7. Sommige dingen veranderen nooit
9 oktober - Maren
Mijn dag is niet goed begonnen. Na drie uur over een rit gedaan te hebben die eigenlijk maar twee uur had mogen kosten, kom ik eindelijk aan op de parking van de atletiekclub waar het Felspers Kampioenschap vandaag zal plaatsvinden.
Twee ongevallen op de autostrade en een stel verkeerslichten die het besloten te begeven hebben me een uur van mijn dag gekost.
Gelukkig had ik Janne bij me in de auto om me een beetje gezelschap te houden. We hebben het gehad over haar nieuwe job als specialist in technische orthopedie. Ze gaat vanaf nu wat minder tijd spenderen aan polsstokspringen en nog meer focussen op de rest van haar leven, een carrière opbouwen.
Wanneer de auto geparkeerd staat, help ik Janne de zak met stokken van het dak te halen.
Terwijl mijn atlete vlug checkt of alles nog goed vastzit en alle stokken er nog inzitten, kijk ik naar een paar andere atleten die een auto uitgestapt komen. Aan hun iets zwaardere bouw te zien, lijken ze me kogelstoters.
'Heb je al aan Lore gevraagd waar ze is?' vraag ik.
Terwijl Janne de draagriem van de zak over haar schouder tilt, knikt ze. 'Ze is bij de tribune. Bij Olivia Konings.'
Zou Cassidy er ook weer zijn vandaag? Vast niet. Ik weet niet wat ze op het PK kwam doen, maar ze zal er vast geen gewoonte van maken. Dat kan gewoon niet. Daar is ze veel te... veel te Cassidy voor. Bovendien vind ik dat ik na die ellenlange rit van net al genoeg ellende heb doorstaan vandaag.
'Ik zal haar wel even laten weten dat ze tot bij de polsstokmat moet komen, dan kunnen jullie samen opwarmen.' Ik kijk op mijn horloge. 'Ga jij je anders al inschrijven, dan neem ik de stokken wel mee en praat ik nog even met Lore.'
Janne overhandigt me dankbaar de zak met stokken en hangt haar rugzak met haar andere spullen wat beter op haar rug. 'Tot zo!' Ze zwaait en weg is ze.
Ik herzet de zak nog een paar keer op mijn schouder, terwijl ik met mijn andere hand langzaam een berichtje typ naar Lore en ik ook nog eens de makkelijkste weg probeer te zoeken naar de polsstokmat.
Ik kan me niet eens meer herinneren wanneer ik hier voor het laatst geweest ben. De weg van de parking naar de piste lijkt me wel vernieuwd te zijn. Ik meen me te herinneren dat het vroeger kiezeltjes waren, nu zijn het stevige klinkers.
Voorzichtig, om geen lopers of andere mensen te raken of in de weg te lopen, baan ik me een weg langs de piste naar de polsstokmat. In het voorbijgaan hoor ik een paar mensen 'Is dat Maren No?' zeggen en ook een paar 'Konings zit op de tribune heb je dat gezien? Je weet wel, de beste polsstokspringster van het land.'
Dus Cassidy is er wel. Ik kan mezelf niet tegenhouden en werp een blik op de tribune. Terwijl ik verder stap, scan ik de zitjes. Daar. Ze is één of ander drankje aan het drinken met een rietje. Ik bijt op mijn tong met mijn hoektand en kijk weer weg.
Wat was het laatste gesprek dat we ooit gevoerd hebben? Was het een gewone 'gefeliciteerd' en 'dank je wel' of was het die keer dat ze zei dat ik van haar af was, dat ik wel mocht winnen wanneer zij geen competitie meer was? Ik kan het me niet meer herinneren.
Het maakt ook niet uit. Het is Cassidy, die zal waarschijnlijk voor altijd een mysterie blijven voor de mensheid en dat is prima. We waren nooit vrienden.
Ik doe mijn best het achtergrondgeluid de rest van de weg uit te bannen en ben best tevreden als ik heelhuids bij de mat ben geraakt. Ik leg de zak met stokken aan de kant, makkelijk bereikbaar voor mijn atleten, waarna ik de piste weer overloop naar de hekken, waar ik goed zicht zal hebben op de sprongen.
'Hey! Is Janne hier ook ergens? Die kwam met jou mee toch?'
Lore verschijnt naast me met een vrolijke glimlach. De manier waarop ze haar handen bij elkaar geknepen houdt, verraadt dat ze toch wel nerveus is. Ze heeft nog een zwarte jogging aan, maar eronder zie ik de vertrouwde groene kleur van het HAC topje al. Bijna klaar voor de wedstrijd.
Olivia staat schuin achter haar, met een iets te tevreden lach om haar lippen. Ik ken haar alleen van ziens, maar het staat me niet helemaal aan. Ze draagt met trots het blauw en paars van RCS, ook in haar niet officiële sportkleren. Ik gun haar een kort knikje en een kleine glimlach, voor ik me weer tot Lore richt.
'Janne is zich nog gaan inschrijven, maar ze komt zo.'
Mijn atlete trekt haar paardenstaart een paar keer aan en prult wat met het zilveren kettinkje rond haar nek, terwijl ze knikt. Het lijkt alsof ze ieder moment op en neer kan beginnen springen om de stress uit haar lichaam te krijgen. Ik begrijp het wel. Ik had een heel anti-stressritueel dat ik altijd deed voor belangrijke wedstrijden.
Ik vouw mijn handen samen en schenk mijn atlete een geruststellende glimlach. 'Ik denk dat je wel een peptalk kan gebruiken, dus geniet er gewoon van, doe je best en als je wint geweldig, als je niet wint is het een ervaring waar je uit kan leren. Oké? Er komen nog jaren. Je bent negentien. Je hebt talent. Dus of je nu wint of niet, dat is wie je bent.'
Ik zie Lore knikken, zichtbaar meer op haar gemak, terwijl een stem die ik niet zo graag hoor achter me zegt: 'Nog steeds een optimist, sommige dingen veranderen nooit.'
Als ze het op een normale of vriendelijke toon had gezegd had het misschien nog wel door de beugel gekund, maar alles wat uit Cassidy's mond komt klinkt naar mijn mening als een belediging.
Het is heel, heel moeilijk om mijn middelvinger niet poeslief naar haar op te steken, maar haar nichtje staat erbij, dat is genoeg motivatie om me in te houden. Ik vrees wel dat mijn tong niet zo blij is met mijn tanden op dit moment.
Ik draai me om en schenk haar een glimlach die mijn ogen niet bereikt. Met een niet meer dan beleefd hoofdknikje, zeg ik: 'Cassidy.'
Als ik iemand zou moeten nomineren voor beste bitchy resting face dan zou zij het zijn. Haar grijsblauwe ogen blijven op me gericht. Ik was vergeten dat het net lijkt alsof ik naar een betonnen muur kijk wanneer ik in haar ogen kijk. Al mijn spieren hebben zich opgespannen nu ze zo dicht bij me staat.
Na wat een eeuwigheid lijkt te zijn, breekt zij het oogcontact en verplaatst ze haar blik naar Olivia. 'Je was je armband vergeten.' Ze glimlacht klein. Volgens mij is dit de eerste keer sinds ik haar ken dat ik haar oprecht zie lachen.
'Dank je wel!' zegt haar nichtje, terwijl ze de armband uit Cassidy's handen pakt. 'Zonder kan ik niet springen.' Ze grinnikt even en geeft haar tante een knuffel, zoals ik Anna ook knuffel wanneer ze dat wil. Het voelt verkeerd om ernaar te blijven kijken. Het is zo persoonlijk.
Ik wist niet dat Cassidy in staat was tot positieve emoties.
Na een blik op Janne en Lore geworpen te hebben, kijk ik op mijn horloge. 'Jullie hebben nog twintig minuten voor het inspringen, dus jullie gaan beter opwarmen.'
Beide meisjes knikken meteen en kijken dan naar Olivia, die nog zacht in gesprek is met haar tante. Cassidy heeft haar lippen op elkaar gedrukt en ziet er niet al te vrolijk uit. Lore haalt haar schouders op op iets wat Janne zegt, waarna ze zonder de RCS'er de piste oplopen.
Zodra Olivia klaar is met samenzweerderig fluisteren, kijkt ze naar mij en zegt ze met een brede glimlach: 'Heel leuk je eindelijk eens echt te ontmoeten. Ik heb veel over je gehoord.' Zonder op mijn antwoord te wachten, spurt ze achter Lore en Janne aan, zodat ze nog met hen mee kan lopen.
'Alleen slechte dingen, neem ik aan,' mompel ik nog voor mezelf.
'Voornamelijk slechte dingen, niet alleen.'
Ik bal mijn handen tot vuisten en bijt weer op mijn tong. Tot tien tellen, tot tien tellen, tot tien tellen.
'En je moet niet naar Olivia luisteren. Ze heeft de verhalen van Beijing gelezen blijkbaar. Ik praat nooit- ik praat niet over mijn topsportverleden, dus ook niet over jou.'
Beijing. Juist. De Zomerspelen waar ook de foto getrokken werd van het krantenartikel dat ophangt in de kantine van HAC. Liefde op het eerste gezicht. Dat artikel was onschuldig geweest, in tegenstelling tot de roddelverhalen waar mijn broer en zus me met alle plezier van op de hoogte hadden gehouden.
Gabrielle was er nog minder blij mee geweest dan ik. Wat ik wel kan begrijpen, maar ik had langs de andere kant ook wel wat meer vertrouwen van haar verwacht. Ze had wel mogen weten dat ik niet zou vreemdgaan.
Ik was eigenlijk niet van plan nog op Cassidy te antwoorden, maar nadat ik op mijn tong gebeten heb tot mijn mond naar koper smaakt, draai ik me toch weer haar kant op.
Ze staat maar een halve meter van me vandaan.
Mijn hart gaat als een wilde tekeer en schreeuwt van alle dingen die ik niet begrijp, terwijl mijn hoofd me met wel honderd redenen duidelijk probeert te maken dat ik haar echt niet mag. Ook al is ze verdomd heet in die lichtblauwe wollen trui met die lange gouden ketting waarvan het hangertje net in het midden tussen haar borsten hangt. Geen kraaienpootjes bij haar ogen - misschien is dat de reden dat ze nooit lacht -, geen overdreven vermoeide blik of al te duidelijke tekens van ouderdom. Ze ziet er zo verdomd goed uit, dat ik iets wil slaan.
Het is niet eerlijk. Waarom heeft iemand zo knap zo'n slechte persoonlijkheid? Waarom vind ik haar überhaupt knap?
Ik voel me weer zestien met mijn posters aan de muur.
'Ga je vaker naar wedstrijden komen?' vraag ik, wanneer ik mezelf weer enigszins bij elkaar geraapt heb.
'Waarom? Bang dat Olivia met mijn begeleiding al je atleten in gaat maken?' Cassidy's geamuseerde, arrogante grijns brengt me meteen weer terug in de realiteit. Net wat ik nodig had.
Ik snuif en werp haar eenzelfde grijns toe. 'Niet te vol zijn van jezelf. Als Lore wint vandaag doet ze het beter dan jij. Negentien en eerste op het FK.'
Ze klakt met haar tong en haalt een hand door haar door de wind in de war gebrachte haar. Ze lijkt een tint groener geworden te zijn. Toch zie ik haar uitdrukking ook iets zachter worden, alsof er een zware last van haar af valt. 'Reken er maar niet op.'
'Jaloers?' Ik kan het niet laten nog iets breder te grijnzen.
Cassidy rolt met haar ogen. 'Op wie moet ik jaloers zijn? Voor zover ik weet ben ik op dit moment nog steeds nummer één en sta jij nog steeds op die zielige plaats onder mij, niet slecht maar ook niet goed genoeg. Ik kijk zelfs letterlijk op je neer met deze hakken.'
Het ergste is dat ze nog gelijk heeft ook. Ik had beter mijn Dr. Martens met hakken aangedaan in plaats van mijn sneakers.
Zonder dat ik het doorhad, heb ik mijn handen tot vuisten gebald en mijn nagels in mijn handpalmen gedrukt. Met moeite strek ik mijn vingers weer en schuif ik mijn handen nonchalant in de zakken van mijn jeans.
'Je tong kwijt?'
Als ik zeg dat mijn ogen vuurspuwen is dat wellicht nog een understatement.
Cassidy grijnst weer wanneer ze me aankijkt en schudt zachtjes met haar hoofd. 'Je bent zo snel op je tenen getrapt. Het is bijna zielig.'
Ik denk er niet bij na wanneer ik een stap dichter naar haar toe zet en mijn hoofd wat omhoog til zodat ik haar in de ogen kan blijven kijken. 'Jij hebt niet het recht om mij zielig te noemen. Ik weet dat je een hekel hebt aan atletiek, ik weet dat je het geweldig vindt om me te irriteren met je aanwezigheid. Jij bent hier de zielige persoon, niet ik.'
Haar blik glijdt even naar beneden langs mijn gezicht, naar mijn lippen, maar vindt al snel mijn ogen weer. Haar grijsblauwe ogen staan er nog net zo hard bij als ze eerder waren. Het lijken wel twee donderwolken die in bliksem zullen uitdraaien als ik niet snel mijn mond dicht houd. 'Ik denk dat dit gesprek nu wel klaar is.'
Enkele momenten gaan in stilte voorbij. We zwijgen allebei, maar geen van beiden verbreken we het oogcontact. Ik kan de donkerblauwe vlekjes en donkergrijze strepen in haar irissen tellen, net als de restanten van de zomersproeten op haar bleke gezicht.
Mijn maag heeft zich samengetrokken en mijn handen hou ik weer in vuisten naast me. Ik wou dat ik langer was, dat ik intimiderend op haar kon neerkijken en kon grijnzen, omdat ik dan toch op één manier een voordeel had.
'Ik zou zeggen dat het fijn was je nog eens te spreken, maar er is me altijd geleerd dat ik niet mag liegen.' De passief-agressieve toon in mijn stem valt zelfs voor mijn eigen oren niet te missen.
'Insgelijks.' Cassidy werpt me nog een grijns toe en draait zich dan om om een paar meter verderop te gaan staan.
Ik laat mijn vingers eindelijk weer ontspannen. Mijn nek doet pijn van het omhoog kijken, zelfs al was het maar een beetje, en mijn schouderspieren zitten vast. Ik wil het nare gevoel het liefst van me afschudden, maar het lukt me niet. Ik duw mijn tanden nog een paar keer kwaad op elkaar, terwijl ik het gesprek keer op keer herhaal in mijn hoofd.
Ik wou dat ik nu een wedstrijd had, dat ik zelf moest springen. Dan kon ik al deze frustratie van me af laten vallen wanneer ik over de lat vloog en naar beneden viel. Dan maakte het niet uit wat Cassidy dan ook tegen me zei, dan zou ik er wel mee kunnen leven.
Nu, helaas, zit er niets anders op dan erover te blijven malen. Cassidy Konings en haar stomme blauwe wollen trui. Verdorie.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro