H3: Wereld Van Verschil
Wanneer ik wakker word zie ik de zon schijnen door het dichtbegroeide bladerdak van het woud, hdt was hier altijd mooi. Overal in Wedyria was het mooi. Ik draaide me om om een glimp op te vangen van Nereille zijn knappe gestalte. Waar is hij gebleven? Ik stond op en begon mijn haar te vlechten onder het zingen door van oude liedjes die mijn modder altijd zo betoverend voor mij zong toen ik klein was. 'Mooie lokken, het goud vermengd met sneeuw. Lieve meid, jij maakt een wreld van verschil. Slaap nu zacht, hoor de pracht...' Ik stopte met zingen, omdat mijn haar weer helemaal in model zat. Achter me vandaan voelde ik Nereille zijn energie vloeien en dichterbij komen. Hij hield een van takken gevlochten mand in zijn handen met verschillende soorten fruit. Ik zag dat zijn broekspijpen nat waren. Hij heeft vast en zeker het water gezuiverd voor ons. Ik nam een paar stukken voedsel terwijl hij hetzelfde deed en we begonnen te eten in stilte. Hij verbrak de rust, 'Ik heb nagedacht en denk dat de koningin het misschien op je gemunt heeft,' begon hij, 'en dat ze misschien nog wat anders voor je in petto heeft.' Ik staarde hem aan, liet hem met mijn blik weten dat ik hetzelfde had gedacht, gevreesd. We liepen verder het bos door en besloten om mijn ouders te vragen om advies. We moesten het proberen, en ook zorgen dat ze niet in hun impuls van woede de koningin vermoorden als ik ze onze vermoedens openbaar. In het vroege ochtendlicht in Wedyria ziet alles er zo magisch en vredig uit. De waarheid is dat deze koningin niet zo vredig regeert als zou moeten...
'Het komt wel goed, ' fluistert Nereille in mijn oor,' alles zal goed komen en snel ook!' Ik knikte en maakte een instemmend geluidje om hem ervan te overtuigen niet bang te zijn. Ik had me voorgenomen sterk te blijven, kennelijk had hij het gemerkt, want het enige wat hij deed was zijn greep om mijn arm versterken en dicht tegen hem aan te trekken. Zo dicht dat de aandrang om mijn zoute tranen over mijn gezicht te laten lopen en uit te huilwn bij hem, sterk branden. Ik slikte iets weg en bleef verder lopen tot aan de rand van de oever van het galikameer; hier waren ze altijd, mijn ouders. Ik zag mijn moeder al staan en ze was - zoals altijd- bezig met het brouwen van mengsels in haar grote zwarte ketel. Ik hoorde haar spreuken fluisteren die me erg deden denken aan mijn kindertijd. Mijn vader lag naast haar te slapen op een afstand van 10 meter van haar vandaan, het gesnurk kon ik hier horen. Hij heeft vast het vuur van haar ketel aangezet. Ik liep samwn met Nereille naar ze toe op zo'n manier dat ze niet zouden schrikken. Mijn vader werd wakker en mijn moeder tilde toen ze klaar was haar hoofd langzaam op. Ze keken me bezorgd en tegelijkertijd vol geluk in hun ogen aan. Ze hebben me gemist.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro