Hoofdstuk 15
Mijn slaap was rusteloos. Meerdere keren werd ik uit onrustige dromen gerukt, waarna ik badend in het zweet wakker werd. En hoewel mijn klamme lichaam trilde en beefde om meerdere redenen dan alleen de drammende koorts, was ik nooit alleen. Misschien kwam die realisatie door de diepe ademhaling die niet van mij was, of door de subtiele beweging van het matras dat we deelden. Maar het kon ook door de arm die over mijn ribben lag komen, of door de borstkas die tegen mijn rug aan langzaam op en neer ging.
Ergens gedurende de nacht was ik dichter tegen hem aan gekropen. Of misschien was hij dichter naar mij geschoven. Hoe dan ook, geen van ons had zich teruggetrokken. En zelfs nu, nu mijn koorts was gezakt en ik wel degelijk weer helder kon nadenken, bleef ik roerloos liggen.
De laatste keer dat ik dit moment had gedeeld met iemand, was inmiddels alweer een aantal weken geleden. Dat was met Simon geweest. De avond voordat hij schaamteloos met Serena in bed was gedoken en de stukjes van mijn hart nog wat verder had vermorzeld. Eigenlijk was er altijd alleen maar lust tussen ons geweest. Lust, maar nooit liefde.
Dit was ook geen liefde. Mijn verzoek was voortgekomen uit een door koorts beneveld hoofd. Zijn instemming was beïnvloed geweest door de alcohol in zijn systeem. Een overeenkomst, maar geen liefde.
Het was nooit liefde.
Mijn adem was bevend en daardoor leek Odin wakker te worden.
Vrijwel meteen voelde ik zijn arm verdwijnen en merkte ik dat hij afstand tussen ons creëerde. 'Sorry,' mompelde hij.
Het maakt niet uit. Dat lag op mijn tong, maar verdween in de stilte die daarna tussen ons ontstond. De stilte die ik gebruikte om mijn lichaam, wat hunkerde naar die aanraking, te bedaren. Om de vochtigheid in mijn ogen weg te knipperen.
'Ook goedemorgen,' wist ik uiteindelijk uit te brengen, waarna ik mij op mijn rug rolde en de afstand tussen ons in verder vergrote.
Odin wreef met zijn handen over zijn gezicht voordat hij zich overeind duwde. 'Ontbijt?' vroeg hij, waarna hij zijn benen over de rand van het bed sloeg.
Omdat ik de woorden niet leek te kunnen vinden, knikte ik alleen maar, waarna ik geeuwde om de ongemakkelijkheid van het moment weg te duwen.
'Oké,' knikte hij toen. Zijn lichaam was gespannen. 'Ik ben zo terug.'
Met ongenoegen keek ik toe hoe hij wegliep. Het was niet eerlijk dat ik naar zijn aanraking hunkerde. Ik kon met elke willekeurige piraat in bed stappen om mijzelf in mijn behoeften te voorzien. Dat was misschien ook wel beter. Dan hoefde ik de zelfgenoegzaamheid in zijn blik in ieder geval niet te zien. Dan hoefde ik hem niet te belazeren met mijn oneerlijke, gelogen gevoelens. Bovendien was ik niet van plan om het bed te delen met iemand die mij zo schaamteloos uit mijn vertrouwde omgeving had gerukt. Met een klootzak die mijn vertrouwen had beschadigd.
Ik vermande mezelf en tegen de tijd dat Odin met een bij elkaar geraapt zooitje wat door kon als ontbijt terugkwam, had ik mijzelf bij de wasbak opgefrist. Met de versleten borstel had ik mijn haren enigszins gefatsoeneerd, waarna ik het had gevlochten.
'Als iemand naar vannacht vraagt...' zei ik toen we op het bed ons ontbijt verorberden. Er vloeide een onuitgesproken dreigement door in mijn stem.
'Ga ik ze allemaal vertellen dat we geweldige seks hebben gehad,' zei hij schaamteloos terwijl hij nog een stuk brood in zijn mond stak.
Ik verslikte mij bijna in mijn eigen brood en begon te hoesten terwijl Odin begon te lachen. Mijn wangen begonnen te gloeien en ik keek hem woedend aan. 'Je waagt het eens!'
'Je houdt me niet tegen,' grijnsde hij, nog half hikkend van het lachen.
Met een wilde beweging veegde ik de tranen, deels van het lachen en deels van het bijna stikken, weg. 'Oh nee? Weet je nog wat ik heb gedaan in Listra? Hoe ik mijn geld verdiende?'
Met de grijns nog altijd op zijn gezicht begon hij aan het volgende stuk van zijn brood. 'Je was een geheimendief.'
'Geheimenhandelaar,' corrigeerde ik hem.
Hij kantelde zijn hoofd een fractie. 'Volgens mij kwam je aan die geheimen door af te luisteren en mensen neer te steken.'
Verontwaardigd hapte ik naar adem. 'Ik heb eigenlijk nooit iemand neergestoken, behalve dan toen... Nee, dat is nu niet...' Ik schudde mijn hoofd. 'Als ik een dief ben is dit een boot.'
Odin floot zachtjes. 'Laat Dwayne je maar niet horen.' Daarna haalde hij zijn schouders op. 'Maar je hebt toch geen geheimen van mij, anders had je die allang een keer tegen mij gebruikt.'
'Wat ik niet heb kan ik nog aan komen,' dreigde ik.
Grinnikend slikte Odin het laatste beetje van zijn ontbijt weg. 'Succes. Ik ben een open boek.'
Een glimlach krulde om mijn lippen. 'Oh, daar komen we nog wel achter.'
En hoewel hij zojuist had beweerd dat hij geen geheimen bij zich droeg, zag ik wel degelijk een beetje onrust in zijn ogen toen ik onze lege borden oppakte om weg te brengen.
Het zou niet lang meer duren voordat we de vuurkring binnen zouden varen. En die gedachte leek de wind in de zeilen van het schip te zijn. De Zypher sneed door het water alsof ze een race moest winnen. Nu de gehele bemanning wist waar we heen voeren, leek de stemming een stuk optimistischer te zijn. De mannen werden vrolijker, de vrouwen werden mondiger.
Na de nacht met Odin was de koorts niet meer teruggekomen. Mijn lichaam miste misschien nog wel veel energie, maar ik kon nu in ieder geval weer op eigen kracht de dag door komen. En dat was een hele opluchting.
De dagen streken voorbij. Over drie dagen zouden we bij de vuurkring aan moeten komen. Nadat ik alle symbolen van de kaart had vertaald, had ik Dwayne de relevante informatie doorgegeven. Aan de hand daarvan hadden we besloten dat we het zesde eiland als eerste zouden doorzoeken. De schaarse informatie die bekend was over de vuurkring had bevestigd dat er op dat eiland een grot moest zijn.
Na mijn vergiftiging was mijn band met Dwayne veranderd. Hij was gemoedelijker geworden, al was dat misschien alleen maar doordat de schat nu echt binnen handbereik lag. Hij werd vriendelijker en sprak steeds vaker over een compensatie. Er lag een zekere honger in zijn ogen. Een lust voor het goud wat we zouden gaan vinden.
Ik realiseerde me dat wanneer Dwayne deze schat in handen zou hebben, hij zich niet langer zorgen hoefde te maken over kapitein Castor en zijn handlangers, welke schijnbaar voorbij de horizon op onze hielen zaten. Wanneer hij de schat had, had hij het voor eens en altijd voor het zeggen. Hij kon zijn vijanden omkopen en tegen elkaar op zetten. Misschien hoefde hij dan niet meer zoveel brieven te schrijven naar de familieleden van zijn omgekomen bemanning.
Ondanks dat ik weer relatief goed op de been was, hoefde ik het gastenvertrek niet meer te verlaten. Daar was ik absoluut niet rouwig om. Het bed lag duizendmaal beter dan de hangmat. Het enige wat mij nog restte was het verplaatsen van mijn schaarse bezittingen.
Training maakte dat mijn voetstappen altijd vederlicht waren, zeker wanneer ik niet wist wie of wat ik zou aantreffen. Dat was dan ook niet anders toen ik de trap naar beneden afdaalde. De dolk die ik van Odin had gekregen had ik in mijn kussensloop bewaard en ik was nog niet in de gelegenheid geweest om die veilig te stellen zonder dat iemand dat zou zien. Maar nu iedereen zich voor het avondeten naar de gezamenlijke eetruimte verplaatste, durfde ik erom te wedden dat het niet druk zou zijn bij de hangmatten.
Het zachte gekraak van de traptreden was verwaarloosbaar nu het schip met de nodige vaart door de ietwat onrustige golven gleed. De golven die tegen de flanken sloeg overstemden de kleinste geluidjes.
Daardoor hoorden de piraten die zich ophielden in het ruim mij ook niet naar beneden komen.
'Ondanks alles?' merkte een man zachtjes op.
Uit gewoonte bleef ik staan. Na al die dagen op de Zypher, wist ik dat de zoetsappigste geheimen vaak in het duister werden verteld. Misschien was het een onschuldig gesprek en was dat het afluisteren niet waard, maar ik was nog steeds van plan om Odin te bewijzen dat ik een geheimenhandelaar was en dat ik daarvoor geen messen nodig had. Misschien was dit het gesprek wat iets kostbaars over hem prijsgaf.
'Ondanks alles,' bevestigde een andere mannelijke stem. De stem van de stuurman die we ook in Andrios tegen waren gekomen. 'Dus hierna zijn we van haar af.'
Mijn hand klemde zich om de trapleuning en ik hoopte dat niemand besloot om ook op dit moment van de trap gebruik te maken.
'Zonde,' ging de eerste man verder. Er klonk wat gerommel, alsof hij iets aan het opruimen was. 'Ze is niet vervelend om naar te kijken.'
De stuurman snoof. 'Nee, dat niet. Maar ze is wel de reden dat wij allemaal weer een schietschijf op onze rug hebben. Hoe eerder ze weg is, hoe beter.'
Mijn mond werd droog terwijl ik mezelf aan het duister vastklampte.
'Dakota zal hem vermoorden,' zei de eerste man.
'Ze kan nergens heen, ze zit net zo goed vast aan dit schip als wij,' zei de stuurman.
Ik verplaatste mezelf van de trap naar de schaduwen van een stel vaten toen ik de stemmen luider hoorde worden. Van binnen vloekte ik toen ik met mijn heup tegen een vat aan kwam, maar verder bleef ik muisstil. De twee piraten stopten bij de trap.
'Die overleeft het nog geen week op dat eiland,' fluisterde de eerste man.
De stuurman bewoog in de schaduwen, het leek alsof hij zijn schouders ophaalde. 'Niet mijn zorg.'
'We moeten nog vier vaten rum verplaatsen,' zei de eerste man, 'maar ik stel voor dat we dat na het eten doen.'
Ik zag hoe de stuurman de eerste man op zijn schouder sloeg. 'Kijk, dat is nou de definitie van prioriteiten stellen.'
Lachend liepen ze weg, in de richting van de eetruimte. Als versteend bleef ik achter. Ik liet mezelf met mijn rug tegen de vaten aan zakken terwijl ik mijn adem rustig probeerde te krijgen.
Hij ging me achterlaten op het eiland. Dwayne ging mij achterlaten.
Dit kon niet waar zijn. Dit mocht niet waar zijn. Hoewel ik best durfde te geloven dat dat het plan was geweest toen hij mij uit Listra weggerukt had, wist ik zeker dat hij dat nu niet meer zou doen. Ik was waardevol geweest voor hem. Een last, misschien, maar ik leverde hem meer op dan hij zonder mij zou hebben gehad. Dat zou hij niet vergeten. De gemoedelijke manier waarop onze gesprekken van de afgelopen paar dagen waren verlopen liet niet blijken dat hij mij zou dumpen op het strand van het zesde eiland.
Nee. Ze hadden het mis.
Ik rechtte mijn rug en dwong mezelf om overeind te komen.
Stel nou dat ze het wel bij het rechte eind hadden... Wat dan? Ik zou het niet overleven op een vreemd eiland, een eiland waar misschien niets eetbaars te vinden zou zijn. Ik zou met een week dood gaan door gebrek aan eten. Misschien zou ik mijzelf door de eenzaamheid wel eerder van kant maken. Ik kon niet alleen achterblijven. Ik weigerde alleen achter te blijven.
Ik moest het voorkomen. Ik moest relevant blijven, waardevol. De afgelopen paar jaar had ik geleerd hoe ik dat moest doen. Geheimen waren mijn handelswaar geworden. Iedereen was nieuwsgierig naar geheimen. Iedereen wilde weten wat jij wist. Of je iets over hen wist. Eén verkeerde beweging en ik zou al hun geheimen prijsgeven. Ik was een onbekende spion in het volle licht.
Drie dagen. Ik had drie dagen om zoveel mogelijk geheimen te vergaren over de bemanning dat ik mezelf kon verzekeren van een plaats op dit schip. Het kon me niet schelen als ik daarmee slechts enkele dagen kon winnen. Het maakte me niets uit als Dwayne en daarna voor koos om mij in de eerste de beste stad te dumpen. Als het maar niet op een eiland was waar ik geen kant op kon. Als ik maar niet alleen zou achterblijven.
Resoluut beende ik naar de hangmat die van mij was geweest. Het gastenverblijf was een vloek en een zegen. Hoewel ik nu beter sliep, was ik ver verwijderd van de bemanning. Dat betekende dat ik niet meer onopgemerkt mijn informatie kon verkrijgen. Ik zou altijd in het zicht zijn.
Ik haalde de dolk van Odin uit mijn kussensloop en keek naar de schittering van het licht van de olielamp. Misschien werd het tijd om het dan wat vuiler te gaan spelen. Om te chanteren. In de afgelopen paar dagen had ik hier en daar wel wat waardevolle informatie opgevangen. Het werd tijd om dat in mijn voordeel te gaan gebruiken.
De dolk gleed in mijn laars en ik beende naar de eetruimte. In tegenstelling tot een van de eerste dagen dat ik hier was, keek vrijwel niemand meer echt op wanneer ik binnen kwam. Er was maar weinig aandacht voor mij terwijl ik de ruimte bekeek, de lege plekken observeerde. Ik negeerde Dakota's begroeting en in plaats van dat ik bij haar aanschoof, zigzagde ik tussen de tafels door naar een tafel in een verre hoek waar een jonge matroos, Arwin, aan tafel zat.
Arwin keek met enige irritatie op toen ik op de lege kruk ging zitten.
'Die is bezet,' merkte hij met zijn mond vol eten op.
Hoewel ik de erwten in zijn mond kon tellen, negeerde ik zijn gebrek aan manieren en boog ik me dichter naar hem toe.
'Hoeveel waarde hecht jij aan jouw geheimen, Arwin?' vroeg ik hem.
Hij trok een wenkbrauw op, duidelijk niet onder de indruk. 'Pardon?'
Ik grijnsde. 'Hoeveel mensen mogen weten van je gokverslaving?'
Zijn vork bleef in de lucht hangen en zijn blik verhardde. 'Ik weet niet waar je het over hebt.'
Mijn blik maakte zich los van die van hem en ik zocht de man die zijn mond eerder voorbij had gepraat. 'Maar John weet dat wel, toch? Misschien wilt Rydo het ook wel weten.'
Het geluid van zijn vork die op zijn bord werd gesmeten maakte dat ik hem weer aankeek. Hij leek overtuigd, een tikkeltje woedend misschien.
'Wat moet je, Cecilia?' siste hij.
Ik sloeg mijn haren over mijn schouder en zorgde ervoor dat ik mijn stem zachtjes hield. Een geheim was alleen een geheim als niet iedereen er van wist en aan de lichaamshouding van een piraat naast ons te zien, wilde hij maar al te graag wat meer weten over de geheimen in mijn arsenaal.
'Ik wil weten wat jij mij kan vertellen als ik beloof te zwijgen over het feit dat je van Dwayne hebt gestolen om je schulden in Listra af te betalen,' zei ik.
Zijn handen balden zich tot vuisten terwijl hij mij van top tot teen opnam. Het was alsof hij probeerde te bepalen of ik daadwerkelijk zijn diefstal bekend zou maken aan de andere leden van de bemanning. En misschien realiseerde hij het net zich net zo goed als ik: een kat in het nauw maakt rare sprongen.
'Roddels verspreiden zich snel,' zei ik zachtjes, 'maar een piraat die over de rand van een schip wordt gegooid zinkt sneller.'
Ik vroeg me af hoeveel hij ervoor over zou hebben om mij ter plekke te vermoorden. Om iets te hebben om tegen mij te gebruiken. Maar dat had hij niet. En dat realiseerde hij zich ook.
'Best,' zei hij. 'Wat wil je weten?'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro