2. Maren No was echt niet bijna beter
11 september - Cassidy
Met een zonnebril op mijn neus en mijn haar kriebelend aan mijn kin en nek, sta ik naast mijn broer en schoonzus bij het hek aan de polsstokmat.
Het is zaterdag, de dag van het Provinciaal Kampioenschap van Sanvoort, in de hoofdstad Sanvoort dit jaar, om het makkelijk te maken.
Het is elf jaar geleden dat ik hier voor het laatst sprong. Ontelbare keren ben ik op die mat gevallen, nog tien keer zo vaak heb ik over deze piste gelopen en heb ik hier mijn stok boven mijn hoofd getild. Ik had gezworen dat ik hier nooit meer een voet zou zetten, maar hier ben ik dan toch.
Terwijl een paar mensen de stok klaarleggen voor een volgende sprong van iemand die er niet toe doet, komt mijn nichtje naar me toegelopen met haar handen in haar zij. Haar donkerbruine krullen heeft ze bijeengebonden in twee vlechten, geaccentueerd met zilveren ringetjes. Haar koele lichtbruine huid blinkt van het zweet en het licht van de zon.
Verderop zetten atleten van de vierhonderd meter hun startblokken klaar.
'Wat denk je, tante?' Olivia bijt in haar tong, terwijl ze me afwachtend en bijna hoopvol aankijkt.
Haar sprong net was goed. Ze is erover geraakt. Ik heb er niets over te zeggen. Misschien had ze haar armen wat meer omhoog kunnen houden, haar rug wat meer kunnen krommen en haar afzet was niet helemaal perfect, maar... nee, ik heb er niets over te zeggen, ik wil er niets over te zeggen hebben.
'Je had nog ruimte.'
'Denk je dat ik kan winnen?' Dianne, Olivia's moeder, reikt haar een flesje water aan en daar neemt ze dankbaar een slokje van. 'Ik weet dat Noor nog nooit hoger gesprongen heeft dan ik, maar Janne, die traint bij Maren No by the way, heeft meer ervaring en ik weet dat dat niet veel zegt, maar zij maakt sowieso minder fouten dan ik. In de andere springers heb ik totaal geen inzicht.'
Ik laat mijn blik subtiel naar Maren glijden, die een eindje verderop geanimeerd met iemand staat te praten. Maren maakte vroeger ook altijd zoveel gebaren met haar handen, ze viel overal wel op als ze eenmaal iets aan het uitleggen was. Ik heb er ooit wel eens een opmerking over gemaakt, denk ik. Iets in de aard van dat ze misschien hoger zou kunnen springen als ze minder energie zou verspillen tijdens het praten.
'Natuurlijk kan je winnen als je je best doet, Liv.' Ik glimlach klein naar haar. Vervolgens gebaar ik naar de lopers die inmiddels klaar staan achter hun startblokken. 'Ik denk dat dat jouw teken is om terug te gaan naar de andere polsstokkers.'
Mijn nichtje knikt, haalt diep adem, springt nog een paar keer op en neer en loopt dan terug naar de plaats waar ze moet wachten voor haar volgende sprong.
Ik denk niet dat ze gaat winnen, maar ik hoop uit de grond van mijn hart dat Marens atlete niet hoger eindigt dan Olivia, niet die ene keer dat ik nog eens naar een wedstrijd kom kijken.
'Wil je met haar gaan praten?' hoor ik Ian vragen.
Ik had niet eens door dat mijn blik weer naar Maren was gegaan, maar ik richt me snel op mijn broer en schud mijn hoofd. 'Ik wil liever niet dat iemand me herkent.' Laat staan Maren No, van alle mensen.
'Denk je niet dat ze je al herkend heeft? We staan hier nu toch al een tijdje.' Ian grijnst scheef en zijn grijsblauwe ogen twinkelen. 'Hallo zeggen heeft nog nooit iemand pijn gedaan.'
Ik rol met mijn ogen, ook al kan hij dat niet zien door de glazen van mijn zonnebril. 'Ik heb niets tegen haar te zeggen.'
Mijn broer legt kort zijn hand op mijn schouder. 'Wat jij wil.'
Mijn schoonzus, die net nog aan het prullen was met de koeltas, kijkt nu ook mijn kant op met een nieuwsgierige blik. 'Over wie hebben jullie het?'
Ian knikt richting Maren, allesbehalve subtiel. 'Zij daar. Die is een paar jaar jonger dan mijn lieve zuster en ze hebben een aantal jaar tegen elkaar gesprongen. De enige Felsperse polsstokspringster die bijna beter was dan Cassidy. Bijna.'
Ik schuif mijn zonnebril naar voor op mijn neus, zodat mijn broer mijn dodelijke blik kan zien. 'Het was niet bijna. Helemaal niet bijna.' Vervolgens kijk ik naar Dianne en schud ik met mijn hoofd. 'Ze is de aandacht niet waard.'
'Als je nog iets luider praat hoort ze je misschien,' grijnst Ian. 'Misschien moet je ook een pet aantrekken of je haren volgende keer paars laten verven in plaats van ze alleen te laten blonderen, dan zal níemand je nog herkennen.'
Ik schuif mijn zonnebril weer goed en bal daarna mijn handen tot vuisten langs mijn zij. Ik ben hier voor Olivia, enkel en alleen omdat zij graag wilde dat ik kwam kijken. Niet voor Ian, niet voor Dianne, niet voor die veel te ambitieuze Koreaans-Felsperse met haar donkerbruine ogen en veel te vrolijke glimlach, alsof ze de boel hier al gewonnen heeft. Verdorie. Ik ben hier voor Olivia.
Het duurt nog een tijdje voor mijn nichtje weer aan de beurt is, maar ik maak er een punt van om alleen nog haar kant op te kijken. Ik gun Maren geen blik meer, geen gedachte, ik wil de rest van de atleten niet zien en ook zo weinig mogelijk van de piste. De rode kleur van het kunststof, de blauwe kleur van de polsstokmat, de wit met zwart gestreepte balken op de hordes, die geven me de rillingen. Ik sla mijn armen over elkaar.
Het volgende halfuur probeer ik niet te denken aan mijn eigen topsportcarrière, terwijl ik toekijk hoe de deelneemsters over of op of tegen de lat springen. Ik blokkeer alle informatie die ik ooit heb geabsorbeerd over polsstokspringen. De meisjes springen gewoon, ik heb er niets op aan te merken. Als ik het maar lang genoeg herhaal, wordt het ooit vast wel werkelijkheid.
Het gevoel dat Maren af en toe naar me kijkt kan ik niet van me afzetten, maar ik kijk zelf haar kant niet meer op.
Wanneer Olivia overgebleven is bij de laatste drie, fluit ik met mijn vingers tussen mijn tanden en klap ik in mijn handen.
Mijn broer lacht naar me en steekt een spuitbus met zonnebrandcrème naar me uit.
'Zo enthousiast dacht ik je nooit meer te zien, Cass, en je neus is verbrand.'
'Ik kan best enthousiast zijn. Het kost gewoon heel veel moeite en het is meestal een verspilling van energie.' Ik pak de zonnebrandcrème van hem over en spuit er wat van op mijn hand om mijn gezicht mee in te smeren.
Ian kijkt even wat ik doe en daarna weer naar zijn dochter. 'Wil je dan enthousiast zijn als Livs trainer?'
Dianne geeft hem een mep tegen zijn arm en kijkt me verontschuldigend aan. Vervolgens sist ze iets wat lijkt op: 'Dat kan je zo niet vragen.'
Ik zie hem zijn schouders ophalen en dan met een vragende blik naar me kijken. Hij kriebelt met zijn hand wat door zijn kortgeschoren bruine haar.
Olivia had tussen neus en lippen door al laten vallen dat haar trainer ermee gaat stoppen. Ik had het ergens al wel voelen aankomen, aangezien ze me normaal zo goed als nooit mee vraagt naar wedstrijden. Toch schud ik met mijn hoofd. 'Ik wil niets meer te maken hebben met dit alles, absoluut niet, en dat weet je.' Ik kijk hem aan, een staarwedstrijdje tussen twee paar zo goed als identieke grijsblauwe ogen. 'Is Liv trouwens niet oud genoeg om het zelf te vragen?'
Ian rolt met zijn ogen. 'Kom op, Cass, je weet zelf ook dat je de beste kandidaat bent. Je hebt je diploma, je hebt meer dan twintig jaar ervaring, je bent geweldig in het inschatten van tegenstanders. Je zou Liv er een heel groot plezier mee doen. Ze aanbidt praktisch de grond waarop je loopt.'
Nogmaals schud ik met mijn hoofd. 'Nee, Ian, stop erover. Ik ga het niet doen.' Ik kijk richting de polsstokspringers en zie Olivia haar stok oppakken. Ik gebaar ernaar. 'Richt je aandacht maar weer op je dochter.'
Naast ons kan ik Dianne nog 'ik zei het toch' horen fluisteren.
Ik heb al te veel tijd van mijn leven verspild aan deze stomme sport en ik zal altijd voet bij stuk blijven houden, geen atletiek meer voor mij. Racing Club Sanvoort zal wel een andere trainer voor haar vinden.
Mijn nichtje gaat klaar staan bij haar stukje tape. Het uiteinde van haar stok laat ze nog even rusten op de grond, terwijl ze eerst een vlugge blik op Maren en haar atlete werpt en vervolgens haar ogen op mij richt. Ze glimlacht klein en draait zich dan goed naar de mat. Ze pakt haar stok op, tilt hem op totdat ze hem hoog genoeg houdt en zet daarna haar aanloop in. Haar afzet gaat goed, ze geraakt hoog. Niet hoog genoeg. Ze had haar benen wat meer omhoog moeten tillen. Haar knie raakt de lat en hij dondert naar beneden. Ik kan haar al zien vloeken voor haar rug de mat geraakt heeft.
'Ga je haar nu zeggen hoe ze er volgende poging wel over geraakt of ga je het blijven mompelen voor jezelf en blijven doen alsof het je allemaal niet kan schelen?' Mijn broer kijkt me enigszins teleurgesteld aan.
Ik moet heel erg mijn best doen om me niet zonder meer om te draaien en weg te lopen. Ik ben hier alleen omdat Olivia het me gevraagd heeft. Ik wil hier helemaal niet zijn.
'Ze heeft een trainer. Ik ga wat te drinken halen.' Het is een slechte uitvlucht, maar ze moeten het er maar mee doen.
Ik draai me om, ook al had ik me voorgenomen dat niet te doen, en loop langs de tribunes richting de kantine.
Ian heeft nooit begrepen hoe dit alles voor mij voelt. Deze club. De sport. De druk en dromen. Ik wil het hem ook niet kwalijk nemen, maar ik zou het zó fijn vinden als hij er iets meer rekening mee hield.
Wanneer ik langs de kantinedeur loop, probeer ik me niet te schuldig te voelen tegenover Olivia. Misschien is het wel egoïstisch dat ik haar niet even wat tips wil geven. Misschien is het verkeerd dat ik mijn eigen gevoelens niet aan de kant kan zetten om haar trainer te worden. Het lukt gewoon niet. Elf jaar geleden heb ik een beslissing gemaakt, voor mijn eigen goed en mijn eigen mentale gezondheid, en daar kan ik niet zomaar op terugkomen.
Bij het raam van de kantine, vlak naast de deur, blijf ik staan. Er zitten niet zoveel mensen binnen. Een paar atleten bestellen wat aan de toog, wat ouders of andere bezoekers zitten zich aan tafel bezig te houden met andere dingen. Ik zie niemand die ik herken.
Ik heb echt dorst, ik wil echt drinken gaan halen, maar ik weet niet of ik klaar ben om de confrontatie alweer aan te gaan. Het is elf jaar geleden, elf jaar, en ik overdrijf waarschijnlijk, maar ik kan mijn ouders nog steeds tegen mij en tegen elkaar horen roepen in de keuken achterin.
Na nog eens diep adem te hebben gehaald, zet ik mijn zonnebril op mijn hoofd en loop ik dan toch naar binnen. Tegenover de gloeiend hete zon buiten is het hier aangenaam fris. Er zijn nog een heleboel tafeltjes vrij en ook alle krukken bij de toog zijn nog leeg.
Ik weet dat er aan de muur, boven de ramen die uitkijken op de piste, een foto hangt van mij, net als mijn laatste paar spikes die ik speciaal voor RCS gesigneerd heb. Bovenop de koelkasten achter de toog staan bekers die ik mee heb helpen winnen. Ik kijk er bewust niet naar en zet me op een barkruk.
'Zeg het maar,' zegt een al wat oudere man, die ik niet ken, terwijl hij een bierglas afdroogt.
Ik bestel Fanta en een zakje paprikachips. Tijdens het wachten riskeer ik het toch om mijn blik verder door de ruimte te laten gaan. Ze verkopen de kleren van de club niet langer in de hoek achter een oude tafel, de muren hebben een nieuw likje verf gekregen en er hangen tv's op die nu niet gebruikt worden.
Wanneer de man achter de toog omhoog reikt om een zakje chips te pakken, kijk ik verder naar de bekercollectie. Die is uitgebreid. Er hangen nu ook foto's achter.
Mijn blik blijft hangen bij een foto van mij, precies wat ik wilde vermijden. Het is een foto van de laatste wedstrijd die ik hier, op deze mat, heb gesprongen. Mijn haar was toen weer even zijn natuurlijke bruin en korter dan ik me kan herinneren. De truitjes van RCS waren toen donkerder blauw dan ze nu zijn, zonder de paarse accenten en met meer witte strepen.
'Wie we daar hebben. Ik vind je haar beter zoals het nu is.'
Ik donder bijna van mijn kruk af, maar weet me met één hand vast te houden aan de toog. Ik draai me naar de man toe die naast me staat. Hij komt me bekend voor, heel bekend voor, maar het is moeilijk om langs de ouderdom heen te kijken.
'Ik betaal wel,' zegt hij. Ik luister naar zijn stem. Hij kraakt meer dan vroeger en hij struikelt meer over zijn tong.
Voor ik kan protesteren heeft mijn jeugdtrainer het geld al op de toog gelegd en is de andere man al bezig met het wisselgeld.
'Zo, Cassidy Konings, lang niet meer gezien.' Raf lacht naar me en neemt een stevige slok van zijn pint bier.
Ik werp hem meteen een waarschuwende blik toe en mijn maag draait zich spontaan in een knoop. 'Niet zo luid. Alsjeblieft.'
De onschuld zelve steekt hij zijn handen omhoog. 'Excuseer. Ik wist niet dat je op een geheime missie was.' Hij gebaart vervolgens naar het zakje chips. 'Mag ik er eentje?'
Ik knik. 'Neem het hele zakje maar. Ik heb geen honger meer.'
'Alles oké?' De man fronst zijn borstelige grijze wenkbrauwen en kijkt me aan. Ik zou bijna zeggen dat hij er oprecht ongerust uitziet.
'Natuurlijk.' Ik glimlach, maar ik ben me er meer dan van bewust dat het er allesbehalve oprecht uitziet.
'Kunnen we je hier nu weer vaker verwachten of is dit een eens in elf jaar gegeven? Ik denk dat ik binnen elf jaar namelijk al wel dood ben en ik zou nog wel eens met je willen bijpraten.'
Ik doe mijn best te blijven lachen en haal mijn schouders op. 'Misschien zie je me nog wel eens ergens anders. Ik moet er nu wel weer vandoor. Mijn nichtje is nog aan het springen.' Shit. 'Ik bedoel, iemand die ik ken is nog aan het springen.'
'We weten allemaal dat je nichtje hier springt, Cassidy. Je kan niet de beste polsstokspringster van Felsper zijn en niet bekend zijn bij de atletiekclub die je groot heeft gemaakt.'
Ik bal mijn hand tot een vuist en knijp met de andere stevig in het glazen flesje frisdrank. 'Goed dan.' Ik zet mijn nog volle flesje op de toog en sta op van mijn kruk. 'Het was fijn je nog eens te zien, maar ik moet echt gaan nu.' Ik schenk hem nog een halve lach en loop dan zonder op antwoord te wachten de kantine weer uit. Mijn flesje Fanta vergeet ik, maar ik kan het niet opbrengen om weer terug naar binnen te gaan.
Ik blijf buiten op de parking ronddwalen, met mijn zonnebril weer voor mijn ogen en mijn handen in mijn zakken, tot Olivia me komt zoeken en me zegt dat ze tweede is geworden. Maren No's atlete werd eerste. Dat zorgt er bijna voor dat ik iets wil slaan.
'Je hebt het goed gedaan, Liv. Ik ben trots op je en misschien win je volgende wedstrijd wel.'
'Blijf je voor de medailles?' Ze kijkt me onschuldig aan met haar bruine ogen en lange wimpers.
Ik schud mijn hoofd. 'Zeg maar tegen je moeder dat ze me de foto's mag doorsturen. Laat me je medaille maar zien wanneer ik je volgende keer zie.'
Ze geeft me een knuffel en drukt een kus op mijn wang. 'Ik ben ook trots op jou. Ik weet dat het moeilijk voor je is om hier te zijn en met deze mensen, ook al weet ik niet goed waarom. Ik ben trots op je, tante, heel erg trots.'
Mijn mondhoeken krullen een beetje omhoog en ik druk nog een kus op Livs voorhoofd, voor ik al wat achteruit stap richting mijn auto. 'Je bent veel te goed voor deze wereld.'
***
Het is misschien nog een beetje vroeg om dit te vragen, maar team Maren of team Cassidy?
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro