Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 37: De oversteek, deel 2

Het einde

Ik struikelde bijna naar achteren toen ik het gezicht herkende. "O mijn god, het is Yang!"

Vergezeld door drie bulkige paarse mantels beende hij naar onze boot, mensen opzij duwend en ellebogend. Aan de andere kant van de kade zag ik Shu aankomen, door de menigte glijdend als een slang door het water. Lee rende erachteraan, dikke beentjes trommelend op de grond, links en rechts iedereen opzij botsend. Het zou grappig zijn geweest als ik niet had geweten welk menshatende monster zich verschool in het jolige uiterlijk.

Ik draaide me om naar Kyo, paniek in mijn ogen.

"Nee... Nee, nee nee." Kyo schudde zijn hoofd, ogen vol ongeloof, en balde toen zijn vuisten. Hij draaide zich om en greep Storm bij zijn pols. "Storm, je weet wat we gaan doen."

De urgentie in zijn stem was niet te missen.
Een wederzijds begrip werd uitgewisseld in hun blikken. Kyo sprintte naar de mast en sleepte een dik touw los uit een knoop. Met een korte ruk tuimelde het zeil naar beneden, zich uitstrekkend en langzaam opbollend in de wind. Kyo begon allemaal vreemde touwen vast te knopen, rondrennend op het dek als een geagiteerde kip. Storm hielp hem aan de andere kant.

De mensen op de boot keken verbaasd om. Een geroezemoes rees. Wie waren die mannen die zich een weg naar de boot baanden, en waarom begonnen die vreemde jongens juist extra snel het zeil te hijsen?

Maar er was geen tijd voor uitleg. Er was nergens tijd voor. Met trillende handen keek ik weer om naar Yang, Shu en Lee. Ze waren al bijna bij de loopplank, de laatste mensen met beledigde schreeuwen wegduwend.

Tess greep mijn arm vast en kneep erin. Haar vingers groeven zich in mijn vlees, maar ik vond het niet erg. Ik kon mijn ogen niet lostrekken van Yangs opbollende gewaad en zijn golvende zwarte haren.

Plotseling kwam het dek onder onze voeten tot leven. Met een schok schoot de boot vooruit. Mensen slaakten kreten en grepen de reling vast terwijl de boot vooruit stevende, weg van de kade. De loopplank maakte een krakend geluid, gleed over de rand en plensde het water in. De laatste route naar onze boot was verwijderd.

Lee schreeuwde. Shu bleef woedend staan, borstkas snel op en neer gaand en ogen wild. Alleen Yang was kalm, een berekenende kalmte, de stilte voor de storm. Zijn lange donkere haar wuifde op en neer in de zeewind. Hij stond heel stil, keek ons na met ogen van obsidiaan.

Toen draaide hij zich om, greep Shu en Lee bij de arm en liep met grote stappen weg.

Ik zou wel kunnen huilen. Ik zakte tegen de leuning aan, knieën knikkend. Tess blies haar adem uit en begon hysterisch te lachen. "Alle apen op een stokje, dat was net op tijd!"

Yoru knikte bleekjes. Ze stond nog steeds geparalyseerd bij de reling, starend naar de kade die in de verte verdween.

"Geen dank hoor." Kyo slenterde op ons af en pakte mijn hand. "We hebben echt niet jullie leven gered of zo." Een grijns flitste over zijn gezicht.

"Dankjewel, Kyo!" Storm keek hem liefjes aan. "Oh, en dankjewel Storm!" Hij klopte zichzelf op de schouder.

"Dankjewel Kyo en Storm!" riep Tess snel uit.

Yoru zei niets. Haar knokkels waren wit omdat ze zo stevig de leuning vastgreep. Haar ogen gefixeerd op de kade, alsof ze niet kon geloven dat het over was.

Kleine druppeltjes water spetterden tegen mijn voeten. Het schip begon vaart te maken, als een log dier dat op gang moest komen.

Er klonk gepraat om ons heen. De menigte mensen begon zich langzaam naar het onderdek te begeven, aangestuurd door mensen in groene uniformen. Eén van de jongens stapte op ons af. Hij kon niet ouder zijn dan zeventien, achttien, maar keek ons met een vorsende blik aan. Zijn frons bleef liggen op Kyo en Storm. "Waarom hebben jullie de zeilen gehesen? Dat is de taak van het personeel."

"We dachten, laten we jullie even helpen," grapte Storm. Hij zag de scherpe blik van de jongeman en beet zijn tong. "Sorry. Eigenlijk..."

"Had het iets te maken met de drie mannen die moeilijk deden op de kade?" De jongeman priemde een vinger in Storms borst. "Die specifiek schreeuwden dat het schip moest stoppen?"

"Een beetje," gaf Storm toe. Gelukkig viel Tess hem in de reden en keek knipperend op naar de jongeman, haar puppy-ogen inzettend. "Die gemene mannen zitten al de hele tijd achter ons aan, ik weet niet waarom. Ze willen ons gevangen nemen."

Ik wist niet zeker of dat een heel goede leugen was. "Waarom?" bromde de jongeman achterdochtig.

"Omdat... ze slavenhandelaars zijn," gooide ik erbij. Ik wist de blik van de jongeman vast te houden, beheerst en volwassen. Ernst sprak uit mijn ogen... tenminste, dat hoopte ik. "En wij zijn ontsnapt."

"Dus daarom zien jullie er zo schamel uit," constateerde de man gevat.

Kyo richtte zich koeltjes op. "Je moet mensen niet beoordelen op hun uiterlijk." Uitdagend keek hij de jongeman aan, die zuchtend zijn hoofd schudde. "Ik zeg toch niet dat jullie lelijk zijn?"

"Nee, maar beter ook." Tess keek naar hem op, amuse glitterend in haar ogen. "Dan zou je het namelijk fout hebben." Ze nam een pose aan, grote grijns op het gezicht. "Geef toe, we zijn zeker niet lelijk."

Ik zag dat ze het niet meende en het leuk vond om met de jongen te sollen. Hij was best knap, als je het zo bekeek, maar Tess had vaak niet eens door of ze aan het flirten was; die zei letterlijk gewoon alles wat in haar opkwam.

Het gezicht van de man leek toe te geven. "Nee, je bent niet lelijk." Zijn lippen krulden om. "Maar ik zou toch voor die gaan."

Hij wees naar Storm, wiens goudbruine ogen groot werden. "Mij?"

"Hoe dan ook." De jongen richtte zich op en boog. "Mijn excuses voor het ongemak. We wensen jullie nog een fijne reis toe." Zijn donkere ogen glinsterden. Hij draaide zich om en liep kalm één van de huisjes in, de deur dichttrekkend.

Storm keek hem fronsend na, een ietwat gevleide blik op zijn gezicht en een glimlach op zijn lippen. "Hm."

Ik beet furieus op mijn onderlip om niet in gegiechel uit te barsten. Kyo wisselde een blik met mij en wiebelde suggestief met zijn wenkbrauwen, wat absoluut niet hielp. Ik beet een snurkend geluid terug en probeerde diep adem te halen.

Tess staarde met open mond naar Storm. Ik schopte ongemerkt haar enkel en ze schoot uit haar trance. "Cass!"

Mijn ogen zeiden alles. Doe. Normaal. Het is overduidelijk dat je jaloers bent!

Tess wilde iets terugsnauwen, maar een zucht van Fu verbrak de stilte.

"Nee hè," fluisterde hij.

Hij wees naar de horizon, waar een slanke, blauwe Waternatieboot verscheen. En ik kon wel raden wie daar inzaten.

Yang, Shu en Lee.

Mijn hart zakte me in de schoenen. De boot was een naujaq, een zeemeeuw, de snelste boot ter wereld. Slank en rank, gemaakt voor snelheid, licht en dansend over de golven. We hadden geen kans met onze logge brede veerpont. Naar mijn schatting zou de naujaq met Yang, Shu en Lee ons in een paar minuten ingehaald hebben.

"Oh nee," fluisterde Yoru. Ze keek om naar Fu, die met een emotieloze uitdrukking de naderende boot bestudeerde. Hij reageerde niet, maar zijn smalle schouders zaten hoog, zijn angst verradend.

Ik kneep mijn ogen samen en haalde diep adem. Wat konden we doen? Ik was niet krachtig genoeg om hele boten tegen te kunnen houden met het water.

Kyo slaakte een moedeloze zucht. "We zullen moeten gaan vechten. Het was ook te goed om waar te zijn."

"Kunnen jij en ik niet gewoon extra wind in onze zeilen blazen?" Storms mondhoeken trilden nerveus. "Zodat we sneller gaan?"

"Het gaat jullie niet lukken om de naujaq voor te blijven," zei ik kalm. "Ze halen ons op een gegeven moment toch in. We kunnen niet aan ze ontsnappen."

"Dan doen we dat niet," zei Yoru zacht. Ze richtte haar hoofd op, ogen brandend met het overlevingsvuur wat zo lang verscholen had gezeten. En... misschien een heel klein beetje haat.

Was ze blij met de kans om Shu pijn te doen?

Waarom was ik niet blij? Waarom was ik verdomme zo bang voor Yang?

Misschien omdat hij onvoorspelbaar was. Ik zag zijn uitbarstingen bijna nooit aankomen. Soms, om geen duidelijke reden, was hij woest geworden. Meestal op Nian of Yuuga, en niet op mij.

Als Yang boos was dan kon niets hem kalmeren. Dan maakte hij alles kapot in zijn omgeving totdat je als een smekend hoopje op de grond lag, biddend om genade. Hij was zelden kwaad op mij, het favorietje, maar als hij schreeuwde naar Yuuga of Nian deed het evenveel pijn, door de machteloosheid soms zelfs meer.

Nian was de eerste om toe te geven en te verkruimelen onder zijn geweld. Ik was de eerste om hem bij de arm te grijpen en te kalmeren, met woorden, duizenden woorden, een vloed aan excuses en redeneringen en gemaakt begrip. Terwijl mijn hart bonkte en de kamer leek te zwaaien, en Yuuga huilde en alle lakeien in onze omgeving aan zijn voeten kropen. En ik praatte, en praatte.

Soms hielp het. Soms niet. Meestal hield ik stand, maar hoe vaker het was gebeurd, hoe meer de angst omhoog was gekropen. Hoe meer ik mijn grip verloor over mezelf en de situatie. Hoe meer ik achteruit deinsde voor zijn woede, wetend dat ik geen enkele macht over hem had.

Ik kon hem niet stoppen, ik kon hem niet kalmeren. Hij overdonderde me altijd, fysiek en mentaal.

En het maakte me bang.

De driehoekige zeilen van de naujaq stonden bol. Hij was nu zo dichtbij dat ik bijna de gedetailleerde versieringen op de boeg en de zijkanten kon zien. Schelpen, elegante krullen, symbolen, manen en dierentotems.

Ik draaide me om en zag dat Kyo weg was gegaan en druk praatte met de stuurman. "Het komt allemaal goed," hoorde ik meerdere keren, en het leek alsof mijn hele lichaam van lood was. Kwam het goed? Ik wist het niet.

Ik schudde mijn hoofd. Waar zat ik met mijn gedachten? Angst en pessimisme versloomde me alleen maar. Ik moest het veranderen in moed. Ik sloot even mijn ogen en voelde naar al het water om me heen. We waren op zee! Dit was mijn plek. Ik moest van dit gevecht genieten.

Ik keek opzij naar mijn zusjes. Tess' lippen waren een dunne lijn en haar scherpe ogen versmald. Yoru's schouders waren naar achteren getrokken. Ze hield een vale ketting in haar hand, een touwtje van verweerd leer waar een diepgroene steen aan bungelde.

Ik had hem weleens eerder gezien. Het moest het enige aan aarde zijn wat zich op de houten boot bevond. Yoru had niet veel; deze ketting was het enige wat ze kon sturen.

Toch keek ze het gevaar recht in zijn gezicht aan.

De naujaq maakte een bocht en naderde ons, mikkend op de flank van het schip. Leunend op de reling zag ik vele mannen in paarse mantels, zilveren pijlen in kokers op hun rug. In het midden stonden Yang, Shu en Lee, een grimmige uitdrukking op hun gezicht.

Ik hield mijn uitdrukking neutraal. Adrenaline deed mijn spieren trillen. Ik leidde een bol water omhoog uit de zee en verdrukte het holle gevoel in mijn buik. Yangs ogen vestigden zich op mij, pinden me naar beneden.

Snelle voetstappen; Kyo kwam naast me staan. "Alle mensen zijn van het dek," fluisterde hij. "Ze zijn veilig."

Ik knikte gespannen. Ik bleef Yang aankijken, proberend indruk te maken op die harde zwarte ogen, maar ze waren ondoordringbaar.

Op het laatste moment herinnerde ik mijn mantel. Ik schudde hem van mijn schouders af en hij verschrompelde in een hoopje zwart.

We stonden met zijn allen bij de reling, elementen in de aanslag. Alleen Fu, de niet-stuurder, keek van een afstandje toe met een bezorgde uitdrukking. Mijn water trilde met elke ademhaling. Langzaam, heel langzaam, gleed de naujaq naast ons schip.

Toen klonk er een enorme oorlogskreet en schoten de paarse mantels tientallen fluitende pijlen af. Ze landden in het hout van de boot en haakten zich vast. Lange touwen zaten vastgeknoopt aan de schachten en werden strakgetrokken terwijl de soldaten onze boot naar zich toetrokken.

Ik kwam met een schok uit mijn stilstand en schoot naar voren. Mijn water flitste in de zon terwijl ik touwen begon door te halen. Een pijl zoefde onder mijn arm door, een andere ving ik recht voor mijn borstkas op met een ijsschild. Ik zwaaide het ijsschild omhoog en hakte in de zwaai weer door drie touwen. Zwarte vlekken dansten voor mijn ogen.

Er klonk een luide kraak toen de kleinere naujaq tegen de flank van onze boot botste en een schokgolf smeet me uit balans. Ik tuimelde naar achteren en maakte een koprol, uit puur geluk nog een pijl ontwijkend.

Tess kwam hijgend naast me omhoog. Vuur flakkerde achter haar ogen en haar adem ging snel. Ze sprong naar voren, vlammen brullend in haar vuisten, maar het was al te laat.

Golven soldaten stroomden de boot binnen. Tess werd omver gelopen. Ik uitte een schreeuw en dook op haar af, maar de opening werd gevuld door soldaten met wapperende purperen mantels. Een kille woede brandde in mijn borst, likte als koude vlammen aan mijn ingewanden. Ik sleepte water uit de zee en begon het furieus op de soldaten af te smijten.

De momenten daarna waren chaos. Een wirwar van duiken, springen, uithalen, ontwijken, blokken. Ik liet me niet verrassen deze keer: de soldaten waren stuk voor stuk waterstuurders.
Ze waren beter getraind dan ik, hun bewegingen vloeiender en geoefender.

Maar mijn connectie met het water ging die van hen allemaal te boven, en ik maakte er gebruik van. Het volgde mijn emoties, zoemde met mijn woede en angst, smeet soldaten overboord, bevroor lichamen, beet in ledematen, striemde op hun huid en sneed door hun pijlen.

Het was alsof ik hyperbewust was van mijn omgeving. Als ik voelde dat er iemand achter me stond was mijn water er eerder dan mijn gedachten om de soldaat omver te smijten en vast te vriezen aan het dek.

Iets nieuws. Iets onverwachts. Ik kneep mijn ogen samen en glimlachte toen er een idee opkwam in mijn gedachten.

Vloeiend trok ik een grote golf het dek op, de ondergrond bedekkend met enkelhoog water. In de hoek van het schip zag ik Kyo en Tess zij aan zij vechten, een wijde kring van angstige soldaten om hen heen. Storm was in de touwen geklommen en vuurde gecoördineerde luchtstoten af die soldaten uit het niets raakten. Shu, Yang en Lee waren verdwenen in de menigte, en Yoru en Fu zag ik ook nergens.

Zenuwen begonnen zich te roeren in mijn maag, maar ik schudde het af. Ik kon de concentratie niet verliezen.

Met een knikje van mijn pols bevroor het water tot een harde laag. Geschokte kreten klonken van de soldaten, die hun voeten los probeerden te rukken. Het was een ontzettend komisch gezicht.

De slimsten smolten het ijs om hun voeten en renden op me af. Met een elegante zwiep gleden ze uit over het spiegelgladde ijs en klapten neer op hun rug. Bijna achteloos trok ik een nieuwe golf uit de zee en bevroor mijn portie soldaten. Daar lagen ze, onder een dekentje van ijs dat een stuk steviger was dan het eruitzag. Standbeelden van ijs. Nou ja, ligbeelden in dit geval.

Ik giechelde hardop als een kind dat een spelletje pai sho had gewonnen.

"Cassandra!" De harde stem deed me opschrikken en sloeg in één klap alle vreugde en lichtheid uit mijn lichaam.

Yang. Daar was hij gebleven.

Hij schreed met grote stappen over het ijs, geen enkele keer zijn balans verliezend en hooghartig over de bevroren soldaten stappend. Zijn zwarte ogen waren giftig. Dit waren zijn soldaten die ik daar zo moeiteloos had uitgeschakeld.

Ik moest mezelf dwingen om niet achteruit te stappen. Haastig scanden mijn ogen zijn lange gelaagde gewaad naar een spiritwapen, zoals dat vreselijke zwaard wat ik en Yoru de vorige keer hadden gebroken. Ik wist niet hoe vervangbaar spiritwapens waren, maar ik gokte dat ze zeker niet eenvoudig om te maken waren.

Gelukkig was mijn gok juist. Tot mijn opluchting had Yang nog geen vervanging voor zijn vorige zwaard en zijn riem was leeg. Het gaf me de moed om te blijven staan en mijn kin op te tillen. Zonder spiritwapen was hij niets... toch? Ik was niet bang voor hem alleen, niet meer.

Yang stapte direct mijn persoonlijke bubbel in en greep de kraag van mijn tuniek. In een reflex probeerde ik me los te rukken. Zijn hooghartige gezicht was veel te dichtbij en ik rook de sake-adem, de ranzige stank maakte me bijna misselijk. De randen van de tuniek sneden in mijn huid terwijl ik overdonderd spartelde. Dus het was meteen oorlog? Geen overleg, geen onderhandeling?

Met een grauw haalde ik uit met mijn knie, recht in zijn kroonjuwelen. Yangs ogen werden groot en hij kermde het uit. Alle kracht vloeide weg uit zijn armen. Ik sprong vlug naar achteren terwijl hij achteruit struikelde. Ik sloot al mijn gevoelens en eer weg en zocht naar de woede, de felle woede naar alles wat hij mij en Yuuga had aangedaan.

Een dubbele rondwaartse dreef hem naar achteren. Mijn schenen deden pijn van de impact, van alle kracht die ik in de beweging stopte. Yang stond nu met zijn rug tegen de muur van één van de huisjes. Ik ramde mijn handen tegen zijn schouders en drukte hem tegen het hout. De zwarte ogen weigerden iets van emotie te tonen terwijl hij op me neerkeek.

Ik vroeg me af of hij wel moeite deed.

Impulsief smeet ik een arm tegen zijn keel en drukte hem naar achteren. Yang rochelde, zijn ogen uitpuilend. Nu zag ik iets in zijn ogen. Was het angst? Woede? Voldoening pompte door me heen. Eindelijk controle.

Om me heen voelde ik dat de paarse mantels een stap naar voren zetten, geschokt door mijn agressie. Ik keek om, mijn onderarm nog steeds stevig op Yangs nek gedrukt. De pezen waren gespannen als ijzeren kabels, bogen door onder mijn grip.

"Blijf waar je bent." Mijn stem klonk veel te normaal, veel te mij voor de context. Dit was ik niet echt, toch? Dit ziedende monster? Het was een mantel die ik aantrok om te overleven. Het was niet mij om mensen pijn te doen. Toch?

"Blijf waar je bent als je geen ijsmes door je keel wilt," gromde ik naar de trillende soldaten. "Ik ben snel, dus ik zou mijn geduld niet op de proef stellen."

Niemand stapte naar voren. Ik richtte langzaam mijn aandacht weer op Yang. Het sikje bewoog op en neer terwijl hij naar adem raspte. Tartend keek ik hem aan. "Waar is je spiritwapen, Yang? Ben je machteloos zonder je speeltje?"

Het was vreemd om hem Yang te noemen in plaats van vader. Mijn hele lichaam wilde terugvallen in de slaperige zoetheid van de gewoonten uit mijn jeugd. Buigen voor zijn stalen wil. Vleien en glimlachen. Maar dat kon nu niet.

Yang maakte een kuchend geluid, maar volgens mij stikte hij niet. Ik liet genoeg ademruimte over, toch? Voor de zekerheid verslapte ik mijn greep het kleinste beetje.

"Schaam je je niet, zomaar overweldigd door een zwakke vrouw?" glimlachte ik.

Yang maakte een afschuwelijk rochelend geluid. "M-monster..."

Ik snoof. Het bonken van mijn hart was naar de achtergrond gedrongen en het enige wat ik nu voelde was een vreemde kalmte. "Dat zei Kenji ook al. Ik denk niet dat ik hem geloof." Ik keek Yang recht in zijn donkere ogen. De donkere ogen die mijn hele jeugd op me neer hadden gekeken. "Ik denk dat jij het monster bent."

Mijn lichaam trilde nog met ongeloof. Ik... ik had hem in mijn macht? Ik had hem tegen de muur gepind, ik had hem overweldigd. Het voelde niet goed. Het voelde vreselijk onveilig, vreselijk verkeerd. Het voelde alsof er iets mis was. Dit had niet mogen gebeuren. Het was veel te gemakkelijk geweest.

Zijn hoekige gezicht was emotieloos en zijn stem vlak, duidelijk niet onder de indruk. "Een monster?"

Een plotselinge woede vlamde op. "Want welke pleegvader zou nou zes van zijn eigen paarse mantels sturen om zijn dochter in een toilet aan te vallen? En vervolgens kwaad worden dat ze zich verdedigt?"

De gitzwarte ogen vernauwden zich tot spleetjes. Onbewust leunde ik zo ver mogelijk van zijn gezicht vandaan. Voor de stank van alcohol, en omdat ik bang was. "Wat?" raspte Yang. "Waar heb je het in godsnaam over?"

Ik kneep mijn vuisten in elkaar totdat mijn nagels in mijn handpalmen groeven. Ik moest me inhouden om Yangs nek niet te verpletteren. "Tijdens de vergadering! Die mannen die me probeerden te kidnappen in het toiletgebouw, weet je nog? En daarna nog eens, op het balkon tijdens het Lentebal!"

Yangs ogen puilden uit. Hij zag eruit als een groteske kip. "Waar heb je het over, kind?" spoog hij. Hij haalde trillend van woede adem.

De stank van alcohol was sterker dan eerst. Het dreef mijn neus in en maakte me duizelig. "Jij durft te impliceren dat ik soldaten op mijn dochter zou afsturen voor geen reden?" Yang richtte zich hoger op tegen de muur, paarse gewaad klapperend in de zeewind. Minachting doordrenkte zijn stem. "Schandalig. Je bent een leugenaar en een monster."

Om de één of andere reden klonk zijn stem zo gemeend. Twijfel nestelde zich in mijn hart. Kon het zijn dat er een andere uitleg was? Iets wat...

"Avatar!"

Shu's krachtige stem galmde over het dek. Ik verstijfde, weigerend weg te kijken van mijn pleegvader. Bang dat hij de seconde dat ik wegkeek iets onherstelbaars zou doen. Maar al Yangs angst en woede was al vervangen door een zelfgenoegzame arrogantie. Hij lachte, licht en elegant, en maakte een zwierig gebaar met zijn arm, ook al was zijn gezicht nog steeds rood en zijn ogen bloeddoorlopen. "Je mag kijken. Ik doe niets."

Mijn ogen schoten in de richting van het geluid. Mijn adem stokte in mijn keel toen ik zag dat het Shu was, die Fu vastklemde... met een stenen mes op zijn bleke keel gedrukt.

"Fu..." Mijn ogen werden groot. Een hand van ijs sloot zich om mijn hart en wrong het samen. Ik keek om naar Yang, diep verward, en langzaam begon het me te dagen.

Het was een val. Yangs angst, Yangs zwakheid... Het was allemaal een list geweest. Een ingenieuze list om iedereen om de tuin te leiden en ondertussen één van onze zwaksten te grijpen.

Ik haalde diep adem. Ik was machteloos. Shu had zijn zoon in een stevige grip. Lee stond naast hem, armen achter zijn rug en milde vreugde in zijn gouden ogen. Het mes had een vlijmscherpe rand en zat stevig tegen Fu's keel. Fu... Fu's ogen waren enorm, oogwit rondom, en hij trilde als een bezetene.

Fijntjes maakte Yang zich los uit mijn verslapte grip. Zijn grijns was wolfachtig. "Als je mij wilt excuseren?" Met een glimlach richtte hij zich op en streek zijn gewaad glad. "Ik moet een oude vriend assisteren."

Mijn hand viel krachteloos bij mijn zijde. Yang liep met afgemeten passen naar Shu en Lee toe en ging naast ze staan, inktzwarte haren spiralend in de wind.

Mijn voorhoofd was koud. Het was een afleiding geweest. Fu's sproeten waren duidelijk zichtbaar op zijn papierwitte gezicht. Hij trilde als een konijn in Shu's grip. Dit was de eerste keer dat ik pure doodsangst in zijn ogen zag. En het was verschrikkelijk.

De paarse mantels waren aan de zijden van de reling gaan staan en bekeken het tafereel met kleine glimlachjes. Ruimte was ontstaan op het dek, een kring van eerbiedige leegte om Shu en Lee heen. Aan de andere kant van de kring zag ik Kyo en Tess en Storm staan, expressies van afschuw op hun gezicht. Maar Yoru, waar was Yoru?

Daar, daar stond ze. Aan de reling van het dek. Ze was bevroren, staarde naar Shu en Fu met een onleesbare uitdrukking. De kleine gestalte trilde, maar van woede of angst dat wist ik niet.

"Avatar!" Shu wentelde het mes om in zijn handen om het weer op de zachte huid van Fu's nek te drukken. Druppels bloed welden op. Mijn hart bonkte in mijn keel en mijn spieren schreeuwden om actie. Maar ik werd tegengehouden door de stilte, door het mes op Fu's keel.

"Ik begrijp dat jullie erg gehecht zijn aan deze jongen," lispelde Shu. Zijn grijsgroene ogen schitterden met een vreemd licht. Fu maakte een afschuwelijk verstikt geluid en zeeg neer op zijn knieën, maar Shu bleef het mes tegen zijn keel drukken.

"Als jullie hem levend en wel terugwillen, dan moeten de drie avatarskinderen zich laten boeien en door ons gevangen laten nemen. De ambassadeur, de straatrat en deze..." Afschuw krulde Shu's lip om. "...deze nietsnut zijn vrij om te gaan."

Hij wierp een blik op Fu's bruine krullen onder hem. "Al zie ik persoonlijk niet waarom iemand dat zou doen."

Fu's lippen trilden. Een parel zweet gleed over zijn slaap naar beneden.

Ik wisselde een blik met Kyo aan de andere kant van de kring. Alles leek zijn adem in te houden. Een ruil? De avatar voor Fu? Was dat het waard?

Het liefst wilde ik ze allebei, maar het was te riskant om nu op Fu af te springen. Shu had zijn zoon eerder zo goed als vermoord, en hij zou het zo weer doen.

Moesten we ons dan maar laten boeien?

Ik zond Kyo een wanhopige blik. Alsjeblieft, zeg dat jij een oplossing hebt.

De minieme hoofdschud boorde al mijn hoop de grond in. Zijn donkere ogen stonden op standje leeg. Hij had zijn gevoelens uitgezet. Nu opereerde hij alleen nog maar op efficiëntie. Koude, onpersoonlijke efficiëntie.

En die efficiëntie vond de avatar belangrijker dan een mensenleven.

Maar nee! Zo mocht het niet gaan! Ik klemde mijn kaken op elkaar. Denk, Cassandra, denk!
De paniek bewolkte mijn gedachten en mijn hoofd bleef leeg.

"Nou? Wat gaat het worden, duifjes?" Shu's gebruinde huid glansde in de zon. Hij duwde het stenen mes dieper in Fu's keel. Bubbels bloed begonnen op te wellen. Mijn kreet bleef steken in mijn keel.

Toen was er een groene flits en een schreeuw. Yoru sprintte het dek over, sprong op Shu af, klauwde naar zijn kleren en greep het mes. Ze krabte en schopte naar elk deel van hem dat ze kon raken. Overdonderd struikelde Shu naar achteren, compleet uit balans door haar woeste aanval. Een vechtende kluwen Shu, Yoru en Fu strompelde over het dek.

Even dacht ik opgelucht te kunnen zijn, maar toen greep Shu Yoru vast bij haar schouders en smeet haar van zich af. Met een ziekelijk geluid klapte ze neer, bloed spuitend uit haar neus.

Het voelde alsof ik in mijn maag gestompt was. Alle lucht was weg uit mijn longen. Yoru bleef liggen, haar ogen gesloten. Langzaam groeide de poel bloed om haar hoofd.

"Dat was heel, heel dom." Shu's ogen lichtten op en een maniakale uitdrukking verwrong zijn gezicht. Hij wentelde het stenen mes tussen zijn vingers, flitsend in de zon. "Zeg maar dag tegen jullie kleine Kyofu." Met een resoluut gebaar plaatste hij het mes op Fu's keel. Fu maakte een bijna dierlijk geluid.

"Nee!"

Een flits van licht rukte me weg van de wereld. Ik wiebelde op mijn benen, duwde mijn nagels in mijn handen. Bekende zwarte vlekken wilden me meesleuren. De avatar state? Maar niet de mijne. Het was...

Ik verloor mijn balans en tuimelde neer op het dek. Yoru had zichzelf op haar vuisten omhoog geduwd, bloederig haar voor haar ogen bungelend. Haar ogen waren twee poelen van felgroen licht. Grommend ging ze staan, en de zee begon onder ons te beven.

Duizelig klemde ik mijn vingers in vuisten. Het dek schokte wild. Opeens was er uit het niets een rotsblok boven Yoru's hoofd, trillend met haar woede. Ze smeet het in één vloeiende beweging naar Shu. Vloekend sprong hij achteruit en probeerde het tegen te houden, maar de kracht achter de aarde was meer dan hij ooit had gezien. Het rotsblok klapte tegen hem aan en duwde hem overboord. Hij werd neergesmeten op het harde dek van de andere kleine boot en rolde een paar keer door, lichaam slap.

Ik probeerde concentratie te vinden. Om niet over te geven, om in deze wereld te blijven. Yoru's woede trok aan me, donker en diep en langzaam vergiftigend als de verrotte wortels in een oerbos.

Storm stoof naar voren en knielde bezorgd naast Fu. Dat was het laatste wat ik zag, voordat ook ik de controle verloor.

Flitsen. Dat is het enige wat ik me nu nog kan herinneren.

Yoru die met enorme rotsblokken massa's paarse mantels het dek af veegde.

Lee die geraakt werd door een grote kogel van steen.

Witgekopte golven die de soldaten verslonden.

Een razende vuurzee van Tess, die de touwen die de twee boten verbonden wegbrandde.

Hoe het gat tussen de naujaq en de veerpont langzaam groter werd. Ze waren verslagen en ze wisten het.

Een glimp van Yang en Lee die naast Shu knielden. Hij leek bewusteloos, bewoog zwakjes met zijn arm. De soldaten lagen óf in het water óf op hun eigen dek, Shu en Yang en Lee omcirkelend als bezorgde bijen. Even dacht ik dat het over was. Maar Yoru's ogen brandden nog steeds met een levenloos groen vuur.

Een diep, rommelend geluid rees op dat door mijn hele borstkas vibreerde en de touwen van de mast deed zoemen. De golven werden groter, begonnen onze boot heen en weer te slingeren. Een donkere gestalte verscheen onder het de slanke naujaq, werd groter en zwarter.

Toen barstten enorme kliffen van steen uit het wateroppervlak en stuwden de naujaq omhoog. Krakend werd de boot omhooggeduwd tussen twee rotsen. Touwen knapten en planken versplinterden. Angstige schreeuwen klonken van de soldaten, maar ik voelde hoe ik weer wegglipte in het duister.

————

Kyo's warme handen op mijn schouders waren het eerste wat ik merkte. Zijn lippen bij mijn oor, bezorgd, liefkozend. "Cassandra. Cassandra! Het is over."

Ik knipperde tegen de felle zon. Zout kleefde aan mijn lippen. Het dek was keihard onder mijn schouders. Kreunend kwam ik overeind. Mijn spieren protesteerden hevig.

We waren aan het zeilen, op volle zee. Witte wolken gleden voorbij. Een eind achter ons stone het silhouet van een zwarte berg met een slanke boot met gescheurde zeilen in de top. Als ik heel goed keek kon ik de soldaten over het dek zien krioelen in totale paniek.

Opluchting vulde mijn hele wezen, verlichtend en helend.

Ik grinnikte, een kort en hard geluid. Toen zakte ik weer terug in Kyo's armen.
"Yoru... Yoru en Fu. Waar zijn ze?"

"Shh. Yoru is daar, en Fu wordt verzorgd door Storm." Kyo glimlachte en kneep in mijn schouders. "Het gaat helemaal goed met ze."

"Gelukkig." Ik liet me ontspannen in zijn sterke, verende armen. Tess kwam naar me toespringen en plofte naast me neer op het dek, ogen glanzend met een enorme grijns. Respect vloeide door me heen. Tess moest wel een stalen lichaam hebben om nu al weer overeind en springlevend te zijn. "Kunnen jullie het geloven?" kwetterde ze. "We hebben ze gewoon afgeschud!"

"Nauwelijks," glimlachte ik.

De zeilen begonnen nu echt wind te vangen en het schip suisde over de golven. Ik duwde mezelf omhoog en liep met onvaste stappen naar de achtersteven. Het dek bewpog onder me en even schoten er lichtflitsen door mijn zicht. Met een opgeluchte zucht plantte ik mijn handen op de leuning.

Daar stond ik nog een tijdje, kijkend hoe de gestrande boot van Yang, Shu en Lee verdween in de verte. Dat had Yoru gedaan in haar woede. Een eiland opgetrokken uit zee. Nu ik terugkeek leek het bijna onmogelijk. En ik voelde... trots.

Ik staarde naar de donkere golven en het kielzog. Terwijl ik de wind voelde in mijn haren dacht ik aan de passagiers onder ons, die wel heel verward moesten zijn. En ik dacht aan Fu, en de angst in zijn ogen. En ik dacht aan Yang en Shu en Lee en de val die ze hadden gezet. En ik dacht aan Kyo en het licht dat hij voor me was.

Maar vooral dacht ik aan de Luchtnatie.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro