Hoofdstuk 7: Vechtprinses
Waarin ik Kenji verras en Kenji mij geruststelt
Ik zat bij het meertje en stuurde het water de leren waterzak in. Het was warm en zwoel. Bij het meertje kwaakten kikkers en insecten zoemden tussen het riet en boven het wateroppervlak. Het water van het diepe, stille meertje was gevlekt met zonlicht en schaduw.
We waren hier nu al een dag of twee. Je kon merken dat we dichter bij het moeras kwamen: de grond werd drassiger, de lucht zwaarder en de insecten talrijker.
Ik schroefde de dop op de zak en pakte de volgende. Voordat het water in de zak kon, moest ik het eerst zuiveren, want het water was ontzettend modderig, waardoor het meertje ook een fluwelig diepbruin was. Zwemmen kon, maar je zag geen hand voor ogen.
Ik trok het water omhoog en focuste me op de energie. Het water gloeide even op en alle modderdeeltjes vielen eruit.
We waren bijna bij het moeras! Ik voelde een vreemd soort anticipatie. Het was hier prachtig, en in het moeras zou het alleen maar mooier en vreemder en nieuwer en spannender worden.
Langzaam leidde ik het gezuiverde water de zak in en schroefde ook die dop erop. Het water moest ontzettend vaak ververst worden. Door de warmte smaakt het na een paar uur al naar leer en zand.
Ik schrok op toen ik Kenji's zachte voetstappen hoorde. Hij veegde zijn haar uit zijn ogen en kwam met een zucht naast me zitten in het lange gras. "Hey, Cass."
Ik blies een gouden pluk haar weg die voor mijn neus hing en veegde het zweet van mijn voorhoofd. "Hoi Kenji. Wat is het warm vandaag, hè."
Kenji knikte bedachtzaam. Hij leunde achterover op het gras en staarde naar de kleine schaatsenrijders die met hun dunne poten over het water scheerden. Ik had geen zin om te praten. Dit was het soort weer waarbij je achterover wilde liggen en naar de lucht wilde staren. Met tegenzin ging ik verder met het vullen van mijn waterzakken, af en toe mijn handen in het koele water dippend.
Kenji kwam overeind op een elleboog en keek hoe ik grote bellen water door de opening van de zak liet glijden. Hij schraapte zijn keel. "Eigenlijk kwam ik hier omdat ik een ideetje had."
Hij haalde diep adem en rolde om naar zijn buik, mij nieuwsgierig aankijkend. "Ik kan namelijk boksen en het leek me leuk om jou wat te leren."
Een glimlachje verscheen in mijn mondhoek. Dat was schattig. Hij zag me als het hulpeloze prinsesje, dacht dat ik wel wat zelfverdediging kon gebruiken. Toch werd mijn hart warm doordat hij de moeite wilde doen.
Bovendien had ik nog nooit bokslessen gehad. Mijn armen waren een pathetisch wapen in vergelijking met mijn benen.
En als laatste... Een beetje extra tijd met hem besteden vond ik helemaal niet erg. Vooral niet als hij ging opdrukken.
Ik keek hem bemoedigend aan. "Ja, leuk!" Mijn hart maakte een sprongetje. Ik schroefde de laatste dop op de waterzak en gooide hem bij de anderen. "Nu?"
Kenji grinnikte. "In deze hitte?"
"We kunnen de schaduw opzoeken." Ik streek mijn haar naar achteren en kwam soepel overeind. "Eerst breng ik deze even terug." Ik pakte twee waterzakken en zwaaide ze over mijn schouder, even uit balans door het gewicht.
Kenji sprong ook lachend overeind. "Nee, laat mij maar! Kom maar." Hij pakte de zakken van me over en zwaaide ze over zijn brede schouders. "Ik ben groter. Kom, geef die anderen ook maar aan."
Ik liet hem een beetje beduusd zijn gang gaan. Hij streek zijn donkere haar uit zijn ogen en begon terug te lopen. Ik volgde hem, mijn blauwe schoentjes wegzakkend in de modder. Ze waren al helemaal doorweekt, maar ik vond het niet erg. Het was verkoelend.
Zompend liepen we naar het kamp. De drie tenten, inclusief die van Kenji, stonden verborgen in een rietplek, zo ver mogelijk van de waterkant af. Kenji's tent was een groene. Samen met de gele en de rode tent was het een bont geheel.
Ik huppelde licht achter Kenji het kamp binnen. Kyo lag op zijn buik in het gras uitgestrekt te slapen. Tess zat dichtbij hem, leunend op zijn benen, chocoladekleurige ogen loom op de grond gericht terwijl ze Spike over zijn glanzende rug aaide. Ze keek op toen we binnen kwamen. "Hey!"
Ik zag Yoru nergens en Fu en Storm ook niet.
Ik voelde me ergens opgelucht. Ik haatte mezelf om die ruzie van een tijdje geleden. Ik had het zo ongemakkelijk gemaakt tussen ons!
Nu keek ze me amper aan. Maar zij was zo gemeen tegen Kenji. Vanaf het begin had ze hem al afgeschreven.
"Kijk Tess en Kyo nou," fluisterde Kenji in mijn oor. "Ik zou durven zweren dat die twee iets worden."
Ik lachte als een boer met kiespijn naar hem. Ik dacht niet dat Tess Kyo leuk vond... Toch? Zou me dat iets uit moeten maken? Ze waren gewoon goede vrienden.
"Hmm?" Tess keek op naar Kenji. "Zei je iets?"
Kenji's ogen stonden geamuseerd. "Nee, niets. Kom, Cass."
Ik glimlachte naar hem. Kenji legde de waterzakken in de schaduw van de tenten. Tess knipoogde naar me toen Kenji niet keek en maakte suggestief kusmondjes. Ik rolde met mijn ogen en keek de andere kant op.
Kenji kwam weer overeind en zijn gezicht lichtte nietsvermoedend op. "Tess, ik ga Cass leren vechten. Leuk hè?"
"Vechten?" Tess wenkbrauwen rezen steeds verder omhoog langs haar voorhoofd. "Dat is heel lief van je, maar..."
Ik schudde minuscuul mijn hoofd naar haar. Ze barstte ineens in een verschrikkelijke hoestbui uit. "Uhm, ja," piepte ze tussen een kuch door. "Goed idee!"
Kenji knikte kort naar Tess en pakte toen gauw mijn arm. "Volgens mij is dat wel een goede plek." Hij wees naar een bosje wilgenbomen, een eindje van het kamp. Ik knikte langzaam en volgde hem.
De grond was hier steviger. De schaduw had de lucht koel gehouden gedurende de dag. Kenji trok zijn blauwe tuniek glad en ging rechter staan. "Waar zal ik beginnen?"
Ik haalde mijn schouders op en gooide mijn haar over één schouder zodat het uit de weg was. "Ik heb geen idee. Beslis jij maar, ik kan niet boksen." Ik keek hem onschuldig aan.
Zijn stalen ogen keken even weg en toen weer naar mij. "Weet je hoe je moet blokken?"
"Ja, ik denk het wel." Ik hief mijn armen op in een verdedigende positie. Zo beschermden ze mijn middenrif en kin.
Kenji glimlachte. "Goed zo." Hij zette een stapje dichterbij en de koele vingers sloten zich om mijn polsen. "Ietsje hoger."
Een schok ging door me heen. Ik probeerde mijn hart te kalmeren, dat uit mijn borst wilde springen. De elektriciteit suisde door me heen, maakte dat ik dingen wilde doen waar ik later spijt van zou krijgen. Zoals hem nu kussen.
Mijn hele lichaam trilde mee met mijn verlangen.
Maar ik bleef kalm. De spirits zij dank voor mijn zelfcontrole. Ik bloosde niet. Ik keek hem aan en trok mijn polsen langzaam een beetje omhoog. Hij liet niet los. Ik trok me niet los. We keken elkaar aan.
"Zo goed?" zei ik zachtjes.
Hij haalde scherp adem, leek ineens weer in het nu te komen. Zijn handen openden zich. "Ja. Perfect."
Hij kuchte even en hief toen ook zijn eigen vuisten op. "Ik ga je zo aanvallen. Dan wil ik dat je niet schrikt, me blokt of ontwijkt en iets terugdoet. Het maakt niet uit wat. Het hoeft niet spectaculair te zijn. Gewoon iets, gewoon zo snel mogelijk reageren."
Ik knikte. "Ik ben er klaar voor."
"Oké." Hij sprong een paar keer heen en weer, leek te analyseren waar ik het zwakst was. Ik voelde me opgejaagd onder zijn priemende blik. Ineens haalde hij uit.
Ik dook weg en mijn lichaam vloog om en ineens was mijn voet maar een paar centimeter van zijn hoofd. Zijn armen waren nog net ertussen gegooid. Hij keek me met grote ogen aan. "Bij Tui!"
Tui. De oceaanspirit. Wat was het lang sinds ik iemand dat had horen zeggen! Een korte flits van heimwee schoot door me heen.
"Dat was niet normaal!" Kenji liet zijn armen zakken en ik liet mijn been zakken. "Hoe deed je dat? Heb je eerder aan vechtsport gedaan?"
"Ja." Ik kon mijn zelfvoldaanheid niet helemaal verbergen en mijn mondhoeken krulden naar boven. "Sinds mijn zesde al. Taekwondo, karate."
Ik zag zijn ongelovige blik. "Als prinses?"
"Dat was één argument dat ik van ze heb gewonnen. Een meisje moet zichzelf toch kunnen verdedigen?"
"Nou, in de Waternatie denken ze daar niet helemaal hetzelfde over," zei Kenji, één wenkbrauw opgetrokken. "Maar... gefeliciteerd dat je je seksistische vader en moeder hebt overgehaald. Respect." Hij legde zijn hand plechtig op zijn hart en bekeek me toen even in stilte. "Waarschijnlijk heeft jou leren boksen niet heel veel zin, of wel?"
Een lach brak door op mijn gezicht. "Niet echt. Sorry, ik wilde gewoon die verbaasde blik op je gezicht zien. Niet boos zijn!" Ik giechelde toen hij uithaalde.
"Ik pak je nog wel." Kenji sloeg zijn armen over elkaar. "Maar niet nu. Deze temperaturen zijn moordend."
Hij plofte neer op een heuveltje en klopte op de plek naast hem. Zijn karamelkleurige huid leek zelfs in de schaduw te gloeien. "Kom zitten. Waar was Yoru eigenlijk? Ik heb het idee dat ze me haat."
"Mij ook." Ik staarde naar mijn voeten in het lange gras.
Kenji leek een beetje op te schrikken. "Doordat je met mij omgaat?"
"Nee. Ja. Deels. Het is niet jouw schuld." Ik vlocht mijn vingers in elkaar. "Yoru en ik... We hadden een ruzie, toen we naar de stad gingen. Yoru vertrouwt je niet, maar ze kan me niet duidelijk uitleggen waarom. Ik begrijp het niet. Yoru is altijd zo wantrouwig, tegenover iedereen." Mijn keel voelde dik aan. "Kan ze niet één keer vertrouwen? En nu haat ze mij ook, en alles, onze hele vriendschap, is weg!"
Ineens laaide mijn woede weer op. Het gevoel verraden te zijn. Ze vertrouwde mijn oordeel nog steeds niet. Ze was nog steeds niet dankbaar, na alles wat ik voor haar had gedaan. Ze duwde nog steeds iedereen weg, omdat ze bang was. Bang!
En het was ook mijn schuld. Ik had op dat moment alles geschreeuwd waarvan ik wist dat het haar zou raken. Dingen die ze mij had toevertrouwd, alles wat zij aan mij had laten zien, had ik tegen haar gebruikt. Ik had woorden geschreeuwd die misschien nog dagen in haar hoofd zouden nagalmen.
Ik praat liever met mensen die niet verdrinken in zelfmedelijden.
We weten allemaal dat je moeite hebt om te vertrouwen.
Je haalt je alleen maar haat op de hals door zo koppig te doen.
Misschien zou het helpen als jij in ieder geval je best deed om aardig te lijken.
Kijk nou naar jezelf! Je hebt alle controle verloren!
Dit waren woorden, zorgvuldig uitgekozen om te snijden als een mes. Gericht op haar hart. Woorden die kwamen uit haat en woede.
Woorden die waren gekozen om haar zoveel mogelijk pijn te bezorgen. Om haar te overspoelen met schuldgevoel.
Dat was mijn innerlijke IJsprinses.
Om een of andere reden was ik te moe om erom te geven. Ik had dat argument gewonnen. Soort van. Ik had gelijk, toch? Nu moest ik het gewoon goed maken met haar.
Kenji's zilveren ogen keken me onderzoekend aan. "Cass? Laat Yoru maar stikken in haar eigen wantrouwen en haat, oké? Er zijn ook mensen die wel om je geven en het beste met je voorhebben. Die inzien hoe waardevol je bent."
Zag Yoru niet in dat ik waardevol was? Dat vond ik alleen maar erger. Al die moeite die ik erin had gestopt, alleen maar zodat ik haar vriendin kon worden. Het was allemaal voor niets geweest. Ik had Yoru er niet echt mee geholpen en nu had ze haar rug naar mij toegekeerd.
Ik kromp ineen, trok mijn schouders op. Ineens lag Kenji's hand op mijn schouder. Hij kneep in mijn spieren, zijn duim zacht heen en weer glijdend. Ik keek op en liet trillend mijn adem ontsnappen. "Ik dacht echt dat ze mijn vriendin was."
Hij klemde zijn kaken op elkaar. "Ze is niet meer je vriendin. Ze heeft je pijn gedaan. Kom... Kom hier..." Hij trok me tegen hem aan. Ik liet me tegen hem aan zakken, haalde diep adem. Hij rook naar de zee. Ik wilde huilen, maar er kwam niets. Alleen maar droge schokken. Zijn armen duwden me een beetje overeind. Drukten me tegen zijn borst.
"Laat haar los," suste hij. "Het komt goed. Laat je niet kwetsen. Laat haar gaan."
Ja, misschien was dat het beste. Als ik haar liet gaan kon ze me ook niet meer teleurstellen. Stopte ik geen energie in een persoon die zich elk moment tegen me zou keren. Ik verstilde, staarde naar de gladde donkerblauwe stof van zijn tuniek. Zijde, misschien. Waar had hij zulke dure stof weten te verdienen? Misschien van het geld dat hij had verdiend in de Luchtnatie.
De omhelzing begon ongemakkelijk te worden. Ik wilde meer.
Langzaam kwam ik overeind. Ik ging staan met mijn handen rustend op zijn schouders. Tegen de gladde warme huid van zijn nek. Ik hoopte dat mijn aanraking zou blijven hangen op zijn schouders, dat hij nog even mijn zachte vingers op zijn huid zou voelen. Ik trok teder mijn hand weg en fluisterde: "Dankjewel."
Hij zei niets maar glimlachte. Ik draaide me om en begon terug te lopen, naar het kamp.
Ondanks de hitte had ik het koud en waren mijn vingers wit. Vanaf nu bestond Yoru niet meer voor me. Vanaf nu was ze gewoon één uit duizenden.
Ze was mijn pijn niet waard.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro