Hoofdstuk 13
'Verdomme,' mompelde ik toen ik met een rauwe keel en brandende ledematen uit een onrustige slaap wakker werd.
Nee, geen slaap. Een door gif veroorzaakte bewusteloze toestand.
Toen ik mezelf er toe aanzette om mijn ogen te openen, realiseerde ik mij dat ik niet in mijn eigen hangmat lag. Of überhaupt een hangmat.
Om mij heen gaf een rustige, nette ruimte vorm. Ik lag op een heus tweepersoonsbed met zachte kussens en een warme deken. Bordeauxrode gordijnen omlijstten de ramen waar een zacht zonlicht doorheen kwam. Tegen de achterwand van de ruimte stond een grote boekenkast met daarin een collectie boeken en mappen, welke grotendeels door de tijd waren aangetast. Naast de boekenkast stond echter een smetteloze, glazen kast met verschillende flessen, mogelijk allemaal gevuld met dure, sterke drank. Het bordeauxrood kwam op verschillende plekken in de ruimte terug. In de kussens op de donkere bank, in het op het oog zachte vloerkleed, in de bies van de deken waar ik onder lag.
Het was niet moeilijk om te raden waar ik was, al had ik niet verwacht dat dit Dwayne's smaak was geweest.
'Dat duurde lang genoeg,' merkte de kapitein zelf op vanuit de fauteuil in de donkerste hoek van het vertrek.
Mijn hoofd duizelde toen ik een zielige poging deed om snel overeind te komen. Mijn armen trilden onder het gewicht van mijn lichaam. Toen de wereld om mij heen niet meer schommelde als een schip op een ruige oceaan, schoot mijn blik naar Dwayne.
In zijn ene hand balanceerde een boek, in de andere een glas met een donkere vloeistof. Hij deed niet eens de moeite om op te kijken van de tekst die hij aan het lezen was.
Zwarte vlekken dansten voor mijn ogen en mijn armen verzuurden. Toen ik mij in de kussens van het bed, van zijn bed, liet vallen, realiseerde ik me dat het nog wel eens heel waarschijnlijk was geweest dat ik niet eens wakker was geworden. Maar blijkbaar was het ze niet gelukt om mij om zeep te helpen. Darius was toch wel kundig genoeg geweest, ondanks dat de blik van Odin mij daaraan had laten twijfelen. En buiten dat iedere vezel in mijn lichaam brandde alsof ik in een bad met zuur had gelegen om, leefde ik nog.
'Geef me een moment, dan val ik wel weer weg,' bracht ik hees uit, waarbij angst zich meester maakte van mijn stem.
Ik sloot mijn ogen. De schaduwen in mijn hoofd, mogelijk de restanten van het gif, klauwden aan mijn bewustzijn. Mijn hoofd bonsde, net zoals ieder spiertje in mijn lichaam dat deed. Ik moest mezelf dwingen om adem te blijven halen om ervoor te zorgen dat ik niet over ging geven. Iedere ademhaling sneed in mijn longen.
Er werd een glas op een tafel gezet en ik hoorde de voetstappen van Dwayne mijn kant op komen.
'Dat dacht ik niet,' merkte hij op. 'Je hebt drie dagen in mijn bed gelegen en ik zou daar vannacht erg graag zelf willen slapen.'
Mijn ogen schoten open en ik keek hem aan. 'Drie dagen?'
Hij knikte kort. Er waren weinig emoties op zijn gezicht af te lezen, maar hij zag er wel vermoeid uit. Misschien wel net zo vermoeid als dat ik mij voelde en dat kon niet alleen komen voordat hij drie dagen elders had moeten slapen. Het laatste wat ik had gezien was het slagveld dat zich op het dek had gemanifesteerd. Bloed, waarvan er nog steeds wat opgedroogd onder mijn nagels zat, en levenloze lichamen. Hij was ongetwijfeld mensen verloren. Bemanningsleden, broeders, zusters.
Mijn maag begon protesterend te rommelen.
Dwayne snoof. 'Honger?'
Mijn hand schoof naar mijn buik. Als het drie dagen was geweest sinds ik voor het laatst gegeten had, en ik al mijn energie in het overleven had moeten stoppen, kon ik het mijn lichaam niet kwalijk nemen dat het voedsel eiste. Mijn buik was in ieder geval een stuk platter dan toen ik die voor het laatst had gevoeld en ik durfde erom te wedden dat het korset nu niet meer zo strak zou zitten dan...
Het korset. Ik droeg geen korset meer. Ik droeg helemaal geen jurk meer.
'Ja,' zei ik zachtjes.
Dwayne liep direct naar de deur van zijn privévertrekken. 'Ik ben zo terug.'
De deur sloot en ik waagde het om de deken iets op te tillen. Ik droeg een te grote tuniek en een donkere broek. Kleding die ik herkende als die van Dakota.
Ik wist niet of dat een vloek of een zegen moest zijn.
'Ah, Dwayne zei al dat je wakker was,' merkte de zoete stem van Dakota op.
Haar stem liet mij direct uit mijn gedachtestroom ontwaken. Waar mijn armen het eerder hadden begeven onder mijn eigen gewicht, waren ze nu heel resoluut toen ik mijzelf omhoog duwde. Ik keek toe hoe ze, met een lieflijke grijns, op het uiteinde van het bed neerplofte.
'Je wilt niet weten hoe erg Dwayne zijn best voor je heeft gedaan,' grinnikte ze, waarna ze haar blonde haar over haar schouder sloeg. 'Volgens mij zag ik een vlaagje paniek toen je hart steeds langzamer ging kloppen. Ik betwijfel of het alleen de schat was. Ik denk dat...'
'Jij hebt me omgekleed,' onderbrak ik haar. Ik observeerde haar ontspannen houding, de alwetendheid op haar gezicht.
Dakota haalde slechts haar schouders op. 'Ik kon je toch zeker niet in een strak korset laten liggen? En ik betwijfelde het of je het zou waarderen als een van de mannen je had omgekleed.'
Hoewel ik niet preuts was, was het verre van gunstig geweest als Dwayne, Odin of eigenlijk wie dan ook diens lustige ogen over mijn lichaam had laten glijden.
Opeens vond haar blik de mijne. Een gevaarlijke glans blonk in haar stormachtige ogen. 'Je hebt interessante tatoeages.'
Die woorden doodde de gespannen sfeer die in de ruimte hing. Heel even waren alleen de golven die tegen het schip sloegen hoorbaar. De golven, het geschreeuw van bevelen op het dek en voetstappen. Dakota hield al die tijd schaamteloos mijn blik vast.
En toen laaide het vuur in mij weer op.
'Ik vermoord je als je ook maar iemand over mijn tatoeages vertelt,' zei ik direct. Er was niets in mijn stem wat het dreigement ontkrachtte. 'Ik maak geen grap. Ik vil je levend voordat je ook maar iets tegen iemand hier kan vertellen, Dakota Andrews.'
Dakota verstijfde bij het horen van haar achternaam. Haar echte achternaam. 'Hoe...'
'We hebben allemaal onze geheimen,' zei ik. Mijn blik schoot snel naar de deur, bang dat iemand naar binnen zou banjeren. 'De een is alleen wat beter in het bewaren ervan dan de ander.'
Ze snoof en haar lichaam ontspande iets. 'Ik was niet van plan om iets over je tatoeages te vertellen. En dat ben ik nog steeds niet. Weet je nog wat ik je tijdens onze eerste nacht op het schip heb verteld?'
Mijn tatoeages beperkten zich niet alleen tot aan mijn arm, net zoals mijn kennis van de oude taal zich niet beperkte tot de symbolen die op diezelfde arm was geschreven. Mijn tatoeages waren een bevestiging van wie ik was, opdat ik het nooit zou vergeten. En voordat ik een geheimenhandelaar was geworden, was ik iemand anders geweest. Daardoor wist ik dingen. Dingen waarvoor kapiteins mij zouden vermoorden.
'Bloed liegt niet,' drong Dakota aan, haar woorden amper een fluistering toen er voetstappen op de gang klonken.
Toen de deur open vloog, verdween de doordringende blik van Dakota's gezicht en verscheen er een ondoordringbare verveeldheid door. Ze rekte zich uit en stond op toen Dwayne weer naar binnen kwam banjeren.
'Kom je mijn rum weer jatten, Dakota?' merkte hij op terwijl hij de deur in een stilzwijgend bevel voor haar open hield.
Dakota waagde het om eerst tergend langzaam langs de glazen kast vol luxe flessen te lopen. Haar vinger gleed over het glas, haar nagels tikten er helder op.
'Ik zou niet durven,' grinnikte ze, waarna ze langs hem op schoot. 'Bovendien is het pas twee keer gebeurd.'
Dwayne keek haar na. 'Drie keer.'
Hoewel ik Dakota niet meer kon zien, durfde ik door haar lach te concluderen dat ze zojuist met de nodige vingervlugheid nog een fles had weten af te troggelen. Het verbaasde me dat Dwayne haar niet liet kielhalen. Aan de andere kant maakte ze al twaalf jaar deel uit van de bemanning. Als dat geen band schiep, wist ik het ook niet. De kans was groot dat ze samen waren opgegroeid.
Dwayne gooide de deur dicht en liep hoofdschuddend met een bord vol brood en vlees naar mij toe.
'Ze zal niet meer lachen als ze erachter komt dat ze zojuist een fles bergwater heeft gepakt,' merkte hij luchtig op.
Gretig trok ik het bord uit zijn handen, waarbij ik niet eens de moeite deed om een dankjewel te mompelen. Hij grinnikte terwijl hij het boek en het glas wat hij eerder had weggelegd weer oppakte. Hij zakte neer op dezelfde stoel als waar hij uit op was gestaan en las verder in het boek alsof er niets aan de hand was.
Terwijl ik mijn mond vol stopte met brood, observeerde ik hem. Na de paar dagen op zijn schip had ik doorgekregen dat hij twee verschillende persoonlijkheden leek te hebben. Hij was een stellige, bloeddorstige en meedogenloze kapitein wanneer het nodig was. Tegelijkertijd was hij begripvol en deed hij een poging om vriendelijk te zijn. Ik vroeg me af of dat alleen zo was wanneer dat hem uitkwam.
De ruimte werd gevuld met het geluid van mijn geschrok en dat irriteerde mij dusdanig, dat ik, toen ik mijn mond eenmaal leeg had, mij tot Dwayne wendde en zei: 'Vertel me een verhaal.'
Dwayne legde zijn boek niet neer. Hij keek niet eens op toen hij antwoordde: 'Waarover?'
Ik slikte de laatste kruimels weg. 'Over de kaart. Hoe hebben jullie de kaart in jullie bezit gekregen?'
Dwayne had eerder al eens gezegd dat de kaart in het bezit was gekomen van zijn vader, maar ik durfde er om te wedden dat daar een heel bloederig verhaal achter zat. Iemand gaf waarschijnlijk niet zomaar de schatkaart van zo'n waardevolle, veel gezochte schat op.
Het duurde eventjes, maar uiteindelijk legde Dwayne zijn boek weg en stond hij op.
'Mijn vader was voor mij de kapitein van de Zypher,' begon hij, waarna hij naar zijn glazen kast liep en er een fles uit trok. 'Op achttienjarige leeftijd werd hij aangewezen als kapitein toen zijn vader, mijn opa, om het leven kwam in een zwaardgevecht. Mijn vader zwoer toen om de beste kapitein van de zeven zeeën te worden. Ongeëvenaard.'
Hij deed niet eens de moeite om een glas te pakken en trok een houten stoel naar het bed. De manier waarop hij op de stoel neer plofte, maakte dat ik mij afvroeg hoe vaak hij dit verhaal al had moeten vertellen.
'Die reputatie kreeg hij niet nadat hij zes rivaliserende schepen had laten zinken. Hij kreeg die reputatie toen hij de piratenkoning hemzelf van de troon stootte. Al jaren maakte de Aslan de dienst uit op de zeven zeeën. Zij bepaalden de koers die anderen schepen voeren, of welke ze niet mochten voeren. Zij bepaalden de handelsroutes en wie daar ongestraft over konden varen. De Aslan kon je maken of breken.'
Dwayne schopte zijn laarzen uit en legde zijn voeten op het uiteinde van het bed. Langzaam begon ik weer verder te eten.
'Dat was totdat ze zelf gebroken werden. De Aslan lag aangemeerd in Versto. Mijn vader en zijn bemanning hebben in één nacht nagenoeg de hele bemanning uitgeroeid. Alle mannen, vrouwen en zelfs kinderen. Haal je de piratenkoning neer, dan mag je jezelf kronen. Moeilijker is het niet in het leven op zee.'
Hij zette de fles aan zijn lippen voor de eerste teug.
'Mijn vader heeft de Aslan doorgezocht naar de kaarten van de handelsroutes, naar de lijsten van de bondgenoten en gezworen aartsvijanden, maar stuitte opeens op iets heel anders. Een kaart. Dé kaart. Want toen mijn vader slechts een fractie van het fortuin van de Aslan aantrof op het schip, wist hij dat de man wiens bloed aan zijn handen kleefde het allemaal had verstopt. En met de schamele kennis die hij van de symbolen had, wist hij dat het perkament wat hij toen in handen had hem naar die schat zou leiden.'
Ik schoof mijn inmiddels lege bord weg. Dwayne staarde naar de bedpost. Hij had nog niet één keer opgekeken in de tijd dat hij het verhaal opratelde.
'Dus, hij nam alles wat hij waardevol achtte mee, waarna hij de Aslan in brand stak en liet zinken. Vanaf die dag was hij erop gebrand om de kaart te ontcijferen en zich de schat van de Aslan toe te eigenen. Alleen moest hij dan wel eerst de kaart ontcijferen. De krabbels die je op het perkament zag waren van hem. Hij durfde de kaart aan niemand te laten zien, durfde niemand te vragen om de kaart te ontcijferen uit angst dat iemand anders er met de buit vandoor zou gaan.'
Opnieuw een slok.
'Een bemanning verandert over de jaren,' ging hij verder. 'Er traden mensen toe, er gingen mensen weg. En de mensen die weg gingen, begonnen te praten. Al snel verspreidde het gerucht over een schatkaart die zou leiden tot het fortuin van de Aslan. En je zal vast kunnen beamen dat geruchten gevaarlijk zijn in de verkeerde handen.'
Nu keek hij wel met een donkere blik op. Toen ik stug knikte, vervolgde hij zijn verhaal.
'Er ontstond een klopjacht. De Zypher maakte net zo snel bondgenoten als aardsvijanden. Uiteindelijk kwam het aan op verschillende gevechten. Verschillende schepen die zonken. De Zypher werd versterkt met metalen platen, kwam in handen van zoveel buskruit dat de kanonnen altijd geladen waren. Toch moest mij vader het in een gevecht met zijn leven bekopen. Zijn moordenaar, die in het holst van de nacht, terwijl de Zypher aangemeerd lag in Listra, binnen sloop, ging er vandoor met de kaart. Althans, dat dacht hij.'
Dwayne nam nu drie slokken. De sterke rumlucht verspreidde zich genadeloos door de ruimte.
'De Zypher voer weg uit Listra met mij als kapitein toen ik twintig was, zeven jaar geleden, met de beruchte schatkaart nog steeds op zak. Want mijn vader was voorzichtig geweest. Hij had een vervalst document binnen handbereik gelegd, zodat iedereen die ooit in bezit wilde raken van de kaart niet verder zou kijken.'
Er klonk een ferme klop op de deur. Nadat Dwayne een instemmend geluid had laten horen, ging de deur voorzichtig open. Een jonge, roodharige man stak zijn hoofd om de hoek.
'Kapitein, Dave wilt de coördinaten met je doorspreken,' zei hij snel, de nervositeit in zijn stem.
Dat was iets wat we nooit mochten vergeten. De man die hier nu binnen handbereik zat, die met zoveel rust en kalmte zijn verhaal had verteld, was dezelfde man die de afgelopen zeven jaar zijn vijanden van zich af had gehouden. Die sterk genoeg was om de meest gezochte schatkaart in zijn bezit te houden. Hij had gezegd dat zijn vader bloed aan zijn handen had kleven, maar hij zou zelf ongetwijfeld niet minder aan de zijne hebben.
Dwayne knikte naar de jongen en kwam overeind. 'Het ziet ernaar uit dat jij bepaalt hoe het verhaal afloopt,' zei hij daarna tegen mij. Voordat hij de deur uit liep, draaide hij zich nog even met een halve grijns naar mij toe. 'Ik wil vanavond in mijn eigen bed slapen, dus je zorgt er maar voor dat je tegen die tijd weg bent.'
Voordat ik ook maar mijn middelvinger op kon steken, was hij verdwenen.
Of ik het nu wilde ontkennen of niet, er daalde een gevoel van macht over mij heen. Macht die voortvloeide uit de kaart. Dwayne schoof mij de leidsels toe. Ik kon hem alles vertellen, ik bepaalde de koers van zijn schip. Met die macht kon ik hem recht in de armen van zijn vijanden in sturen. Maar toch vertrouwde hij mij.
En of dat nou een hele wijze keuze was...
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro