Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 12

De achtervolging was zenuwslopend. We konden de man niet op het terrein van kapitein Castor vermoorden. De kans was dat we dan de hele bemanning van de kapitein bij de Zypher zouden hebben staan. Dat konden we ons niet veroorloven. Daarom moesten we hem volgen door de straten van Andrios.

Het was een tergend langzaam kat-en-muisspel. Al twee keer hadden we ons in de schaduwen van de nacht kunnen verbergen terwijl de man wantrouwend om zich heen keek. Helaas voor ons bleef hij in de door de maan verlichte straten.

'Dit heb je vaker gedaan,' merkte Odin op toen we een donker steegje in schoten om uit het zicht van de grijze man te blijven.

Ik schudde het doffe gevoel uit mijn pols terwijl ik een vluchtige blik om de hoek wierp. 'Hoe kom je daarbij?'

Zodra de man zijn weg weer vervolgde, schoot ik de hoofdweg weer op. We mochten hem niet kwijtraken. Ondanks dat ik de weg in Andrios niet kende, voelde het alsof ik weer terug was in Listra. De schaduwen, het verborgen blijven, de geheimen die op het spel stonden. Alleen waren dat vandaag mijn geheimen.

Zo moesten mijn slachtoffers zich voelen...

Mijn lichaam hoefde niet te wennen aan de adrenaline, aan de vederlichte voetstappen, aan de duisternis. Voor het eerst sinds dagen voelde ik mij weer mijzelf.

Aan de lichaamshouding van de man kon ik als eerste aflezen dat hij zich bewust was van onze aanwezigheid. Dat was ook geen verrassing, aangezien ik Odin al meermaals een woeste blik had toegeworpen omdat hij als een olifant door de straten banjerde. Het zag er nu naar uit dat zijn zware tred niet langer ons grootste probleem was.

Met een ruk draaide de man zich om, staarde hij mij recht in mijn ogen om zich vervolgens met een uitdagende blik uit de voeten te maken.

Vloekend begon ik te rennen. Het geluid van mijn voetstappen echoden tegen de gebouwen. Het duurde niet lang voordat Odin ook reageerde en de achtervolging inzette. Voor een kort moment vroeg ik me af wie hij zou achtervolgen, de man of mij. We snelden tussen de weinige mensen, die meteen aan de kant vlogen, door en ik kon mezelf gelukkig prijzen toen de grijze man een zijsteeg in schoot.

Een grove fout.

Het was een doolhof van kleine, donkere steegjes. Ik hoorde Odin af en toe iets opmerken, maar ik kon zijn woorden niet plaatsen. De enige woorden die in mijn hoofd nagalmden, waren die van mij.

Hij moet dood.

Heel even was ik bang dat we het niet zouden redden, dat we de man uit het oog zouden verliezen of dat hij slim was en zou verdwijnen in een groep. Deze stad was zijn grondgebied... Dus waarom ging hij dan niet terug naar het landhuis van kapitein Castor?

Veel tijd om die vraag te beantwoorden had ik niet, want de man maakte een grove fout. De conditie van de man was vreselijk en daardoor wisten Odin en ik op hem in te lopen. Toen hij een lange, slecht verlichte straat in schoot, hoefde ik alleen maar het mes wat nog altijd in mijn hand lag te gooien.

Het mes boorde zich, vergezeld door een oerkreet, diep in het vlees van het bovenbeen van de grijze man. Hij viel genadeloos voorover.

Odin's tempo vertraagde terwijl ik langs hem heen schoot en ik hoorde hem, tussen het hijgen door, nog net een verbaasde "wat de..." uitbrengen.

Maar ik kon de man geen ademruimte geven. Ik kon hem niet laten uitroepen wat er op zijn verraderlijke lippen lag. Dus vloog ik op hem af en sprong ik zonder schaamte bovenop hem.

Hij vloekte en keek over zijn schouder. Als blikken konden doden, vroeg ik me af wie er als eerste morsdood was neergevallen.

'Je bent een bloedverrader,' snauwde hij.

'Moet jij nodig zeggen,' siste ik, waarna ik het mes uit zijn been trok.

Opnieuw slaakte de man een luide kreet en ik drukte mijn hand op zijn mond. Niet om die schreeuw te verhullen, maar om ervoor te zorgen dat er niet meer dan dat over zijn lippen rolde.

Zonder er over na te hoeven denken, hief ik het mes en boorde ik het schuin tussen zijn ribben door in zijn hart.

Ik hoorde zijn laatste woorden, de verwensingen die hij in de oude taal uit wist te stoten, en ik realiseerde me dat ik gelijk had gehad. Hij had de dunne draad waaraan mijn leven hing zonder ook maar een beetje genade kunnen vermorzelen.

Dit was zijn eigen schuld. Hij had zijn eigen lot bezegeld.

Mijn hand rustte nog steeds op zijn mond terwijl mijn andere hand inmiddels plakkerig was en rood kleurde van zijn bloed. De kloppende pijn in mijn knieën en de zeurende pijn in mijn pols hielden mij bij de realiteit. Mijn benen trilden van de uitputting.

Ik was veilig. Mijn geheimen waren veilig.

Tegelijkertijd drong een hele andere vraag mijn hoofd binnen. Als de man mij had herkend, hoeveel van de aanwezigen op het feest hadden dat dan ook gedaan?

'Wat hebben jullie in hemelsnaam gedaan?' hoorde ik de verbaasde stem van Dakota uitbrengen.

Odin en ik keken om naar de blondine die opdoemde uit de schaduwen van de nacht. Haar blik schoot van Odin naar mij naar de levenloze man onder mij. Odin keek haar in volle verbazing aan.

Ze wuifde zijn verwarring weg. 'Ik zag jullie wegvluchten uit de tuin en bedacht me dat dat veel leuker zou zijn dan nog langer naar dronken mannen luisteren. Dus ik deed een poging om zo lang mogelijk verborgen te blijven. Dat is aardig goed gelukt.' Ze leek zowaar trots op zichzelf. 'Maar, nogmaals, wat hebben jullie in hemelsnaam gedaan?'

Met een kleine, verbitterde lach trok ik het mes uit de man en veegde ik een pluk haar uit mijn gezicht, een gebaar waarvan ik wist dat hij een streep bloed achter zou laten. 'Hij wist teveel.'

Nog voordat Dakota kon reageren, nog voordat Odin zijn hoofd kon schudden, voelde ik hoe mijn arm begon te trillen. De stekende pijn in mijn pols drong tot mij door, straalde uit naar mijn bovenarm. Naar mijn schouder. Met dat trok het bloed in mijn gezicht weg.

'Cecilia?' vroeg Dakota fronsend.

Ik probeerde te slikken, maar mijn mond was opeens zo droog als die maar zijn kon. 'Hoeveel weten jullie van gif?'

Odin's blik betrok. 'Waar heb je het over?'

Een kloppende, verdovende pijn trok door mijn arm en nu de adrenaline steeds minder werd, voelde ik mijn spierkracht wegsijpelen. Eén blik op de wond vertelde mij dat het goed mis was. De wondranden waren dik en opgezet. Het bloed wat eruit kwam was stroperig dik.

Het was alles of niets geweest voor de man, precies zoals hij het gezegd had. En als hij gelijk had gehad, dan had ik een uur. Een uur, waarvan een deel al verstreken was, voordat ik morsdood zou neervallen.

Gezellig.

Achter Dakota doemde opeens een andere piraat op, welke ik herkende als een van de stuurmannen van de Zypher. Hoe hij ons hier gevonden had, was voor mij een raadsel.

'Het was inderdaad een val,' zei hij bij wijze van begroeting. Zijn blik was strak op Odin gericht. 'Scott en Quinn troffen een tweetal spionnen aan bij ons schip. Ze waren op zoek naar de kaart. Naar haar.'

Heel fijn.

'Dwayne roept iedereen terug.'

Odin keek terug naar mij. 'Kan je lopen?'

Enigszins wankel kwam ik overeind. 'Natuurlijk kan ik lopen.'

Hoelang ik het vol zou houden was een tweede, maar ik zette me er toe aan om de stevig ingezette tred van Odin en de stuurman bij te houden.

'Wat een rotzooi,' gromde Odin. 'Iemand van ons heeft geluld over haar.'

Dakota kwam zwijgend naast mij lopen en in mijn ooghoeken zag ik hoe ze mij van top tot teen opnam.

'En over de kaart,' zei de stuurman, die naast Odin liep. 'Ze wisten dat zij hem bewaarde in haar kussensloop. Dus wie het ook was, diegene had er geen moeite mee om over details uit te wijden.'

Mijn eigen blik schoot naar Dakota. Er stond onweer in haar ogen. Er waren maar een paar mensen op de hoogte van mijn vorderingen met de kaart. Nog minder mensen wisten waar we heen zouden varen. Dwayne had er bewust voor gekozen om de bemanning niet in te lichten voordat we onze koers op het eiland hadden ingezet. Dat was allemaal om deze situatie te voorkomen...

De stuurman keurde Dakota en mij geen blik waardig, alsof we niet aanwezig waren bij dit gesprek, terwijl het deels over mij ging. 'We varen uit bij zonsopkomst en wie te laat is, blijft achter.'

Odin knikte. 'Logisch. Kan jij ervoor zorgen dat Darius klaar staat als we terugkomen? We hebben te maken met gif.'

De stuurman stelde geen vragen, maar knikte enkel naar Odin, waarna hij een sprintje trok in de richting van de haven.

'Wat nu?' floepte ik eruit.

Odin vertraagde zijn pas iets, zodat hij naast mij kwam lopen. Zijn blik was woest. 'Nu varen we waarschijnlijk zo snel als we kunnen naar de vuurkring en gaan we de schat halen. En wat betreft het gif... Darius is een gifmeester. Als iemand er verstand van heeft, is hij dat wel.'

Er bleef een onheilspellende stilte tussen ons hangen toen we naar de haven liepen. En niet alleen de stilte verspreidde zich. Het verlammende gevoel wat inmiddels mijn arm had uitgeschakeld, liet mijn benen tintelen. Hoewel ik weigerde om toe te geven dat mijn lichaam zo zou gaan bezwijken, had ik mogelijk niet veel keuze meer.

Toen de schepen in zicht kwamen, hoopte ik dat ik in ieder geval het dek zou redden.

'Verdomme,' mompelde ik toen ik een tinteling in mijn benen voelde.

'Ga je het redden?' fluisterde Dakota, zacht genoeg dat Odin, die stoïcijns doorliep terwijl ons tempo terugliep, het niet zou horen.

'Ja,' loog ik, al stribbelde ik niet tegen toen Dakota mijn arm om haar schouders sloeg en een deel van mijn gewicht op zich nam.

Op het moment dat ik haar een dankbare blik wilde toewerpen, hoorde ik een luide schreeuw. Mijn blik schoot naar de Zypher en mijn hart zakte bijna in mijn schoenen.

Het was inderdaad een val.

Dat waren de woorden van de man geweest. De uitnodiging was een val geweest. Natuurlijk was het dat geweest. Dat was de reden geweest dat onze delegatie niet groot was geweest, dat een groot deel van de piraten in de buurt van het schip waren gebleven. Waarom de grijsharige man niet naar het feest ging, maar ons naar de Zypher lokte, recht in de armen van tientallen moordlustige piraten.

Want op de Zypher krioelde het van de mensen. En dat waren niet allemaal onze mensen.

'Grote goden,' fluisterde Dakota, die met haar vrije hand een van haar messen trok.

Verderop schoot Odin de loopplank van het schip op. Niet veel later vloog er een man over de rand van de Zypher. Hij viel met een luide plons in het water en kwam niet meer boven.

Een niet al te onbekend gevoel bekroop me in een tergend langzaam tempo. Angst. Mijn lichaam schakelde zich uit en de enige plek waarvan ik had gehoopt dat ik er veilig zou zijn, was dit schip geweest. En nu werd die plek bestookt door tientallen tot de tand toe bewapende piraten die uit waren op de schatkaart en op...

Mij.

Mijn handen begonnen te trillen en ik wist niet zeker of dat door het gif veroorzaakt werd.

Dakota's grip verstevigde. 'Oké,' zei ze zachtjes, berekenend. 'We gaan het schip op en dan breng ik je naar Dwayne's vertrekken. Die zijn het beste beveiligd.'

Het beetje kracht dat ik nog in mijn hand had, investeerde ik in het vasthouden van Odin's mes. Daarna knikte ik terwijl ik mij door Dakota met een versnelde pas de loopplank op liet helpen. We hadden geen tijd, geen ruimte, om te aarzelen. Ik was een wandelend doelwit en als ik gespot werd dan...

Toen we op het dek aankwamen, voelde dat als een stap in de goede richting. Maar de moordende blikken die op ons gericht werden door een handjevol onbekende gezichten, waren zo beangstigend dat het mijn luchtweg bijna dichtkneep.

Mijn gewicht werd weer op mijn eigen benen gegooid toen Dakota gedwongen werd om mij los te laten om ons beiden te verdedigen. Die plotselinge omschakeling zorgde ervoor dat mijn benen hevig begonnen te trillen. Ik sprak ieder beetje wilskracht en adrenaline aan om mijzelf overeind te houden toen er een piraat op ons af stoof.

Misschien zou hij mij in leven laten, misschien was ik te waardevol om nu te vermoorden. Maar hij zou Dakota zonder genade afmaken. Dat kon ik niet laten gebeuren.

Het mes wat in mijn handen lag vloog door de lucht. De precisie die ik slechts enkele minuten geleden nog had gehad was verdwenen want hoewel ik mijn mes op zijn keel had gericht, schraapte het wapen maar net langs zijn wang. De piraat keek even naar het wapen wat trillend in de houten paal naast hem tot stilstand kwam, om vervolgens mijn een walgelijke grijns op mij af te komen.

Ik hapte naar adem toen de man mij zonder moeite naar de grond sloeg. Mijn hoofd klapte op het hout en de wereld tolde. En het beetje hoop wat ik had gehad om deze avond te overleven, werd vermorzeld toen de man zijn handen om mijn keel zette.

Semir had mij veel geleerd. Hij had mij geleerd een mes te hanteren, om mensen te chanteren, benarde situaties te ontvluchten. Maar hij had mij niet geleerd hoe ik, onder invloed van een verlammend gif, een gevecht moest winnen. Ik wist dat ik mijn schaarse zuurstof verspilde toen ik uit alle macht probeerde om hem te schoppen. Mijn armen waren zo zwak, dat ik niet eens de kans kreeg om mijn vingers in zijn ogen te boren.

De druk om mijn luchtpijp verdween toen de man met een flinke vaart van mij af gebeukt werd door de stuurman die ik eerder had gezien. Het kostte hem geen moeite om de keel van mijn belager door te snijden.

Ondanks dat mijn keel niet langer werd dichtgeknepen, voelde ik hoe het mij steeds meer moeite koste om adem te halen. Tranen zwollen op in mijn ogen toen ik besefte dat ik mijzelf niet eens meer overeind kon krijgen.

De wereld om mij heen bleef duizelen. Zwarte vlekken verspreidden zich langs mijn zichtveld. Ergens voelde ik hoe mijn lichaam werd opgetild, om vervolgens weer op de grond gegooid te worden. Ik betwijfelde of de plas waar ik in lag water was, of dat de vrouw die op een meter afstand lag nog leefde. Als een lappenpop werd ik weer van de grond gegrist, maar dit keer maakte de nachtelijke wereld plaats voor hout. En het gezicht van een vreemdeling maakte plaats voor die van Odin. En de bezorgdheid in zijn ogen was het laatste wat ik zag.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro