Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

1. Stokken horen niet gebruikt te worden als degens

10 september - Maren

'Stop met me te prikken!'

Ik tel tot tien. Rustig blijven, Maren. Ik werp Senne een bemoedigende glimlach toe en gebaar dat hij nog tijd heeft om nog een paar keer te proberen om zijn stok op de juiste manier vast te pakken.

Nadat ik nog een keer goedkeurend naar de jongen geknikt heb, draai ik me om naar de rest van de groep.

Ik weet nog net een zucht in te houden, wanneer ik zie dat één van de oudere meisjes een stok aan het gebruiken is alsof het een heel lange degen is. De andere kinderen rennen van haar weg wanneer ze met het ding zwaait. Ze lachen en proberen de stok uit haar handen te trekken.

Ik schraap mijn keel. Dat is genoeg om hun aandacht te krijgen.

'Wie nog wil springen moet een beetje meer respect tonen voor het materiaal. Anders mogen jullie nu meteen gaan uitlopen en hoeven jullie na vandaag ook niet meer in mijn groep te komen.'

Twee van de jongens wisselen blikken. Het kleinste meisje van de groep distantieert zichzelf van de anderen. Het meisje dat de stok vasthoudt blijft dit nog even doen tot ik mijn wenkbrauwen afwachtend naar haar optrek en ze de stok naast zich neer laat vallen.

Ik knik tevreden en richt mijn blik vervolgens weer op Senne.

Hij is de hele tijd op zijn plaats blijven staan, bij het groene potje dat de beginpositie van zijn aanloop aangeeft. Zijn lichtblonde haren wiegen mee met de wind en vliegen af en toe in zijn ogen. Hij wipt wat heen en weer op zijn tenen en wisselt de stok voortdurend van hand. Zijn blik is afwisselend op mij gericht en op de mat die een eindje verder op hem ligt te wachten.

Omdat het kinderen zijn trainen we vandaag met een elastiek in plaats van een echte lat en hij hangt nog niet eens op anderhalve meter. Voor kinderen zoals Senne, die nog maar net aan atletiek doen of die nog nooit aan polsstokspringen hebben gedaan, is anderhalve meter soms al veel te hoog. Het is zo makkelijk om dat te vergeten.

'Je kan het, Senne. Zoals we geoefend hebben in de zandbak.' Ik glimlach naar hem.

In mijn ooghoek kan ik de andere kinderen afwachtend naar de jongen zien kijken. Hoe langer hij wacht hoe minder tijd er is voor hen om nog te springen. Sommigen klappen ongeduldig in hun handen of zijn veel te luid aan het praten.

Ik werp de babbelaars een blik toe om ze te laten zwijgen. Het kan vreselijk irritant zijn om je concentratie te behouden als er mensen naast je aan het praten zijn. Dat zal Senne alleen maar meer stress bezorgen.

Wanneer het eindelijk stil is, tilt Senne zijn stok op.

Ik ga naast hem staan, controleer zijn greep en knik. De stok trilt een beetje in zijn handen, een kwestie van gewenning.

Hij blaast een paar keer voor zich uit, hupt een keer naar voor en naar achter en zet zijn aanloop dan eindelijk in. Hij is te traag voor een heel effectieve sprong en zijn stok wiegt een beetje heen en weer zonder controle tijdens het lopen, maar hij weet het ding toch met succes in de insteekbak te steken.

Hij zet zich af, springt, glijdt onder de elastiek door zonder de stok los te laten en ploft op zijn buik op de mat neer. Met een schaapachtige lach draait hij zich naar ons om. Alsof dit precies was wat hij moest doen.

'Het is een goed begin,' knik ik, om hem toch iets bemoedigends toe te kunnen spreken. Een echt talent zie ik nog niet in hem. Hij is ook nog maar elf, nog maar een pupil, al wil dat in sommige gevallen niets zeggen.

Normaal zou ik hem nu vragen of hij nog een keer opnieuw wil proberen, dit keer dan wel óver de elastiek, maar ik zie op de grote klok bij de tribune dat we nog maar een kwartier hebben en er zijn nog vijf andere kinderen die graag nog een keer zouden willen springen.

Ik laat ze één voor één aan de beurt, het meisje dat net met de stok aan het zwaaien was alsof het speelgoed is laat ik als laatste gaan. Zij is ook de enige van de vijf die net als Senne niet over de elastiek geraakt. Dat doet me toch even lachen, al zorg ik er wel voor dat niemand het ziet.

'Goed gedaan allemaal,' zeg ik, terwijl ik mijn handen in elkaar sla.

Voor ik verder kan praten word ik onderbroken door één van de meisjes, een miniem die Sara heet - denk ik. 'Mogen we nog één keer springen, alsjeblieft?' vraagt ze met een onschuldige uitdrukking. De vijf andere kinderen roepen instemmende dingen. Senne zegt dat hij er dit keer wel over zal geraken en ook het irritante meisje zegt dat ze gewoon pech had en nog eens opnieuw wil proberen.

Ik schud met mijn hoofd. 'Sorry, kiddos, binnen vijf minuten is de training gedaan en jullie moeten het materiaal nog opruimen.' Ik gebaar naar de grote groep kinderen die rond de piste aan het lopen zijn. 'De anderen zijn ook al aan het uitlopen, dus hup hup, twee rondjes en dan terugkomen om op te ruimen.'

Wanneer ze eindelijk alle zes van het veld zijn, zucht ik en laat ik mijn armen over elkaar glijden. Ik vind training geven aan kinderen wel leuk, daar niet van, maar het kan zo vermoeiend zijn.

Nadat ik gekeken heb of de kinderen wel aan het lopen zijn en niet aan het stappen, laat ik mijn blik langs de rest van het veld glijden. Er zitten nog maar een paar mensen op de tribune, de rest heeft zijn weg naar de kantine waarschijnlijk al gevonden. Een paar hordelopers zijn hun grijpbeweging nog aan het oefenen en ook de kogelstoters kan ik hun laatste worpen nog zien gooien. De verlichting is fel en de omgeving zo vertrouwd dat mijn hart er warm van wordt.

Onbewust krullen mijn mondhoeken omhoog wanneer ik mijn blik langs de stokken naast me op het gras laat glijden. Het is inmiddels al negen jaar geleden dat ik zelf nog gesprongen heb. Soms vraag ik me af of ik het nog wel kan. Misschien geraak ik zelf niet eens meer over die anderhalve meter, wat loop ik hier dan te lachen.

Ik zie Senne voorbij me passeren en zie de rest van de groep niet veel later proberen om weer naast me het gras op te komen. Lachend schud ik met mijn hoofd en gebaar ik dat ze nog een rondje moeten lopen. Twee is twee. Ze moeten niet denken dat ik niet doorheb wat ze proberen.

Terwijl zij hun laatste toer nog doen, ruim ik de potjes al op die ze gebruikt hebben voor hun aanloop en die ook, dankzij de sprongkrachtoefeningen, nog verspreid liggen over het grasveld tussen de verspringbak en de hoogspringmat in. Ik leg het stapeltje bij de stokken, die ik meteen ook weer in de bijhorende draagzak steek.

Wanneer de kinderen terug zijn, nemen ze ieder iets mee naar het opberghok, waar ze alles mooi terug op de juiste plaats leggen en er dan vandoor gaan. Ik zie ze een sprintje trekken naar de kantine en de toiletten, maar blijf zelf nog wat langer achter in het opberghok. Het is raar eigenlijk, hoe ik na negen jaar nog steeds heimwee heb naar het springen. Als ik mijn vingers langs de stokken laat glijden, langs de lat, voel ik hoe mijn hart bijna op ontploffen staat.

Als ik mijn ogen sluit, dan kan ik de adrenaline nog door mijn aders voelen razen, dan kan ik nog doen alsof ik mijn stok in de bak steek, me afzet van de grond en niet veel later door de lucht vlieg, me omdraai en in een vrije val met mijn rug op de mat beland. Dat gevoel, het geluk dat door je heen gaat wanneer je tijdens het vallen al beseft dat je over de lat bent geraakt zonder hem te laten vallen, dat is pure vrijheid, puur genot.

'Maren?'

Ik draai me om en knik. Voor mijn neus staat de voorzitter van de Halvaar Atletiek Club, Philip. Zijn dunne witte haar, dat enkel nog op de zijkanten van zijn hoofd zit, is netjes naar beneden gekamd. Zijn bruingroene ogen kijken me vriendelijk aan. Zijn gerimpelde huid lijkt in dit licht van donker perkament gemaakt te zijn.

'Er wacht iemand op je in de kantine, een nieuwe atlete die van club is veranderd. Ze zal je wel herkennen wanneer je binnenkomt. Ik zeg het maar, zodat je niet schrikt als ze je opeens aanspreekt. Ze gaat bij jou trainen vanaf maandag.'

Een nieuwe atlete? Zou het iemand zijn die ik al gezien heb op wedstrijden?

'Komt in orde. Ik moet alleen de jeugdtrainers nog even gaan inlichten over wat de kinderen bij mij gedaan hebben vandaag. Daarna heb ik tijd.' Ik sla mijn handen in elkaar. 'Nog iets?'

De man schudt met zijn hoofd. 'Dat was het. Ik denk dat ze wel een echt talentje is. Ik denk dat je blij gaat zijn met haar in je groep. Ze heeft een paar weken geleden nog het Kartens PK gewonnen en ze is blijkbaar ook bij de favorieten voor het Felspers Kampioenschap. Ze is nog maar negentien, zo oud als Cassidy Konings was toen ze tweede werd op het FK.'

Philip moet mij niet vertellen wat Cassidy Konings gedaan heeft in haar leven. Ik luister toch beleefd naar wat hij allemaal over haar te vertellen heeft, of ik doe toch braaf alsof. Hoe langer hij dit nieuwe meisje vergelijkt met die blonde, arrogante puntlading, hoe minder zin ik heb om haar te ontmoeten.

Het is waarschijnlijk niet eerlijk tegenover Cassidy dat ik nog moet kokhalzen als ik ook maar aan haar denk - ik heb haar tenslotte al elf jaar niet meer echt gesproken -, maar het maakt me eerlijk gezegd helemaal niet uit of het eerlijk is of niet.

'Ik ben benieuwd,' zeg ik nog, wanneer de voorzitter eindelijk klaar is met praten. Ik knik ter afscheid en ga daarna de jeugdtrainers zoeken.

Ik vind de twee bij een paar ouders die aan het uitleggen zijn dat hun dochter zwakke achillespezen heeft en dat ze voorzichtig aan moet doen de komende weken. Terwijl Yarne naar hen blijft luisteren, draait Elke zich naar mij toe. Ik geef een korte samenvatting van de training.

'Hanne kan inderdaad vervelend zijn. Die moet het meeste pompen bij de miniemen omdat ze te veel praat.'

Ik lach. Dat kan ik me wel voorstellen. 'Het helpt precies toch niet.'

Elke schudt met haar hoofd. 'Niet echt, maar er is altijd hoop. We gaan de groepen elke week afwisselen, dus de komende weken zit je niet meer met haar opgescheept.'

Ik steek mijn beide duimen op. 'Top. Ik ben benieuwd voor volgende week.'

De jeugdtrainer kijkt me aan met een dankbare glimlach. 'We vinden het trouwens allemaal heel lief dat je hebt aangeboden de kinderen wat training te geven. De meesten weten misschien nog niet wie je bent of het kan hen niet schelen, maar misschien zal het ooit wel veel voor hen betekenen.'

Met een kort lachje knik ik. 'Misschien is het wel beter als ze het niet doorhebben.'

We praten nog wat over de kinderen en wanneer de ouders weg zijn doet Yarne ook mee.

Tien minuten later maak ik mijn excuses en begeef ik me naar de kantine. Meteen word ik er verwelkomd door luide stemmen die door elkaar heen praten, mensen die drankjes bestellen aan de toog en kleren kopen bij de shop. Ik zou ook eens een nieuwe HAC hoodie moeten gaan kopen, maar dat kan volgende week ook nog, of de week daarna.

Terwijl ik naar de toog loop, laat ik mijn blik langs de muren glijden. Er hangt een eregalerij waar mijn hoofd een paar keer tussen staat. De foto waarop ik naast Cassidy Konings sta op de Olympische Spelen staat mooi in het midden. Het Felspers Olympisch polsstokduo, liefde op het eerste zicht. We lachen allebei en voor iedereen behalve wij twee zou de afstand tussen ons in waarschijnlijk niets betekenen. Cassidy met de zilveren medaille rond haar nek. Samen houden we de Felsperse driekleur boven onze hoofden open.

Ik trek mijn blik los. Het is het niet waard.

'Maren! Wat wil je drinken?' vraagt de ietwat norse oude vrouw die hier meestal achter de toog staat. Ik kan me haar naam niet meer herinneren, maar ik zou haar ronde brilletje, dofgrijze haren en standaard naar beneden hangende mondhoeken overal herkennen.

Ik bestel warme chocomelk.

De twee minuten waarin ik op mijn drankje moet wachten, kijk ik de kantine rond. Ik zie Senne bij zijn oudere zus en nog een paar andere kinderen aan tafel zitten, druk tikkend op zijn tablet. Elke en Yarne zijn ondertussen ook binnengekomen en hebben plaatsgenomen bij een groepje andere trainers. De voorzitter staat iets verder bij de toog met wat andere bestuursleden te praten.

'Maren?'

Ik draai me om naar de nieuwe stem en glimlach wanneer ik een jonge vrouw voor me zie staan. Ze heeft lichtbruine haren, die ze in een dot gedraaid heeft, en een neutrale, bleke, blanke huid. 'De nieuwe atleet?'

Ze knikt. 'Ik ben Lore. Ik ben net verhuisd naar hier ergens in de buurt, dus leek het me makkelijker dat ik ook naar een club zou gaan die dichterbij is. Sanvoort was misschien de betere optie geweest omdat ik daar studeer, maar ik wilde graag bij jouw trainen dus dan maar Halvaar.'

Mijn mok met chocomelk wordt gebracht en ik roer er wat doorheen. Daarna pak ik het speculaasje van het schoteltje en doe ik de verpakking open, zodat ik het koekje in mijn chocolademelk kan doppen.

'Je bent meer dan welkom,' glimlach ik ondertussen. Ik vraag me af of ze wel naar Sanvoort zou zijn gegaan als Cassidy daar training had gegeven. Verdorie. Moest Philip echt over haar beginnen?

'Kan je misschien eens op mail zetten wat je persoonlijk record is, wedstrijdrecords en -winsten, prestaties, dat soort dingen? Dan heb ik meteen je gegevens voor de opvolging van je training.'

Het meisje knikt. 'Komt in orde. Die vriendelijke man, ik denk de voorzitter, heeft me je e-mailadres gegeven, dus ik zal het zo snel mogelijk naar je doorsturen!' Ze verplaatst haar jas van haar ene arm naar haar andere.

We bespreken de dagen waarop ik met de andere senioren train en wat zo'n beetje de routine is die we meestal aanhouden. Wanneer we klaar zijn met de belangrijke details, lijkt ze te aarzelen om me nog iets te vragen. Uiteindelijk glimlacht ze enkel en trekt ze haar jas weer aan.

'Goed, dank je wel dat je me erbij wil hebben.'

Ik knik en nip wat van mijn chocomelk. 'Geen probleem. Ik verwacht je maandag om kwart voor zes.'

Lore steekt een duim op, zwaait en verlaat te kantine. Ze lijkt me wel een lief meisje, totaal niet zoals... Ik kreun binnensmonds. Op deze manier komt het nooit goed.

De rest van de avond spendeer ik bij de andere trainers, al pratend over en denkend aan alles behalve Cassidy Konings, zoals het ook hoort.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro