Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 16

In de dagen die volgden deed ik mijn best om zoveel mogelijk informatie op te vangen. Het grootste deel van de bemanning van de Zypher was niet interessant en er waren maar weinig geheimen die ik kon gebruiken, maar alles was mooi meegenomen.

Arwin wist mij iets te vertellen over Lyria en Aron. Lyria en Aron wisten mij op hun beurt ieder weer wat te vertellen over een drietal andere piraten. Zo groeide mijn arsenaal stukje bij beetje. Ik wist dat men alert werd, dat ze mij in de gaten hielden. Daarom hield ik mij op in de schaduwen, zorgde ik ervoor dat ik overal was waar mensen spraken. Het kon me niets schelen dat ik opeens de meest gehate opvarende van de Zypher werd. Mijn reputatie kon mij ook niets schelen toen ik in Listra was. Dit was waar ik goed in was, dit hield mij in leven.

Maar de dagen kropen voorbij. De vuurkring kwam steeds dichterbij. En met iedere seconde die ik verspilde door de horizon af te speuren naar land, voelde ik hoe roekeloosheid en angst zich meester van me maakte.

De slapeloze nachten begonnen hun tol te eisen. Ik voelde hoe ik kortaf werd, erger dan normaal. Als mensen zich voorheen al niet meer bij mij in de buurt waagden omdat ze wisten dat ik alles wat ze zouden zeggen tegen hen zou gebruiken, deden ze dat nu al helemaal niet meer doordat mijn gezicht altijd op onweer stond. Door het gif was ik nog steeds het grootste deel van de dag uitgeput. Het rantsoen was zo karig dat mijn lichaam de kans niet kreeg om weer op gewicht te komen, waardoor ik mijn ribben duidelijk kon voelen. De wallen onder mijn ogen droegen bij aan het feit dat ik op een zeemonster leek.

Ik trok het niet meer. Iedere seconde voelde alsof ik klaar was om in te storten. Iedere minuut moest ik mezelf op de been houden. Ieder uur moest ik mezelf ervan overtuigen dat ik door moest zetten totdat we met de schat van de Aslan weer op de Zypher waren.

En dat moment kwam steeds dichterbij toen een van de matrozen luidkeels "land in zicht" schreeuwde.

De avond viel langzaam, maar dreigend, in. Morgen zouden we aanmeren op het zesde eiland in de vuurkring. Morgen zouden we hoe dan ook de schat gaan vinden. Het was nog maar een kwestie van uren voordat we het anker uit zouden gooien.

Vrijwel de hele bemanning had zich verzameld op het dek. Ik leek de enige te zijn die gespannen was voor wat er zou komen. Ik betrapte mezelf erop dat ik terugviel in mijn oude gewoontes. Tussen het nagelbijten door greep ik regelmatig naar de fles drank die rondging. Het was niet dat ik moest vrezen voor het moment waarop we de schat niet zouden vinden, maar juist voor het moment waarop we dat wel deden. Het moment waarop ik mijn waarde zou verliezen.

Uit de gesprekken die ik met Dwayne had gevoerd de afgelopen paar dagen had ik niet opgemaakt dat hij nog steeds van plan was om mij achter te laten. Heel subtiel had ik laten vallen dat ik informatie had over zijn bemanning, dat ik een hoop geheimen te weten was gekomen. Maar Dwayne was alleen bezig geweest met zijn schat.

'Je kijkt nors,' merkte Odin op, die op een steenworp afstand zat.

'Alsof jij altijd het zonnetje in huis bent,' kaatste ik direct terug. De scherpe ondertoon in mijn stem was niet te missen. Zelfs de rum wist die niet te verzachten.

Ondanks dat Odin zelf ook al de nodige slokken op had, trok hij een vragende wenkbrauw op. Ik had hem de afgelopen paar dagen vermeden, of misschien had hij mij wel vermeden. Nu we niet meer op aangrenzende hangmatten sliepen, kwamen we elkaar maar weinig tegen. Misschien kwam het gebrek aan ontmoetingen ook wel doordat Dakota hem nog altijd moordende blikken toewierp wanneer hij langs liep. Ze nam het hem nog steeds kwalijk dat ik vergiftigd was geraakt.

'Misschien moet je eens wat relaxen,' zei hij toen. Zijn ogen leken bijna te fonkelen in het licht van de diverse lantaarns.

Mijn nagels krasten over de houten planken. 'En hoe stel je voor dat ik dat doe?'

Hij stak mij de fles rum die hij vasthield toe. 'Als je nog een paar flinke slokken neemt, zullen er vast genoeg mensen zijn die je willen helpen. Dan hoef je in ieder geval niet alleen te zijn.'

De uitdagende grijns op zijn gezicht was misselijkmakend. Het liefst beende ik op hem af en sloeg ik die grijns van zijn gezicht af. Het maakte mij niet uit dat er zoveel mensen naar ons keken, aan het wachten waren op een reactie.

Ze wachtten op mijn reactie. En eerlijk was eerlijk, ik wachtte ook op mijn eigen reactie. Ik voelde hoe ik rood aanliep, mijn bloed steeg naar mijn gezicht. Om ons heen werd kleinerend gelachen. Zelfs Dakota schudde afkeurend haar hoofd.

'Jij hebt behoorlijk wat lef,' siste ik, 'voor een bastaard.'

Er klonk wat gemompel, hier en daar steeg gelach op. Eén piraat dook wat ineen. Ik had het geheim van Odin's afkomst van hem weten te ontfrutselen. Hoewel het niet belangrijk was, en ik nu mijn enige handelswaar over Odin had vergooid voor een potje bekvechten, zag ik dat ik raak had geschoten. Zelfs Dwayne zette zich schrap door de fles rum van de man naast hem af te pakken.

'Is dat alles wat je hebt, Cecilia?' vroeg hij. Hoewel zijn grijns op zijn gezicht bleef, zag ik dat de vreugde in zijn ogen verdween. 'Ik ben al heel lang niet meer rouwig om mijn afkomst.'

Mijn handen jeukten. Mijn tong kriebelde. Er bouwde zich zoveel woede op in mijn lichaam, dat ik het gevoel kreeg dat ik uit elkaar zou knappen. Mijn tenen krulden zich in mijn laarzen.

'Net zoals dat ik echt niet rouwig ben om mijn liefdesleven,' siste ik. 'Ik heb geen van jullie nodig om te ontspannen.'

Het werd mij weer sterk duidelijk dat ik hem niet in vertrouwen had moeten nemen die nacht dat de koorts de overhand had genomen. Het moment dat ik mijn zwakte had toegegeven, had hij deze met beide handen aangegrepen. Ik verhandelde mijn eigen geheimen voor zijn nabijheid. Dat was zo gigantisch dom geweest.

'Dus je bent liever alleen?' vroeg hij, de fles nog steeds voor mijn neus houdend.

Hij had gelijk gehad. Ik wilde niet alleen zijn. Zeker nu niet. Mijn lichaam hunkerde naar de nabijheid van een ander, mijn hoofd wilde gerustgesteld worden. Maar ik stond er hier alleen voor. Odin was een veel te knappe, arrogante klootzak en Dakota wist al teveel. Verder had ik niemand. Ik had hun geheimen, maar ik had hen niet.

En hoewel ik nog zoveel dingen naar zijn hoofd had willen slingeren, kwam er niets meer over mijn lippen. 

'Weet je wat? Stik erin,' siste ik hem toe, waarna ik opstond en wegbeende.

Met de situatie ontlopen scoorde ik geen bonuspunten. De bemanning deed niet eens de moeite om hun gelach te onderdrukken terwijl ik de benen nam. De weken op zee maakten me rusteloos. Alle stress en spanning zorgde ervoor dat ik iemand gewoon een keer heel hard in zijn gezicht wilde slaan. En in dit geval was dat Odin.

Eigenlijk was dat altijd Odin.

Onbewust zocht ik altijd naar hem op het schip. Ik vroeg me af waar hij mee bezig was, waar hij zich ophield. Ik hield mezelf voor dat ik dat had gedaan om zijn geheimen te ontfutselen. 

Ik beende naar de andere kant van het schip en haalde mijn handen door mijn haar. Morgen zouden we de vuurkring binnenvaren. Morgen zouden we het eiland en de schat bereiken. Morgen zou Dwayne mij zonder pardon achterlaten als er geen reden was om mij mee te nemen. En dat maakte mij misschien nog wel rustelozer dan de afgelopen paar weken bij elkaar.

Odin had het misschien als een grap bedoeld, maar de realiteit werd steeds duidelijker. Morgen zou ik echt worden achtergelaten. Dan was ik alleen. Alleen op een eiland waar ik alleen zou sterven.

Ik voelde hoe de paniek naar mijn keel greep, hoe mijn mond droog werd. Mijn ademhaling versnelde. Dit kon niet. Dit mocht niet gebeuren. Ik weigerde achter te blijven. Al moest ik voor eeuwig dekken schrobben. Alles liever dan achterblijven op dat eiland. Ik zou het schip nazwemmen als het moest, me vastklemmen aan de boeg als het moest.

Na alles mocht ik niet weer achtergelaten te worden. Toentertijd had ik er misschien geen controle over gehad, maar nu had ik dat wel. 

Mijn handen tintelden en mijn hoofd begon te duizelen terwijl ik mijn gehaaste ademhaling maar niet onder controle wist te krijgen. Daarom bleef ik onder de sterrenhemel staan en greep ik de reling stevig vast. Mijn nagels boorden zich in het hout. Er kon zoveel fout gaan. Er kon nog zo ontzettend veel fout gaan.

Blijven ademen. Adem in, adem uit. Verdomme.

Ik weerstond de neiging om in elkaar te krimpen, om op de grond te gaan liggen en mij op te rollen om mij vervolgens huilend in slaap te wiegen. Ik was fysiek en mentaal in alle staten en de alcohol versterkte alles alleen maar meer. 

'Cecilia,' klonk het ergens aan de rand van de chaos in mijn hoofd.

Mijn blik bleef aan het water geplakt. Ik staarde naar de golven, luisterde naar het water dat tegen het schip aan sloeg. Ik sloot het gelach, het gepraat en geschreeuw buiten. Ik focuste alleen maar op het ademen.

'Cecilia, het spijt me,' klonk het opnieuw. 'Ik ging te ver en...'

Het bleef stil. Aan de rand van mijn gezichtsveld dook een gedaante op. Odin. Hij bleef staan. Twijfelend, onzeker, afwachtend.

Met een ruk keek ik op. Hij was de oorzaak van alles. Misschien bleef ik daarom wel naar hem zoeken. Zijn gezicht was als olie op het vuur. Iedere keer dat ik hem zag laaiden er zoveel emoties op dat ik met de dag bitterder werd. De laatste tijd kwamen daar alleen maar meer emoties bij. 

Nooit eerder was de drang om hem een flinke klap in zijn gezicht te geven groter dan nu. Dat was dan ook wat ik deed. Ik beende op hem af, hief mijn arm en sloeg hem met een vlakke hand in zijn gezicht. 

Mijn hart sloeg overuren en ik wilde dat hij mij terugsloeg. Ik wilde dat de pijn het overnam van de angst. Maar in plaats van een klap terug te geven, bracht hij alleen zijn hand naar zijn wang en lachte hij zachtjes. 

'Dat had ik verdiend,' zei hij zachtjes.

Mijn lichaam stond in vuur en vlam, en ik realiseerde me wat ik voelde. Welke gevoelens de overhand namen als ik in die oceaanblauwe ogen keek. Opeens was mijn egoïsme groter dan ooit. Want als ik mij niet kon verliezen in de pijn, kon ik mij wel verliezen in mijn lust. Niets weerhield mij ervan om zijn shirt te grijpen en mijn lichaam tegen het zijne te vleien om hem vervolgens te kussen.

Mijn lippen crashten genadeloos op de zijne. Mijn vingers begroeven zich in het stof van zijn overhemd terwijl ik iedere centimeter die tussen ons in lag liet opgaan in onze gedeelde ademhaling. Ik hield mijn ogen dichtgeknepen, maar zijn gezicht stond glashelder op mijn netvlies gebrand. 

Ik hoefde mijzelf niet voor te liegen. Ik wilde hem en ik wilde hem nu.

Het duurde niet lang voordat Odin's warme aanraking zich over mijn lichaam verspreidde. Zijn armen vielen om mijn middel en hij kuste mij met volle overgave terug. Misschien hunkerde zijn lichaam wel net zo erg naar het mijne. Ik kon het hem niet kwalijk nemen. Mannen werden wilde beesten na enkele weken op zee te zijn geweest. Vrouwen misschien wel net zo. 

Odin's aanrakingen waren zowel wild als ontzettend beheerst. De manier waarop zijn handen over mijn heupen gleden, waarop ze langzaam naar mijn rug verplaatsten, straalde zoveel controle uit. Zijne ene hand gleed omhoog, tussen mijn schouderbladen door naar mijn nek. Zijn andere hand volgde de rondingen van mijn heupen en vond zijn weg naar mijn dijen.

Hoewel mijn ademhaling nog steeds hoog was en mijn hart nog altijd overuren draaide, wist ik dat het dit keer door hem kwam. De paniek vloeide uit mijn lichaam en maakte plaats voor die eeuwige lust. Het primitieve van een mens. Een honger die niet met voedsel te stillen was. Het was kalmerend. 

'Mijn kamer,' fluisterde ik tegen zijn lippen tussen onze vurige kussen door.

Odin reageerde met een diep geluid, wat het midden hield tussen een korte lach en een grom, en tilde mij zonder enige moeite op. Tussen onze onafgebroken kussen door was geen ruimte voor schaamte, geen ruimte voor twijfels. Daarom sloeg ik zonder een greintje gêne mijn benen om hem heen. En terwijl hij ons over het dek heen naar het gastenverblijf bracht, verkenden mijn handen de vormen van zijn lichaam. Mijn vingers vlochten zich in zijn haren.

Toen Odin de deur van het gastenverblijf achter zich dicht had geslagen, had een warm gevoel zich door mijn hele lichaam verspreid. Een kleine, dierlijke grom ontsnapte aan mijn keel toen ik de muur van de kamer in mijn rug voelde. Opgesloten tussen de muur en hem, en toch zou ik op dit moment niets liever willen.

'Vanwaar deze plotselinge omslag?' grijnsde hij tegen mijn lippen.

'Hou je mond en kus me,' siste ik.

Zijn lach vibreerde door mijn lichaam en opnieuw rolde er een rilling over mijn rug. Mijn lichaam beefde en brandde door hem. Zijn handen kropen onder mijn shirt, lieten een brandend spoor achter op mijn rug. Ik merkte dat mijn vingers al snel aan de veters van zijn shirt begonnen te friemelen.

Het enige moment waarop onze lippen het contact verbraken, was het moment waarop we ons ontdeden van onze kleren. Voordat zijn bezitterige handen mijn lichaam weer konden beroeren, schoot ik onder zijn armen door naar het bed. Zijn diepe, primitieve lach maakte dat er een klein lachje over mijn lippen ontsnapte.

Het ene moment stond ik aan de rand van het bed, het andere moment had Odin mij opgetild. Een geschrokken kreetje schoot over mijn lippen, maar werd opgevangen door de zijne. Hij kuste mij terwijl hij mij op het bed neerlegde, terwijl hij zelf ook op het bed klom.

Er was geen ruimte voor spijt, voor angst, voor paniek. Nooit eerder had ik het bed gedeeld met iemand die zoveel passie in zich had. En hoewel ik echt mijn best deed, wist ik dat een groot deel van het schip me kon horen terwijl we de liefde bedreven.

Nee, geen liefde. Geen liefde, maar lust. Al betwijfelde ik of het tintelende gevoel wat in mijn buik ontstond wanneer ik hem in zijn oceaanblauwe ogen aankeek voortkwam vanuit lust.

Tot het moment waarop we uitgeput naast elkaar lagen hadden we geen woord gesproken. Daar was ook geen reden toe geweest. Zelfs toen we naast elkaar lagen, elkaar lichaamswarmte delend, spraken we geen woord.

Nog één dag.

Ik rolde mij op mijn zij en legde mijn hoofd op zijn schouder. Met mijn hand draaide ik lome rondjes op zijn borst. Mijn vingers volgden de contouren van zijn buikspieren.

'Ga gerust lager,' grinnikte Odin zelfgenoegzaam.

Mijn hand bleef op zijn buik liggen en ik lachte. 'Schoft.'

Zijn hand gleed door mijn haar. Met uiterste voorzichtigheid haalde hij de kleine klitten eruit. Zijn andere hand liet hij op mijn middel rusten. Mijn hele lichaam warmde op onder zijn aanraking en kroop zo dicht mogelijk naar hem toe.

De stilte die tussen ons lag was heerlijk, totdat ik begon te denken. En dat denken werd op den duur ondraagbaar.

'Dwayne wil me op het eiland achterlaten,' flapte ik eruit.

Zijn strelingen stopten abrupt en ik voelde hoe hij bevroor.

'Wat?!' bracht hij stamelend uit.

Aan de manier waarop zijn lichaam bewoog voelde ik hoe hij mijn blik probeerde te vangen, maar ik weigerde hem aan te kijken. In plaats daarvan bleef ik naar de muur staren en focuste ik mij op mijn hartslag. Op zijn hartslag.

'Als hij de schat heeft, laat hij mij achter,' zei ik. 'En dan ben ik alleen totdat... als...' Ik besloot mijn woorden in te slikken.

Alles wankelde. Mijn toekomst wankelde. Nooit eerder was ik zo afhankelijk geweest van anderen en dat haatte ik.

'De vuile klootzak,' mompelde Odin. Zijn stem verhulde niets van zijn woede, wat maakte dat ik nu wel naar hem opkeek.

Odin staarde naar het plafond. Hij klemde zijn kaken strak op elkaar. Zijn hand bleef in mijn haar rusten, maar verroerde zich niet. En opeens vielen de puzzelstukjes op hun plaats.

Hierna hoeven we elkaar nooit meer te zien, dat weet ik zeker. In een van mijn eerste dagen op het schip.

Misschien moet je maar op een eiland gaan wonen. Toen we aan het bekvechten waren.

Hierna kan je je in alle eenzaamheid zielig gaan voelen.

Ik duwde mezelf overeind. 'Je wist het.'

Nu kwam Odin ook overeind. 'Ja,' gaf hij toe.

Ik durfde te zweren dat er iets in mij brak. Dat een hand zich om mijn hart sloot en het vermorzelde.

Odin schudde zijn hoofd. 'In het begin... In het begin was Dwayne ervan overtuigd dat je gevaarlijk was. Dat je kennis van de oude taal gevaarlijk was. Dat het beter was om je achter te laten, zodat je onze vijanden niet kon helpen.'

Met ieder woord wat hij sprak voelde ik de pijn in mijn lichaam verder toenemen. Opeens voelde het echt alsof ik mij aan hem brandde, maar toen ik de afstand tussen ons probeerde te vergroten, greep hij mijn pols vast.

'Ik heb hem dagen geleden al gezegd dat je een vaste positie op het schip moet krijgen,' ging hij verder. 'Dat we jouw kennis in ons voordeel kunnen gebruiken.'

Mijn ademhaling versnelde. 'Geloof je echt dat hij dat gaat doen? Geloof je dat echt, Odin?'

Odin haalde adem, maar hij zei niets. Uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. 'Nee. Hij mag je niet achterlaten. Dat kan hij niet doen. Dat... dat laat ik niet toe.'

Ik observeerde ademloos zijn gezicht. Zijn woorden waren zo... oprecht. Hij meende het. Zijn ogen waren bewolkt toen we elkaar aankeken.

'Ik beloof het je. Ik laat het niet toe.'

Mijn adem stokte.

'Ik laat je niet alleen,' voegde hij eraan toe.

Tranen welden op in mijn gezicht. 'Maar jullie kennen elkaar al jaren.'

'En daarom weet ik ook dat hoogmoed voor de val komt,' fluisterde hij. 'Hij is beïnvloedbaar. Ik zal met hem praten.' Zijn gezicht verzachtte iets. 'Je gaat met ons mee, al moet ik je dragen.'

Onwillekeurig brak er een kleine glimlach door op mijn gezicht. 'Daar ben je inmiddels aardig goed in geworden, is het niet?'

Dat zag Odin als het moment om mij naar hem toe te trekken. 'Het vergt wat training,' grijnsde hij, waarna onze lippen elkaar weer raakten.

Misschien... Misschien was het toch iets meer dan alleen lust.

'Trouwens,' zei Odin toen hij onze tedere kus verbroken had, 'Dakota zou het ook nooit toelaten.'

Dakota...

Op dat moment daalde er schuld over me heen. Ik deinsde iets van hem weg en ving zijn vragende blik op.

'Ik.. ik moet je iets laten zien,' fluisterde ik, waarna ik op mijn knieën ging zitten.

Odin trok een vragende wenkbrauw op.

'Als... Wanneer we de schat vinden, moet ik terug naar Listra,' zei ik zachtjes en ik wendde mijn blik af. 'Er zijn dingen die ik moet regelen. Moet oplossen.'

Het bleef even stil, maar in mijn ooghoeken zag ik Odin fronsen. 'Ik denk niet dat Dwayne je zomaar weer in Listra af zet.'

Ik haalde diep adem en haalde mijn handen door mijn haren. Meteen had ik spijt van alles wat ik had gezegd. Van alle rotzooi waarin ik mij had begraven. Maar ik kon nu niet meer terug. Hij moest het weten. Hij was eerlijk. Hij was bereid om voor mij te vechten. Maar dan moest hij wel weten voor wie hij vocht.

Toen draaide ik me een kwartslag en liet ik hem de tatoeage op mijn heup zien. Zijn handen hadden hem al meerdere keren beroerd. Zijn vingers hadden onbewust al enkele keren over de inktlijnen gestreken. Mijn identiteit.

Odin fronste terwijl hij naar de tatoeage keek en uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. 'Ik begrijp het niet.'

Dus vertelde ik hem wat het symbool betekende. En ik zag het ongeloof in zijn blik. Zijn blik maakte dat mijn maag samentrok. Mijn leven lag nu in zijn handen. En die van Dakota.

Opeens twijfelde ik of ik er goed aan had gedaan.

Odin stond op en begon zwijgend zijn kleren bij elkaar te zoeken. Hij nam alle warmte met zich mee.

'Odin, alsjeblieft,' smeekte ik. 'Zeg iets.'

'Ik, eh, ik moet eerst nadenken,' zei hij, waarbij ik de gemengde emoties in zijn stem kon horen.

Mijn handen klemden zich om het laken. 'Je moet me helpen, Odin,' fluisterde ik. 'Ik heb je nodig.'

Maar hij ging stug door met aankleden. Hij keek niet eens om toen hij naar de deur liep en een snelle "slaap lekker" mompelde. De deur viel achter hem dicht en het voelde alsof het dunne draadje waaraan mijn leven balanceerde was geknapt. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro