9. Zwaar is het hoofd dat de kroon draagt
16 oktober - Cassidy
Training geven tot het FK, dat had ik gezegd. Dat was ook wat ik van plan was te doen. Geen dag langer.
Helaas bestaat er iemand met een vreselijk vastberaden blik, genaamd Maren No - tevens een verwend nest die denkt dat ze alles kan krijgen door lief te lachen, en misschien is dat nog waar ook. Haar atlete werd tweede, haar atlete deed het beter dan Olivia. Ik klem mijn kaken nog op elkaar, wanneer ik eraan terugdenk.
Ik wil niet die persoon zijn die meer van mijn nichtje verwacht dan erin zit. Ik wil niet mijn vader zijn of mijn moeder. Ik wil haar niet in onmogelijk posities wringen, maar als het kan en ze het zelf wil dan ben ik er zeker van dat we haar grenzen kunnen verleggen.
Gelukkig is er nog een indoor FK in januari, misschien februari, dus klopt het nog steeds wel als ik zeg dat ik maar haar trainer blijf tot het FK.
'Nog twee keer springen en dan gaan we echt stoppen.'
Je bent al helemaal op, Cassidy. Nog twee keer springen en dan zijn we er klaar mee voor vandaag.
Olivia's donkerbruine krullen, ontsnapt uit haar paardenstaart, plakken aan haar voorhoofd. Haar ogen staan vastberaden, maar haar handen houdt ze tegen haar zij en haar ademhaling is gejaagd.
'Ik kan best nog een paar keer meer springen. Ik ga nog over die vier meter tachtig geraken vandaag. Echt.'
Ik ga winnen. Echt. Ik kan nog over die vijf meter geraken.
Mijn neusvleugels wiebelen wat heen en weer, terwijl ik mijn uiterste best doe niet te ongelovig terug te kijken. 'We doen vier zestig, dan misschien nog vier vijfenzestig. Geen vier tachtig vandaag. Je bent al veel te moe.'
'Tante.'
'Nee.'
Ze trekt een pruillipje en tilt haar stok ondertussen wat op. 'Alsjeblieft.'
'Nee.'
Ik gebaar dat ze nog wat moet drinken en leg de lat terug. Ze geraakte net al niet over vier zestig, wat zou ze dan nog over vier tachtig geraken vandaag. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze er wel over kan, echt waar, maar niet nu. Ze heeft haar dag niet. Dan is haar lichaam pushen wel het laatste wat ze moet doen, eveneens het laatste wat ik haar wil opdringen.
Wanneer de stok weer op de goede hoogte ligt, strijk ik met mijn vingers langs het ijzer van de steunpaal. Er is niemand anders in de sporthal. Het is alleen wij twee en de mat.
Ik moet mijn ogen niet eens sluiten en ik ben weer terug op de piste, met mijn polsstok in mijn handen, klaar om mijn aanloop in te zetten. Mijn spikes comfortabel aan mijn voeten, het net iets te strakke topje, mijn haar in twee ingevlochten vlechten, de stok perfect gebalanceerd tussen mijn vingers.
Als je beter je best had gedaan had je kunnen winnen. Als je had gewonnen had je het wereldrecord kunnen springen, dan waren we niet voor niets hierheen gereden.
Ik knipper een paar keer en kijk naar mijn nichtje.
Ze staat alweer klaar en kijkt met een lichte frons mijn kant op. 'Aan het dagdromen?'
Ik schud met mijn hoofd. 'Gewoon iets wat me net te binnen schoot.' Ik knik richting het stukje tape dat ze op de vloer geplakt heeft. 'Heb je het een halve voet naar achter gezet?'
Ze knikt meteen. 'Yes, ma'am.'
Ik rol met mijn ogen, maar mijn mondhoeken krullen wel omhoog. 'Prima dan. Spring maar.' Ik knik richting de mat.
Terwijl ik mijn armen over elkaar sla, zet zij haar voeten goed en tilt ze haar stok op. Wanneer ze aanloopt is dat een stuk minder snel dan in het begin van de training. Ze zet de stok goed in de insteekbak, zet zich af, maar ik zie meteen dat ze niet eens tot aan de lat gaat geraken. Ze vliegt er onder door en raakt de lat niet eens aan. Er zat te weinig kracht en snelheid achter haar sprong.
'We gaan hier al stoppen, Liv. Het heeft geen zin om te blijven proberen als je lichaam al niet meer mee wil. Straks raak je nog geblesseerd.'
Mijn nichtje is languit op de mat blijven liggen alsof ze een zeester is. Ze is wel zo beleefd om haar hoofd wat op te tillen wanneer ik praat. 'Oké, misschien is dat wel beter.' Ze blaast een hoop lucht uit en tikt wat met haar voet tegen haar stok aan. Vervolgens laat ze zich van de mat glijden en belandt ze met haar twee voeten weer op de grond.
Wanneer ik de lat van de steunpalen heb gehaald en hem gaan wegleggen ben, zie ik haar naast haar rugzak zitten met haar armen rustend op haar knieën en haar hoofd ertussen gebogen.
'Liv?' zeg ik, terwijl ik haar een zacht stootje met mijn teen geef.
Het duurt even voor ze opkijkt. Ze ziet er nog steeds uitgeput uit, maar ze lacht tenminste wel. Dat is al iets.
'Het lijkt misschien niet alsof je vooruitgang boekt, maar je techniek is echt al veel beter dan een paar weken geleden en dat zeg ik niet enkel om je op te vrolijken. Je kromt je rug al veel beter en je hebt minder neiging om je armen verkeerd omhoog te houden.' Ik buk me om haar haar trui te geven. 'Kleine stapjes zijn ook stapjes. Je gaat niet spontaan tien centimeter hoger springen. Je moet het tijd geven.'
'Ik weet het,' mompelt ze. Ze houdt haar trui van de RCS tussen haar vingers geklemd. 'Ik wou dat het voor mij ook zo gemakkelijk ging als bij jou en bij Lore. Ik weet dat talent niet alles is, maar het zou zoveel makkelijker zijn.'
Mijn woorden overwegend, kauw ik wat op mijn tong. 'Talent is inderdaad niet alles. En het betekent zeker niet dat ik nooit heb moeten trainen en dat Lore nooit traint. Trouwens, niemand kan tegen jou zeggen dat je je best niet hebt gedaan en, geloof me, dat is veel waard.' Ik geef haar nog een schouderklopje en sta dan weer recht, om mijn eigen spullen bij elkaar te rapen en op mijn rug te hijsen.
'Hebben ze ooit tegen jou gezegd dat je je best niet deed?'
'Meer dan vaak genoeg,' ik schenk haar een ondeugende grijns, 'maar ik moet toegeven dat het soms misschien wel waar was.'
'Zwaar is het hoofd dat de kroon draagt.' Liv glimlacht naar me en duwt zichzelf recht. 'Ik denk niet dat ik de beste polsstokspringster van Felsper zou willen zijn. Ook niet de op één na beste, of beste, van de wereld. Ik kan al die druk helemaal niet aan.'
Ik ook niet, Liv, ik ook niet.
Twintig minuten later zijn we bij mij thuis, een niet zo heel grote villa met een wel heel grote tuin. De meeste bloemen hebben hun beste bloeitijd dit jaar al gehad en de bladeren van de bomen beginnen al te verkleuren, maar toch voel ik me meteen thuis als ik de vertrouwde planten en het mooie groen zie.
Ik rijd de oprit verder op en de garage in. Olivia heeft zelf een sleutel, dus gaat ze zonder mij naar binnen, terwijl ik nog even langs mijn moestuin ga om te kijken of ik nog iets kan plukken. Ik heb vanalles in de tuin staan, van courgettes tot pompoenen tot aardappelen en aardbeien. Alle rijpe groenten leg ik samen in een emmer. De frambozen en aardbeien gooi ik in twee aparte kommetjes en ik kan het niet laten om al een aardbei in mijn mond te stoppen.
Een halfuurtje later zitten Liv en ik allebei aan één kant van de U-zetel in de woonkamer, opgekruld onder dekentjes met een pot ijs in onze handen.
Ik leg mijn kussen wat beter achter mijn rug, terwijl mijn nichtje een film uitkiest.
De meeste kamers in mijn huis zijn sober en strak ingericht, met veel wit en zwart en verschillende tinten grijs. De woonkamer heeft met zijn blauwe zetel nog net dat beetje meer kleur. De meeste andere kleuren komen van de planten en hun bloempotten die ik overal wel heb staan, van de kleinste kastjes tot het midden van een tafel. Ik weet niet wat ik zou moeten zonder al dat groen in mijn leven.
De muziek van The Fellowship of The Ring begint. Geamuseerd kijk ik Olivia's kant op. 'Alweer?'
Ze haalt haar schouders op en kijkt me uiterst onschuldig aan. 'Het is toch al een half jaar geleden.'
Het eerste halfuur weet ik mijn aandacht nog bij de hobbits en Gandalf te houden, rum rozijnen ijs etend tot de pot leeg is, maar ik weet toch al wat er gaat gebeuren en ik ben veel te moe om er geïnteresseerd naar te kunnen blijven kijken.
Terwijl Gandalf naar de dansende vlammen in de haard kijkt, laat ik mijn blik naar de goudpalm naast het televisiemeubel glijden. Mijn vingers kneden de bolletjes die ter versiering aan mijn dekentje hangen.
Ik ben altijd uitgeput als ik van de training kom. Alsof enkel bezig zijn met atletiek al mijn energie al uit mijn lichaam zuigt.
Er is nog geen enkele training gepasseerd waarop ik niet aan mijn ouders heb gedacht, en aan Maren. Dat jaar, 2004, dat was zo'n moeilijk jaar. Als Maren toen geen bedreiging voor mijn toppositie was geworden, als ze gewoon in de middenmoot was blijven steken... Hoe vaak hebben mijn ouders wel niet gezegd dat ze beter was dan ik, dat ze hoger zou springen of het in minder pogingen zou doen, dat ze van me zou winnen en ik niet genoeg mijn best deed. Of ik nu begin of eind de twintig was, het kwam altijd even hard binnen. Mijn maag draait zich nog om als ik er gewoon aan terugdenk.
Hoe dan ook vond ik het fantastisch om haar in te maken. Dat is waarschijnlijk het enige gevoel dat nooit is weggegaan, het werkte bijna verslavend. Enkel al die blik die ze me altijd toewierp wanneer ze doorhad dat ze niet meer kon winnen, met haar handen in haar zij en haar dot niet meer zo stevig in haar elastiek.
Het was uiteindelijk ook maar een kwestie van centimeters verschil tussen onze persoonlijke records, twee centimeter, als ik het me goed herinner. Mijn record, het Felspers record, is vijf meter vijf, één centimeter onder het wereldrecord. Haar record is vijf meter drie, denk ik. Dat was het enige atletieknieuws dat ik nog gevolgd heb toen ik gestopt ben. Ik wilde die laatste twee jaar van Marens carrière weten of ze nog over die vijf meter vijf zou gaan. Dat deed ze niet. En na haar laatste wedstrijd heb ik een fles champagne opengetrokken en ben ik met mijn toenmalige vriendin de stad ingegaan om me lam te zuipen en het te vieren. Het voelde nog steeds als een overwinning. Ik heb niet veel herinneringen meer aan die nacht.
'Tante?'
Ik draai mijn hoofd schuin naar Olivia toe en forceer mijn mondhoeken omhoog. 'Ja?'
'Je bent weer aan het dagdromen. Ik heb al drie keer "tante" gezegd.' Ze lacht zacht. 'Aan wat... of aan wie ben je aan het denken?'
Wanneer ik mijn blik afwendt om weer naar de film te kijken, zie ik dat ze hem op pauze heeft gezet. Nu kan ik niet zeggen dat ik geconcentreerd naar de film aan het kijken was. Verdorie. 'Gewoon.' Ik haal mijn schouders op, aarzelend. 'Aan atletiek.'
'Het lijkt niet alsof het "gewoon" is. Je hebt al de hele tijd een frons en dan een vaag lachje en dan weer een frons op je gezicht, alsof je tegelijkertijd aan iets heel stom en iets heel leuk aan het denken bent en als het over atletiek gaat dan wil ik heel graag weten waar het over gaat, want je kropt dat al zo lang op, en ik weet dat het niet mijn plaats is om ernaar te vragen, maar ik ben gewoon bezorgd, oké?'
Ze ratelt het zo snel af, dat ik moeite heb om mijn concentratie erbij te houden.
'Ik was aan Maren aan het denken. Ik praat er nooit over met een reden. Het is ook niet interessant en ik hou me veel liever bezig met Lord of the Rings.'
Ze trekt een wenkbrauw naar me op, hangt haar dekentje over haar schouders en kruipt over de tussenliggende zitplaatsen naar me toe, om zo met haar hoofd tegen mijn arm te komen liggen. 'Ik hoor liever een atletiekverhaal van jou dan dat ik nog eens naar LotR kijk en ik heb álle tijd. Nachtje door als het moet.'
Mijn mondhoeken krullen wat omhoog. 'Je bent veel te lief en onschuldig. Dat heb je vast en zeker van je moeder.' Ik leg me wat beter en sla mijn arm vervolgens om haar schouders heen.
Ze knikt trots, triomfantelijk en tevreden, alsof ze uit mijn antwoord al kan afleiden dat ik ga toegeven.
'Het is echt niet zo speciaal, dat was geen understatement,' waarschuw ik haar alvast.
Nu krijgt ze even een glimlach op haar gezicht, maar nadat ze mijn blik heeft gezien, duwt ze haar lippen weer op elkaar. Het lijkt alsof ze probeert serieus te kijken, maar het enthousiasme druipt alsnog af van haar omhoog gekropen mondhoeken en de glinstering in haar ogen.
'Ik was aan het denken aan alle keren dat ik Maren heb in gemaakt in mijn carrière en hoe goed dat voelde, keer op keer op keer.'
Olivia grinnikt even, maar onderbreekt me verder niet.
'Het kon me nooit echt veel schelen wie er na me kwam, ik kende meer dan de helft van de namen van mijn tegenstanders volgens mij niet eens, maar van Maren zien verliezen kon ik wel genieten. Ik weet ook niet goed waarom. Het was een soort van aantrekkingskracht, denk ik, als een soort van extra energieboost die ik ervan kreeg als zij niet over de lat geraakt was. Ze had altijd al een hekel aan mij, of dat leek toch zo, dat maakte het eens zoveel beter.'
'Dus, wie had dan eerst een hekel aan wie?'
Ik trek mijn wenkbrauwen op en overweeg even te zeggen dat ik helemaal geen hekel aan haar heb, maar wie zou dat nog geloven. 'Wat maakt dat uit? Maar als je het per se wil weten, zij had eerst een hekel aan mij. Ik kan er ook niet aan doen dat ze mijn opmerkingen zo persoonlijk opvatte en ik niet echt een "vriendjes met iedereen"-persoon ben.'
'Oké. Begrijpelijk. Maar waarom heb je dan een hekel aan haar gekregen?'
'Beijing, Liv, Beijing.' Ik zou gewoon weer kunnen zwijgen, toegeven aan de knoop in mijn maag en het gal in mijn mond en het gebonk van mijn hoofd. Het lijkt alsof Liv ook verwacht dat ik het hierbij ga laten. 'We hebben ruzie gemaakt in onze kamer toen. Het waren kamers per twee en-'
Ik hou mijn mond nog wel open, maar ik weet niet goed hoe ik verder moet gaan. Ik sluit hem weer, kijk even opzij naar mijn nichtje, die me verrast maar benieuwd aankijkt, en kijk dan weer voor me uit.
'Het waren kamers per twee in het olympisch dorp, met een soort van gemeenschap met verschillende kamers die dan een badkamer en een kleine leefruimte delen. Aangezien Maren en ik allebei aan polsstokspringen deden en we allebei van Felsper kwamen, vond iedereen het logisch dat wij een kamer zouden delen.'
Liv doet een dramatisch muziekje na en ik rol met mijn ogen. Ik heb mijn handen in elkaar geklemd en mijn schouders zijn opgespannen, maar ik doe mijn best me toch niet te afstandelijk op te stellen.
Mijn nichtje moet het doorhebben, want ze kruipt nog wat dichter tegen me aan, legt mijn dekentje mooi over me heen en slaat dan haar beide armen stevig om me heen.
'In ieder geval,' begin ik weer, 'leuk is anders, maar ik vond het geen probleem. Het was natuurlijk de meest logische keuze en we hadden elkaar gewoon kunnen negeren en dat was prima geweest. Helaas heb ik soms, of meestal, nogal moeite om mijn mond dicht te houden wanneer ik een onvriendelijke, maar toch niet altijd gemeende opmerking wil maken, dus zijn we niet zo vriendelijk van start gegaan.'
'Tact is een schone deugd.'
'Ik weet het. Ook één die ik niet bezit. Dus, we hadden de kwalificaties. Ik werd eerste. Iedereen dacht en had verwacht dat ik ook ging winnen in de finale. Ik denk dat er toen een snaar geknapt is bij Maren, ik weet het niet.'
Konings gaat voor goud, No blijft in de schaduw staan.
Ik sluit mijn ogen, doe ze weer open en dan opnieuw dicht. Ik ben weer in die vreselijk witte kamer, op het niet erg comfortabele bed met een boek open en een kop thee op mijn nachttafeltje. Maren aan de andere kant van de kamer met een foto van thuis in haar handen en nerveus een liedje neuriënd.
'Ze heeft tegen me gezegd dat ik het niet verdiende om te winnen. We hebben tegen elkaar geroepen, ik weet niet meer wie is begonnen, maar het was luid genoeg voor heel de gang om het te horen. Daar zijn ook de geruchten over onze zogezegde relatiebreuk vandaan gekomen. Natuurlijk is dat meteen wat er gaande is wanneer je twee uit de kast gekomen lesbiennes in een slaapkamer tegen elkaar hoort roepen.'
'Uiteraard.'
'Ik heb amper geslapen die nacht. Ik heb twee uur baantjes getrokken in het zwembad van het olympische dorp. Ik was kapot toen ik moest springen.'
'En toch ben je nog tweede geworden.'
Ik knik en kijk haar weemoedig aan. 'Maar ik had eerste moeten zijn.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro