25. Wie poetst er nu niet om acht uur 's ochtends?
25 december - Cassidy
In tegenstelling tot Maren, die om zeven uur 's ochtends nog slaapt als een roosje, heb ik een verschrikkelijke nacht achter de rug. Ik heb elk uur op mijn wekker zien voorbij komen en heb nooit langer geslapen dan een halfuur voor ik weer wakker werd.
Ik denk dat ik Marens been bont en blauw heb getrapt met mijn gedraai en gewoel, maar ze sliep er gewoon doorheen. Misschien maar beter zo. Als ze straks pijn heeft, zal ik de schuld wel op me nemen.
Ik wrijf wat door mijn ogen, rek me uit en ga vervolgens rechtop zitten. Ik wil weer gaan slapen, maar mijn lichaam kan niet langer blijven liggen.
Mijn blik valt op de envelop die op mijn nachttafeltje ligt. Mijn kerstcadeau van Maren.
Er steekt een foto in van haar en mij en iemand van wie ik me de naam niet meer kan herinneren. De allereerste foto die ooit van ons twee samen is genomen. Op het podium van één of andere club, na een wedstrijd waarop ik eerste werd en zij tweede. Met z'n drieën staan we op het hoogste blok - normaal voorbehouden voor de eerste plaats - met mijn armen op hun schouders en hun armen op mijn rug. Op de foto glimlach ik. Ik was nog jong toen, mijn lach nog oprecht.
Ik draai me op mijn zij, steunend op mijn elleboog, zodat ik Maren kan zien liggen. Ze slaapt met haar rug naar me toe, met een arm onder haar hoofd en haar donkere haar overal verspreid. Ze ziet er vredig uit.
Mijn mondhoeken krullen wat omhoog, terwijl ik een lok van haar haar bij haar mond vandaan vis, zodat haar gezicht weer vrij is.
Ik laat me uit bed glijden. De vloer is koud. Ik weet niet waar ik mijn sloffen heb gelaten. Mijn pak van gisteravond heb ik voor één keer over een stoel gehangen, in plaats van het meteen weer in de kast te steken. Ik huiver wanneer ik het zie hangen, maar besluit toch eerst wat aan te trekken.
Wanneer mijn kamer weer piekfijn in orde is, kijk ik nog één keer of Maren nog slaapt, voor ik me verder ga klaarmaken in de badkamer en ik vervolgens naar beneden ga.
Het meeste in de woonkamer is al opgeruimd, alleen het tafellaken en de laatste glazen staan er nog. Ik zucht, terwijl ik mijn handen op de rugleuning van de stoel aan het hoofd leg.
Ik onderdruk de neiging om mijn telefoon erbij te pakken en mijn vader mijn niet gemeende verontschuldigingen aan te bieden. Ik weet me geen blijf met mijn vingers. Al mijn bewegingen gaan te snel, te ongecontroleerd.
Uiteindelijk pak ik mijn telefoon er toch bij, wanneer ik bij de waterkoker sta en ik moet wachten tot het water gekookt is. Olivia stuurde me gisteravond nog dat ze me graag ziet en dat ik over alles met haar kan praten als ik dat zou willen. Nog later voegde ze daar nog aan toe dat Simon het heel jammer vond dat hij niet kon komen. Simon. Juist. Aan hem had ik helemaal niet meer gedacht. Ergens betwijfel ik ook dat hij het echt zo jammer vond. Olivia zal hem wel op de hoogte hebben gebracht van de situatie met mijn vader.
De knoop in mijn maag, die eindelijk weer wat losser was geworden, trekt zich weer strak. Ik ben ingestort waar iedereen bij zat. Mijn vader daar kon ik mee leven, Ian kon ik uiteindelijk ook mee leven, maar Olivia, Dimitri, Dianne... Maren.
Ik heb ook een bericht van Dimitri. Hij zegt dat hij hoopt dat het weer wat beter met me gaat en dat hij heel blij was met mijn cadeau voor hem - een paar wollen sokken met een obscene tekst op.
Mijn vader heeft me niets meer laten weten. Dat verbaast me niet. Er hangt een vage sluier over mijn leven heen, alsof ik droom dat ik deelneem aan zo'n soap waarin kinderen vervreemden van hun ouders na een knallende ruzie. Ik denk dat het er al lang zat aan te komen, maar nu het zo dichtbij komt, voelt het surreëel.
Met Maren praten over het verleden, over mijn vader en zijn eisen, het huilen dat erbij kwam kijken, dat was al ver buiten mijn comfort zone geweest. Ik heb er de hele dag aan gedacht, dat ze me niet meer zou willen als ze doorhad hoe fucked up mijn hoofd is en mijn emoties zijn.
Ontploffen... dat stond niet op het programma.
Ik heb dertig jaar gespendeerd aan het opbouwen van mijn muren. Dertig jaar geleerd hoe ik het best kon doen alsof er niets aan de hand was. Geen al te grote problemen veroorzaken, niet laten merken dat ik minder dan perfect ben, nooit laten zien wat er in me omgaat wanneer iets me raakt. Altijd controle hebben over alles.
Mijn waterkoker heeft al gepiept, maar ik merk nu pas op dat hij klaar is. Ik gooi een zakje thee met het water in mijn mok en vier minuten later heb ik een - hopelijk kalmerende - kop kamillethee in mijn handen.
Mijn gesprek met mijn vader, ieder woord dat ik gezegd heb, ieder woord dat hij gezegd heeft, maar vooral zijn uitdrukking erbij spookt door mijn hoofd. Ik heb al veel afgunst op zijn gezicht gezien, maar gisteren was nog een heel nieuwe klasse van ongenoegen.
Ik heb er geen spijt van.
Ik heb er echt geen spijt van.
Ik duw op de knop van mijn radio en zet hem luider wanneer ik een uptempo nummer hoor spelen. Terwijl ik nip van mijn kop thee, haal ik mijn afstoffer uit de kast en begin ik alles wat los en vast zit schoon te maken.
Bij ieder liedje dat ik ken, zing ik op fluistertoon mee. Wanneer ik alles op de benedenverdieping afgestoft heb, pak ik mijn stofzuiger erbij, om de vloer schoon te maken. Dat lawaai werkt bijna net zo kalmerend als de radio. Dat zegt misschien iets over mijn mentale toestand.
'Cassidy!'
Een schokgolf gaat door mijn rug, waarna ik mijn stofzuiger afzet en opkijk. Maren staat in de deuropening tussen de gang en woonkamer. Ze heeft niet de moeite genomen een broek aan te trekken en heeft alleen een t-shirt - van mij - en haar ondergoed aan.
'Stofzuigen? Zo vroeg. Echt waar?'
Ik kijk op de klok. Tien uur. Ik open mijn mond, doe hem weer dicht en haal mijn schouders op. 'Ik had ook kunnen swifferen, maar ik was vergeten dat je hier was.'
'Of je trok het je gewoon niet aan dat ik hier was.'
Mijn gezicht vertrekt. Beide opties zijn waarschijnlijk niet ideaal.
'Dat was een grapje,' zegt ze. Ze lacht een beetje. 'Jouw huis, jouw regels.'
'Stofzuigen is leuker. Dan ben ik tenminste zeker dat er geen stof meer ligt als ik er met nat overga. Swifferen is voor luie mensen.'
'Ik swiffer,' zegt Maren, nadat ze met haar tong heeft geklakt. Ze lacht weer. 'Ik ben ook wel een luie persoon wanneer het op poetsen aankomt.'
'Ik weet het,' zeg ik met een plagende grijns.
Haar huis is zeker tien keer zo rommelig als dat van mij. Niet dat dat nu zo moeilijk is. Als er ook maar één plant een centimeter te ver staat, krijg ik waarschijnlijk al een halve hartaanval. Het enige wat van mij een beetje rommelig mag zijn, zijn mijn games bij de televisie.
'Ik ben eigenlijk wel verbaasd dat je geen poetspersoneel hebt. Als mensen zo'n fancy huis hebben als jij, denk ik altijd dat ze het niet zelf onderhouden.' Ze loopt wat verder de kamer in en leunt tegen de eettafel aan.
Ik rol met mijn ogen. 'Vooroordelen.'
'Ik weet het.'
'Die heb je nogal veel als het op mij aankomt.'
Ze tikt wat met haar vingers op de rugleuning van een stoel - de stoel waarop ik zat gisteren. 'Jij ook over mij.'
Ik schud met mijn hoofd en breng de stofzuiger terug naar de kast, waarin ik hem opberg. 'Ik denk het niet.'
'Dus je was niet gemeen tegen mij, omdat je vooroordelen had?' Ze kijkt me ongelovig aan.
'Wat voor vooroordelen zou ik gehad hebben?'
'Weet ik veel. Dat Koreanen geen goede polsstokspringers kunnen zijn. Dat ik liefde heb gehad thuis en dat me meteen de vijand maakte.'
Ik trek mijn wenkbrauwen op, maar met mijn rug naar haar toe kan ze dat niet zien. Ik recht mijn rug wat meer, til mijn hoofd wat hoger en loop terug naar de keuken. 'Dus ik ben een racist en ik heb een gebrek aan liefde in mijn leven.'
'Oké, dat eerste is niet waar, dat heb ik ondertussen ook wel door,' zegt ze snel, 'maar je kan me toch niet kwalijk nemen dat ik het dacht, toen ik je voor het eerst ontmoette. Je was niet bepaald vriendelijk tegen mij.'
'Dat kan ik me niet eens meer herinneren.' Ik vul de waterkoker opnieuw en kijk haar aan. 'Thee?'
Haar ogen worden voor een tel groter, voor ze met haar hoofd schudt. 'Nee, dank je. Heb je koffie?'
Ik knik en buk me om een pak koffie uit de kast te halen. 'Speciaal voor jou met caffeïne.'
'Ik voel me vereerd.'
'Beter. Maar je krijgt het alleen als je geen belachelijke assumpties meer over me maakt.'
Ze trekt een pruillipje en kijkt me zielig aan. 'Ik heb al lang geen assumpties meer over je gemaakt.'
'Definieer lang,' zeg ik met uitgestreken gezicht.
Ze kijkt nog zieliger. 'Sinds je op Anna gelet hebt.'
Ik doe alsof ik er diep over na moet denken. 'Oké... daar kan ik wel mee leven,' grijns ik. Ik schuif het pak naar haar toe. 'Alsjeblieft.'
Terwijl zij koffie zet voor zichzelf, warm ik het water voor mijn thee.
'Je bent echt oud, weet je dat,' zegt Maren opeens.
Ik frons. 'Bedankt.'
'Dat was geen assumptie, dat is gewoon een feit.' Haar mondhoeken krullen onschuldig omhoog. 'Ik bedoel maar, je hebt al een vier en je krijgt migraine van cafeïne.'
Ik moet toegeven dat het toch een beetje steekt, daar waar mijn hart hoort te zitten.
'Is dit wraak voor alle gemene dingen die ik in mijn leven tegen je gezegd heb?' vraag ik.
'Nee, dit is wraak voor wat je gisteren zei toen je broer en zijn gezin binnenkwamen.'
'Wat heb ik gezegd?'
'Dat Olivia ook wel kan winnen als Lore er is.'
'Dat is ook een feit,' zeg ik gepikeerd.
'Het ging om de manier waarop je het zei.'
Ik tik wat met mijn vingers op het aanrecht. De waterkoker piept. 'Oké, oké, ik snap wat je bedoelt.' Ik probeer een glimlach. 'Sorry.'
'Het is oké. Ik heb mijn wraak gehad,' zegt ze tevreden. 'Je gezicht was prachtig net. Helemaal geshockeerd.'
Nu is het mijn beurt om haar zielig aan te kijken. 'Ik dacht dat je zei dat ik altijd knap was.'
Ze rolt lachend met haar ogen. 'Hoe zegt de jeugd dat? Ik zou je doen?' Ze lacht. 'Maar er is een verschil tussen knap zijn en mooi zijn. Ik heb je altijd knap gevonden, maar ik vind je ook mooi nu.'
De radertjes in mijn hoofd kraken bijna. 'Ik snap het niet.'
Ze glimlacht. 'Dat is oké. Zolang ik het maar snap en jij er tevreden mee bent.'
Een paar minuten later is haar koffie klaar en mijn thee drinkbaar, dus begeven we ons met wat yoghurt en fruit naar de ontbijttafel.
Ik ben de kronen van de aardbeien aan het snijden, wanneer ik zie dat Maren aarzelend naar me kijkt. Ze heeft zo'n semi-angstige blik, die ze reserveert voor wanneer ze niet weet hoe ze me iets moet vragen. Alsof ik in een haai ga veranderen die haar levend wil opeten. Ik weet dat dat mijn eigen schuld is.
'Is er iets?' vraag ik. Ik snij bijna in mijn vinger, dus richt ik mijn blik weer op mijn fruit.
'Wil je erover praten? Over gisteren?'
Ik snij nog een paar aardbeien, voor ik mijn kom wat vooruit schuif en mijn handen in elkaar vouw. 'Ian deed raar. Te lief. Hij zei dat het hem speet dat hij niet meer moeite voor me gedaan heeft toen we klein waren.'
Maren reikt over de tafel, om mijn mesje te pakken en de rest van de aardbeien schoon te maken.
'Hij zei dat hij het begreep en dat hij eigenlijk liever had gehad dat ik het eerder tegen papa had gezegd, zodat ik er niet zo mee had gezeten.' Ik prul wat aan mijn nagels, maar zodra ik het opmerk stop ik er weer mee. 'Hij voelt zich een dikke egoïst, omdat hij nooit heeft gevraagd hoe het met me ging en hij het altijd maar gewoon wegwuifde als iets oppervlakkigs.' Ik haal mijn schouders op. 'Wat had hij eraan kunnen doen?'
Maren is een tijdje stil. Ik kijk toe hoe ze de aardbeien in vier snijdt en ze vervolgens bij de yoghurt gooit. Zodra ze de bosbessen en frambozen er ook doorheen gemengd heeft, pak ik mijn lepel en neem ik een hapje.
'Heb je al eens overwogen om naar een psycholoog te gaan?' vraagt ze me, met alle ernst in haar ogen.
Ik schud met mijn hoofd. 'Ik heb geen depressie. Ik ben oké.'
Ze kijkt me voor enkele tellen niet onder de indruk aan, voor haar blik weer zachter wordt. 'Cassidy, alsjeblieft. Ik ga je nergens toe verplichten, maar ik weet uit ervaring dat het wel kan helpen. Ik had ook geen depressie toen ik gescheiden ben, maar ik ben toen wel naar een psycholoog geweest en die heeft me heel erg geholpen.'
Ik haal mijn schouders op. 'Ik heb jou nu toch.'
'Natuurlijk.'
Ze probeert een aardbei op haar lepel te scheppen, maar hij blijft haar maar ontglippen. Ik schep hem met mijn lepel op en buig over de tafel heen om hem met een speelse grijns in haar mond te stoppen.
'Wat ik wil zeggen... ik kan je niet helpen. Ik ben er voor je. Ik-' Haar hoofd wordt knalrood. 'Ik wil alles horen wat je me maar wil zeggen, zolang je me niet met de grond gelijk maakt, maar ik kan je geen professionele hulp geven en ik denk dat, met wat jij allemaal hebt meegemaakt, je het wel kan gebruiken.'
Ik haal mijn schouders opnieuw op. 'Het is te vroeg om daarover na te denken,' kreun ik.
Maren lacht zacht. 'Zegt degene die om acht uur al aan het poetsen was.'
'Ik denk dat het half acht was,' reageer ik, terwijl ik met mijn allerliefste blik nog een beetje yoghurt opschep.
Ze lacht nog een keer. Daarna eten we met een aangename stilte de rest van de kom met yoghurt leeg.
Wanneer ik de afwasmachine aan het inladen ben, zeg ik: 'Ik heb niet veel liefde gehad in mijn leven, daar had je wel gelijk in. Ik weet niet goed wat liefde is, hoe ik me ermee moet gedragen zonder je teleur te stellen, zonder Olivia teleur te stellen, en Dimitri en Ian, maar misschien kan ik het wel leren, als jullie het me vaak genoeg laten zien.'
Maren kijkt me aan met iets wat ik alleen maar kan benoemen als een liefkozende blik. Het is eng, maar het doet mijn hart ook op een goede manier sneller kloppen.
'Ik denk dat je al goed op weg bent,' ze glimlacht, 'en je komt er wel.'
'Maar je moet niet gaan denken dat ik helemaal ga stoppen met mijn gemene opmerkingen.' Ik grijns zo onschuldig mogelijk. 'Op een liefhebbende manier.'
Ze lacht. 'En jij moet niet denken dat ik je daar ooit mee weg ga laten komen.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro