. 'Ja, hij valt me lastig.'

De houding van de vrouw verstrakte, waarna ze een blik opzij wierp. 'Steve! Kom eens terug!'

Bij de aanblik van de grote, gespierde man die ons blikveld in kwam lopen, zette Simon nukkig een stap terug, waarna hij zijn handen onschuldig opstak. Waar hij groots was in woorden, was hij een werkelijke lafaard qua daden. Dat bleek wel weer uit de manier waarop hij naar achteren schuifelde.

'Ik zie je morgen wel weer,' zei Simon. Hij wierp een nijdige blik op het tweetal dat zijn plannen had gedwarsboomd en draaide zich toen weg van ons.

Met grote ogen keek ik Simon na. Natuurlijk koos hij eieren voor zijn geld. Natuurlijk vertrok hij wanneer het hem te heet onder zijn voeten werd. Ik had hem erom vervloekt, meermaals, maar vandaag prees ik mezelf gelukkig dat hij dat deed.

Ik blies mijn adem, waarvan ik heel goed wist dat ik hem vastgehouden had, uit. Daarna keek ik naar de vrouw, die mij vriendelijk toelachte.

'Ik heb het vaak genoeg gezien,' knipoogde ze. 'Zullen we je naar huis brengen?'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro