Hoofdstuk 14
Die avond konden mijn benen weer mijn eigen gewicht dragen zonder na drie meter knikkende knieën te krijgen. Het gif vloeide langzaam uit mijn systeem, waardoor mijn spieren weer ontwaakten alsof er niets aan de hand was geweest. Dus kon ik, nadat ik de hele dag in Dwayne's bed had gelegen, bij het vallen van de avond eindelijk weer de frisse buitenlucht in stappen.
De zee was rustig. De Zypher voer gestaag voort. De zilte lucht liet mijn ogen even prikken en liet de dunne deken die ik om mijn schouders had geslagen opwaaien. Hoewel ik mijn spierkracht grotendeels terug had, voelde ik mij nog niet helemaal fit. Mijn hoofd bonsde en soms trilden mijn handen nog lichtjes. Maar iemand die voorheen van zonsopgang tot zonsondergang in de straten van Listra te vinden was, kon je niet lang binnen houden.
Aan de horizon zakte de zon de zee in. Taken werden afgerond voor de dag, touwen en gereedschappen werden opgeborgen. De sterren kwamen op zo'n rap tempo tevoorschijn dat ik ze amper kon tellen. Onder het dek rezen gemoedelijke geluiden op. De geluiden wisten een aanlokkelijke melodie bovendeks niet te overstemmen.
Ik volgde de muziek die aanzwol toen ik steeds wat dichter bij het roer kwam.
Er waren geen instrumenten. De melodie waarop de liederen gezongen werd, werd door de aanwezigen gemaakt. Er werd gestampt met voeten, geklapt, geneuried en gezongen. Het waren de liedjes die 's avonds laat in de kroegen van Listra ook ten gehore werden gebracht. Meestal wat minder zuiver dan nu.
Een groep van twintig piraten zat bij elkaar. Enkele flessen rum werden doorgespeeld tussen de noten door. Er werd gelachen om de schunnige teksten over rondborstige vrouwen. Er werd gepord en getreiterd. Dit waren niet zomaar bemanningsleden. Dit was een familie. Ze waren elkaar net zo goed trouw als dat ze dat Dwayne waren. Misschien zelfs nog wel meer.
Mijn lichaam volgde de deining van het schip terwijl ik luisterde naar de vurige, ongepaste liederen. Ik genoot van een kort moment waarin ik niet opgemerkt werd. Een moment waarin ik slechts een geest was. Een moment wat veel te kort duurde.
'Goed om jou weer op je voeten te zien staan,' merkte Odin op, die zich na enkele minuten had losgemaakt uit de groep.
Ik trok de deken nog wat strakker om mijn schouders. Zeker toen ik Dakota in het midden van de groep zag zitten, dit keer wel met een echte fles rum in haar gretige handen, voelde ik hoe fragiel mijn positie hier was.
'Eén harde golf tegen de boeg aan en ik kletter ongetwijfeld weer op de grond,' mompelde ik, waarna ik mijn steun zocht tegen een van de vaten.
Tot mijn verbazing ging Odin op het vast naast mij zitten. Zo bleven we enkele minuten in stilte zitten luisteren terwijl de piraten om ons heen onverstoorbaar verder gingen met zingen. De wind werd steeds was koeler en sloeg tegen mijn deels blote armen. En toch was dat precies wat mijn oververhitte lichaam nodig had.
'We dachten even dat we je kwijt waren,' merkte Odin uiteindelijk op.
Ik snoof. 'Ik weet zeker dat de meesten hier mij liever kwijt dan rijk zijn.'
Mijn blik werd gevangen door een piraat voor wie dat zeker gold. Toen ik knipoogde, wendde hij zijn blik weer af.
'Dat geloof ik ook wel,' grinnikte Odin.
'Dwayne zei dat jij ook de wacht hebt gehouden,' zei ik, waarna ik mijn blik naar hem richtte.
Odin staarde voor zich uit. 'Je bent mijn verantwoordelijkheid. Als ik je niet had laten gaan op het feest, was het niet gebeurd.'
Toen mijn hoofd weer begon te bonzen ging ik verzitten. Het gif had een grote tol van mijn lichaam geëist. De dreunende muziek en het schelle gelach droegen daar niet in positieve zin aan bij.
'Het was toch wel gebeurd,' mompelde ik.
'Waarom zat hij achter jou aan?'
Ik keek naar Dakota, die de fles rum vragend naar mij omhoog hield, om vervolgens overvallen te worden door de jonge jongen naast haar die zonder schaamte de fles uit haar handen trok. Dat leverde hem een flinke mep en vervolgens een woordenwisseling op, waar de mensen om hen heen luidkeels om begonnen te lachen.
'Om dezelfde reden dat jullie achter mij aan zaten,' zei ik.
De wind drong door mijn kleding heen en vormde zich als een ijzige vuist om mijn klamme lichaam. Kippenvel speelde op en ik voelde hoe mijn benen begonnen te trillen.
'Gaat het wel goed?' vroeg Odin. Hij stond op en kwam voor mij staan, waardoor hij mij dwong om naar hem op te kijken.
Met een opgetrokken wenkbrauw observeerde ik zijn houding. 'Je doet nu net alsof dat je iets uitmaakt.'
Er brak een grijns door op zijn gezicht. 'Je moet weten dat Dwayne mij een uur heeft lopen afsnauwen toen je bewusteloos was. En toen je hart stopte wist ik dat hij overwoog hoe hij mij het beste aan de haaien kon voeren. Dus, wees maar niet te vol van jezelf, ik probeer alleen mijn eigen hachje te redden.'
Ik legde mijn eveneens trillende hand op mijn hart. 'Ik zou me bijna gewenst voelen.' Toen mijn hoofd dreigde uit elkaar te knallen toen er weer een flink lachsalvo opspeelde, duwde ik mijzelf weer op mijn voeten. 'Maar het lijkt me verstandiger als ik nu terug naar bed ga.'
Toen ik mijzelf losmaakte van het vat wat mij overeind had gehouden, voelde ik opeens de instabiliteit van mijn verraderlijke benen.
'Weet je zeker dat je jezelf in een hangmat krijgt zonder er meteen weer uit te vallen?' vroeg hij met zijn armen over elkaar geslagen.
Terwijl ik mijn balans bij elkaar probeerde te houden, waagde ik het om mijn schouders te rechten. 'Ik heb anders het gastenverblijf gekregen.'
Odin trok een wenkbrauw op. 'Ah, een heuse upgrade?'
Nog voordat ik een poging kon doen tot een gevatte opmerking, begonnen mijn knieën te knikken. Voordat mijn knieën op het hout klapten, had Odin zijn arm om mijn heup geslagen.
'Grote goden, Cecilia, je bent gloeiend heet,' zei hij terwijl hij mij weer op mijn voeten hees.
Ik wuifde zijn woorden weg. 'Gewoon een beetje koorts.'
'Je bent niet goed snik,' zei Odin hoofdschuddend, waarna hij zonder zijn grip ook maar iets te verslappen mij van de groep wegleidde.
'Vertel me iets wat ik nog niet weet.'
De woorden rolden maar moeizaam over mijn lippen. Ik was veel te veel afgeleid door zijn aanraking. Zijn arm om mijn heupen. Het warme gevoel waar zijn lichaam het mijne raakte, al kon dat ook heel goed de koorts zijn.
Ik had vandaag genoeg tijd gehad om mijzelf te realiseren dat leven niet zo vanzelfsprekend was als ik eerder had gedacht. Alle dingen die ik voor lief had genomen, alles wat ik van me af schoof omdat ik er nog tijd genoeg voor had. Het maakte dat ik anders keek naar het hier en nu. Naar de mensen in het hier en nu.
We spraken geen woord terwijl we naar het gastenverblijf slenterden. De piraten die we tegenkwamen zeiden ook niets.
Tegen de tijd dat we bij mijn nieuwe kamer kwamen had ik het gevoel dat mijn hele lichaam in brand stond. De wereld leek een beetje te draaien. Toen Odin mij op het bed liet zakken en mij losliet, voelde ik hoe mijn trillende lichaam protesteerde.
Je leefde maar één keer. Ik had een tweede kans gekregen. Als mijn lichaam weer dreigde om bergafwaarts te gaan, kon ik die kans maar beter benutten.
'Blijf,' zei ik, mijn stem slechts een fluistering, toen hij een stap naar achteren zette. Mijn hand hing tussen ons in.
Odin fronste. 'Ik dacht dat je me niet kon luchten?'
'Kan ik ook niet,' zei ik, waarna ik slikte. 'Maar ik wil niet dat je gaat.'
Voor een lang moment keken we elkaar aan. Duizenden gedachten schoten door mijn hoofd. Mijn lichaam bleef in afwachting, terwijl ik zag hoe Odin zijn keuzes afwoog. Hij leek niet goed te weten wat hij met mijn verzoek aan moest. Wat hij met mij aan moest.
'Je hoeft niet met mij het bed in te duiken hoor,' grijnsde ik, terwijl ik de zweetparels op mijn voorhoofd voelde. 'Ik ben gewoon liever niet alleen.'
'Best,' mompelde hij toe, waarna hij naar de deur liep en deze sloot. 'En waar mag ik slapen dan?'
Hoewel ik hem net had gezegd dat hij niet met mij in bed hoefde te liggen, leek hij niet veel andere opties te hebben.
'De vloer lijkt me een goede optie,' merkte ik op, knikkend naar de houten planken voor het bed.
Odin trok een wenkbrauw op. 'Dus jij gaat op de grond liggen en dan krijg ik jouw bed?'
Ik snoof, waarna ik het zweet van mijn voorhoofd veegde. 'Dat dacht ik niet.'
Met wankele benen stond ik op en liep ik naar de wasbak, om een glas water te vullen. Achter mij klonk het geluid van voetstappen op hout en vervolgens het kreukelen van de dekens op het bed.
'Het ligt anders wel erg comfortabel,' merkte Odin op.
In de spiegel boven de wasbak zag ik hoe hij zich languit op het bed had gegooid. Met zijn handen onder zijn hoofd keek hij naar het plafond. Hij was zo anders dan de man die ik tot een paar dagen geleden gehaat had. De man die ik nog steeds haatte, was het niet dat de zorg in zijn ogen echt was geweest, dat zijn ondersteunende armen beschermend waren geweest. Zijn gesprekken waren vermakelijk, zijn grapjes waren grappig.
'Prima,' zei ik, waarna ik het glas water achterover sloeg. 'Maar schuif wat op.'
'Je gaat hier zoveel spijt van krijgen morgenochtend,' merkte hij op toen ik naast hem kwam liggen.
Ik kroop onder de deken. 'Zeer waarschijnlijk. Maar als ik weer knock out ga, ben ik liever niet alleen.'
Opeens verscheen er een diepe frons op zijn voorhoofd. 'Je bent bang?'
Het was zowel een vraag als een constatering. Ik had er nog nooit zo over nagedacht, maar zijn woorden troffen doel.
'Ja,' antwoordde ik zachtjes, hees, waarna ik mij met mijn gezicht naar hem toe draaide. 'Ja.'
Zijn veel te knappe gezicht was slechts enkele centimeters van de mijne verwijderd. Zijn adem, waaruit ik kon opmerken dat hij al een paar slokken rum op had toen we elkaar eerder op het dek troffen, streelde langs mijn wang. De oceanen in zijn ogen waren woester dan op de dag dat ik hem voor het eerst had gezien en dat deed iets met mijn veel te verraderlijke lichaam.
'Waar ben je bang voor?' vroeg hij. Zijn ogen bestudeerden mijn gezicht.
Moeizaam slikte ik. 'Ik ben bang voor de dood. Ik ben bang om alleen te sterven.'
Zijn ogen schoten terug naar de mijne en zijn blik maakte dat ik mijn adem vasthield. Er lagen zoveel rauwe emoties in zijn blik.
'Je bent niet alleen,' verzekerde hij mij.
En hoewel die woorden heel onnozel klonken, daalde er daardoor een sluier van rust over mij heen. Want voor het eerst in jaren geloofde ik dat. Jaren lang had ik mij aan de mensen om mij heen vastgeklampt zodat ik niet alleen hoefde te zijn. In het weeshuis had ik Serena gehad. Daarna de mannen met wie ik het bed deelde om de pure, egoïstische reden dat er iedere dag iemand was die aan mij dacht, iemand die mij zou zoeken als ik niet kwam opdagen.
Dat was anders dan dit. Mijn hoofd vol koorts geloofde dat dit anders was. De manier waarop zijn intense blik de mijne vasthield, verzekerde mij daarvan.
Ik knikte. Ik geloofde hem.
Het duurde niet heel lang voordat mijn ogen dichtvielen. Zelfs met de koorts in mijn lichaam die de restanten van het gif probeerde te verdrijven, was ik mij er bewust van dat Odin naast mij lag. Dat hij niet wegging. Dat zijn ademhaling eerder dieper en regelmatiger werd dan de mijne. En dat mijn lichaam enkele centimeters naar het zijne toe schoof voordat ik zelf in slaap viel.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro