Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 31: Kyo

Waarin ik vecht

Ik zat midden in de rivier op een grote steen. Mijn natte voeten lieten donkere plekken achter, die gauw weer verdampten in de zon. Het heldere rivierwater kabbelde over de kiezels, eeuwig stromend. De rivier was ondiep; ik kon overal de stenen zien in alle tinten grijs, bruin en roze mogelijk.

De rivier was omzoomd door hoge bomen, een beschut plekje in de vallei waar we doorheen reisden. Achter de bomen gingen de groene heuvels steil omhoog. Ze bedekten een groot deel van de blauwe lucht met hun rijstvelden.

Ik bewoog mijn handen over het stromende wateroppervlak, starend naar de wuivende patronen van licht die op de bodem vielen. Alleen... Ik was helemaal alleen. Ontsnapt aan de gevoelens die begonnen te razen zodra ik Kyo zag. Angst, schaamte, onzekerheid. Ik wist wat ik moest doen, ik wist wat ik wilde, en ik kon het niet. Ik kon de stap niet maken.

Nu zat ik hier... uit te stellen. Mijn afgang uit te stellen. Verdomme. Verdomme, verdomme, verdomme. Kon ik het niet gewoon doen? Gewoon aan hem vragen? Dan was het klaar. Hij zou me afwijzen, en ik zou me verstoppen voor mijn pijn en doen alsof er niets was gebeurd.

Een golfje sloeg over de steen en maakte mijn voeten nat. Af en toe wiebelde ik op mijn hurken. Zonlicht verwarmde mijn gebogen rug en viel door de ronde bladeren van de loofbomen.

Ik haalde diep adem. Druppels water dansten onder mijn vingers terwijl ik speelde met het water. Een zilveren visje schoot langs de grote steen. Focus op het water. Niet op hoe je aan het ontsnappen bent, hoe je nooit succes gaat hebben met hem. Niet op de pijn die je gaat voelen.

Storms woorden galmden in mijn hoofd. "Is hij het waard?" Kyo was het waard. Maar hoe? Hoe zou ik het ooit zo ver krijgen? Hoe kon hij op mij vallen als ik ongeveer even aantrekkelijk was als een naaktslak?

De stilte hier was fijn. Afwachtend, niet-oordelend, alsof elk wezen, de bomen en planten en stenen, bezig was met zichzelf in plaats van anderen te bekijken. Het geluid van het water was kalmerend.

Oké, Kenji. Waarom was Kenji op me gevallen? Het was gewoon gebeurd. Ik had het nooit echt in twijfel getrokken. Het was snel als een zomerstorm gegaan en gekomen.

Kenji... Kyo... Raadsels en puzzels dansten door mijn brein. Ik schudde mijn hoofd. Het voelde alsof mijn brein vervangen was door een dichte kluwen in elkaar geklitte draden. Ik duwde mijn vingers tegen mijn slapen, legde mijn hoofd op mijn knieën. Denk, Cassandra, denk. Nee, godverdomme, niets was meer logisch. Waarom? Waarom alles?

Waarom Kenji? Waarom Kyo? Wat moest ik doen?

Het water kabbelde over mijn voeten. De steen was glibberig en het geklater van het riviertje vulde mijn oren. 

Voetstappen op het grind van de oever maakten dat ik opschrok. "Cassandra," zei een heldere stem.

Kyo. Kon het erger?

Ik draaide me om op mijn steen, bijna mijn balans verliezend door de beweging. "Kyo."

Hij stond op het strand, zijn eeuwige dieporanje tuniek opgloeiend. De kleur was in mijn hoofd symbool komen te staan voor Kyo. Net zo vitaal en levendig als hij. De kleur van zijn tuniek deed me denken aan mandarijnen of kakifruit. Het paste precies bij zijn donkere ogen, liet de gouden vlekjes oplichten.

Hij leek op te merken dat ik hem bestudeerde en glimlachte geamuseerd. "Wat ben je aan het doen?"

"Niet... niet heel veel," zuchtte ik. Ik glimlachte terug, maar het voelde niet echt.

Een glimp van rebellie in zijn ogen. "Dus je zit hier te miepen."

"Nou, miepen..." Half beledigd kwam ik overeind.

"Je zit te miepen," stelde Kyo vast. "Als je bezig was met een wiskundig vraagstuk waar geleerden al duizenden jaren mee worstelen kon ik ermee leven. Maar dat ben je niet, hé?" Onuitstaanbaar zeker sloeg hij zijn armen over elkaar.

"Miepen?" De toon in mijn stem was quasi-gevaarlijk. "Ik zou oppassen met je woorden, Kyo."

"Of wat?" Zijn ogen glinsterden speels. "Je doet me de gevangenis in?"

"Oh, ik heb andere tactieken." Ik ging rechtop staan op de steen en streek mijn broek glad. Het water om me heen was tintelend, vers en sprankelend. Het was makkelijk om er een connectie mee te maken, het ging bijna vanzelf.

Het rees op, om een brug van ijs te vormen naar de oever. Lichtvoetig sprong ik erop en gleed naar de overkant. Achter me viel de brug als water weer terug in de rivier.

De stenen prikten in mijn blote voeten en ik moest opletten dat ik niet mijn balans verloor op de onregelmatige grond. Een bubbel doorzichtig water zweefde bij mijn hand terwijl ik op Kyo afliep. "Jij was degene die me weer heeft overgehaald te gaan watersturen. Heb je al spijt?"

Kyo knipperde onschuldig, ging in de vechthouding staan. Vroeger deden we dit zo vaak, samen sparren. "Nee, nooit," glimlachte hij. "Je wint toch niet."

Was hij aan het flirten? Was ik aan het flirten?

Alles was zo veel makkelijker geweest toen dit soort gedachtes nog niet in mijn hoofd hadden rondgespookt. Maar me terugtrekken was geen optie. Ik moest zelfvertrouwen uitstralen, hoe onduidelijk de omstandigheden ook waren.

En ik moest dit gevecht winnen.

Ik schudde meewarig mijn hoofd en trok een golf uit het water, die ik krachtig op Kyo af liet rollen. Bijna achteloos werd de golf uit elkaar geblazen door een kleine beweging van zijn pols. Af en toe, als zijn mouwen bewogen, kon ik de tatoeages om zijn polsen zien.

Hij blies een windvlaag op me af maar die blokte ik met een haastig opgetrokken muur van ijs. Ik wist dat ik dichterbij moest komen als ik wilde dat zijn wind minder effect zou hebben. Ik sprintte naar voren en haalde uit met een waterzweep. Een seconde was ik bang dat hij zich zou laten raken, maar op het laatste moment bukte hij en zwiepte een windvlaag naar mijn voeten. Ik vroor ze vast aan de grond om mijn evenwicht te bewaren, toen weer los.

Kyo hijgde niet eens, geen haartje op de verkeerde plek. Maar ik voelde nog steeds in mijn buik hoe vlak mijn zweep langs zijn nek was gekomen.

"Die zweep kwam wel heel dichtbij." Mijn toon was tartend, verborg mijn schok goed. "En aangezien ik je liever niet op een stretcher naar de Luchtnatie wil tillen... Zonder elementen?"
Ik veegde nuffig mijn haar naar achteren.

"Als jij het wil." Hij haalde nonchalant zijn schouders op. "Waarschijnlijk versla ik je nog steeds."

Volgens mij wist hij ook wel dat dat zo zeker nog niet was, ik zag het in zijn ogen. Ik was goed, beter geworden sinds de Waternatie. Ik had veel getraind met Kenji, en Kenji was zwaarder en groter dan Kyo.

Een glimlach verscheen op mijn gezicht. Ik kon dit winnen en dan zou ik hem er eeuwig mee pesten.

Als niet... verdomme. Plotseling herinnerde ik me wat ik eigenlijk wilde zeggen. Dat ik hem leuk vond. En of hij mij ook leuk vond.

Maar niet nu. Ik wilde niet dit perfecte moment verpesten. Ik knipperde een paar keer om mijn gedachten kwijt te raken en balde mijn handen tot vuisten. "Ben je er klaar voor?"

"Altijd." Kyo glimlachte onschuldig, maar achter zijn ogen verschool zich de scherpe blik van een havik.

Ik haalde diep adem en schoot naar voren, mijn been naar voren zwaaiend. Zijwaartse. Achterwaartse haakschop. Hij trapte naar voren en ik ontweek, gebruik makend van mijn momentum om naar zijn buik te trappen. Hij blokte mijn schop, verloor zijn evenwicht door de kracht en struikelde een stukje achteruit. Het zelfvertrouwen in zijn ogen begon af te nemen, en toch keek hij nog altijd even uitdagend.

Het was zo opluchtend om te kunnen vechten. Om tegen iets te kunnen vechten, tegen hem, tegen Kenji, tegen de hele wereld. Om uit het gevoel slachtoffer te zijn te kunnen klimmen.

Kyo leek het helemaal niet erg te vinden. Het was bijna... als vroeger. En ik besefte me dat ik het om de één of andere reden had gemist.

Ik prentte mezelf in: halve kracht, Cassandra. Halve kracht. Opnieuw een zijwaartse; hij wist hem te ontwijken. Vlugge rondwaartse erachteraan, die hij makkelijk ontweek. Een stoot van zijn kant, een voorwaartse, maar ik dook naar beneden en belandde aan zijn rugzijde. Het was bijna te makkelijk nu. Ik greep zijn linkerpols en rukte hem naar achteren, oplettend dat ik hem niet te ver verdraaide.

Hij probeerde zich los te trekken en bijna was ik verrast door zijn kracht, maar ik wist hem net op tijd onder controle te krijgen en klemde zijn andere arm erbij. Hij wriemelde tevergeefs; ik had hem vast.

Een gevoel van euforie raasde door me heen. Mijn gezicht straalde zoals ik in geen tijden had gestraald. "Ik heb je!" siste ik triomfantelijk, zijn armen extra strak in de houdgreep sjorrend.

Hij was langer dan ik en de puntjes van zijn semi-korte haar kietelden in mijn gezicht. Hij draaide zijn hoofd om. Die donkere ogen boorden zich in mijn ziel. "Nee..."

Een seconde schoot er twijfel door me heen. Kyo's ogen waren diepe poelen waarin ik pupil en iris niet meer kon onderscheiden. Onze gezichten waren te dicht bij elkaar... Zijn lichaam tegen mijn lichaam geplet. Zijn scherpe lijnen tegen mijn zachtheid.

Tintelingen schoten door mijn handen, ik wilde loslaten, wegrennen. Ik hoorde dit niet te voelen.

"Nee," glimlachte hij, "ik heb jou." Toen kwam zijn gezicht dichterbij en zijn ogen gesloten en mijn hart wild fladderend en waren de lippen van zijn omgedraaide gezicht op de mijne, zacht, voorzichtig, licht als een vlinder. Hij trok glimlachend weg en opende zijn ogen.

Bloed stroomde naar mijn wangen. Ik bevroor. Mijn hart bonkte zo snel dat ik bijna geen adem meer kreeg. Het beeldschone wezen voor me had me... gekust?

Mijn armen hadden alle kracht verloren. Kyo maakte zich voorzichtig los uit mijn grip. Hij draaide zich helemaal om naar mij. Plotseling flitste er onzekerheid door zijn ogen. "Cass?"

Onhandig opende ik mijn mond, maar ik kon niets bedenken om te zeggen. Het was ongelofelijk stil. Mijn hele lichaam trilde met verlangen. Mijn gedachten waren een dikke mist; zijn smaak bleef hangen in mijn mond. Ik maakte een klein geluidje, wat het midden hield tussen verbazing, schok en verlangen.

Hij hield zijn hoofd schuin. "Cass? Sorry, ik..."

Nee. Ik kon niet blijven twijfelen.

Mijn lichaam veranderde in een zee van energie. Midden in zijn zin legde ik een hand in zijn nek en versmolt tegen hem aan, hapte mijn lippen in de zijne, me openend voor alle gevoelens. Hij reageerde meteen, perste me dichter tegen hem aan, en we waren één, wild bewegend op de melodie van ons verlangen, verdrinkend in elkaar.

Ik proefde Kyo, rook Kyo, voelde Kyo met heel mijn wezen, ademloos en dwingend kusten we. Ik opende mijn mond, liet hem me onderzoeken, af en toe wegtrekkend om naar adem te happen.

Het leek wel alsof we allebei het verdrukte brandende verlangen van al die maanden moesten inhalen. Ik moest me inhouden om hem niet op te grond te duwen en verder te gaan. Het was de beste kus die ik ooit had gehad.

Dit keer straalden zijn ogen toen we elkaar loslieten. Hij haalde diep adem. Zijn handen lagen nog steeds op mijn heupen, licht, galant op de manier die alleen hij kon.

Een grijns begon zich over zijn gezicht te verspreiden. "Mijn god, Cassandra, waar heb je dat geleerd?"

Ik begon ook te lachen, opluchting, blijdschap, trots? Ik wist het niet, maar ik moest op mijn lip bijten om niet in giechels uit te barsten. Mijn god, ik was opgelucht. Ik was blij. Het hele probleem... weg. Kyo vond me leuk. Kyo Henkuai had me gekust. Kyo... Mijn hart bonkte als een bezetene. Verdwaasd piepte ik: "Kenji heeft ook goeds gebracht."

"Oh, zeker." Zijn ogen glansden hongerig. Hij nam mijn gezicht in zich op. Zijn ademhaling ging ook snel... Het viel me op. En van zo dichtbij waren zijn pupillen enorm.

Een bliksemschicht schoot door me heen. Hij... hij wilde me? Ik drukte impulsief mijn neus in zijn hals, ademde zijn geur in. Mijn vingertoppen raakten elkaar op zijn rug. Zijn borstkas bewoog mee met zijn lichte lach terwijl hij teder mijn haar naar achteren streek.

"Dus je... je vindt me leuk?" vroeg ik zacht.

"Twijfelde je daar dan aan?" Hij streek over mijn wang. "Al eeuwen. Maar ik dacht dat je het nooit zou zien."

"Ik dacht dat je nooit iemand als mij leuk zou kunnen vinden." Mijn stem was klein.

"Je hebt hier het levende bewijs," fluisterde hij. Hij drukte me in zijn armen, zo warm en teder dat ik smolt. We waren even stil, luisterend naar elkaars ademhaling. Ik drukte een kusje in de huid van zijn nek, niet wetend hoe ik mijn liefde kon uitdrukken, en bleef leunen op zijn schouder.

"Geen geheimen deze keer," mompelde ik in zijn nek. "We vertellen het aan de groep. Zo snel mogelijk."

Hij knikte. "Geen Kenji's deze keer." Zijn hand bleef hangen in mijn haar, de laatste plukjes achter mijn oor duwend.

Ik beet op mijn lip, twijfel plotseling in mijn borstkas, en richtte mijn hoofd op om hem aan te kijken. "Kyo, ben je boos?"

"Nee, waarom zou ik boos zijn?" fluisterde hij.

"Door Kenji. Omdat ik Kenji vertrouwde, en niet jou."

"Natuurlijk niet!" Hij streek weer over mijn haar, leek het niet met rust te kunnen laten, en tintelingen liepen over mijn rug. Hij zuchtte. "Je vertrouwde Kenji voor een reden, en dat was omdat Kenji je geen pijn deed. Ik deed je pijn, en ik zag het zelf ook, maar..."

Hij viel even stil. "Ik weet het niet. Misschien was het wel om mijn eigen gevoelens te ontkennen. Een soort van: ik vind je niet leuk, kijk, ik kan je behandelen als alle anderen, ik kan zakelijk zijn, ik heb niemand nodig."

Mijn gedachten maakten overuren. "Had je me nodig dan?" Ik maakte me van hem los, keek op. Ik had geen idee wat ik erbij moest voelen, wat het goede was.

"Dat weet ik niet tot op de dag van vandaag." Een klein droevig lachje verscheen op zijn gezicht, de schaamte maskerend. "Had ik je nodig zoals Kenji je nodig had? Nee, absoluut niet. Soms denk ik dat ik nooit iemand zal vinden die er altijd voor me is. Soms denk ik dat ik aanhankelijker zou moeten zijn. Maar... ik kan het niet. Ik kan niet afhankelijk zijn. Ik kan niet nodig hebben. Ik ben altijd alleen."

Zijn lippen trilden. "Oké, dat had ik niet moeten zeggen. Ik wil niet dat je denkt dat ik je niet nodig heb..."

Zijn pijn raakte me recht in mijn hart. "Kyo..."
Ik pakte zijn hand vast. "Ik wil helemaal niet dat je me nodig hebt!"

Dacht hij echt dat ik zoiets van hem zou eisen?Ik keek hem indringend aan, verzachtte toen mijn uitdrukking. "Kyo... Stop de woordenvloed. Het is oké. Weet je wat Storm me vertelde?" Zijn handen omvatten de mijne bijna helemaal, en ik moest mijn best doen om me te concentreren. "Een relatie moet gelijk zijn. Niemand moet de ander nodig hebben. Niemand moet ondergeschikt zijn."

Zijn uitdrukking was vermoeid en zijn ogen glansden. "Meen je dat?"

Dit was zo'n zeldzaam moment van zwakte dat ik me bijna uit het veld liet slaan. "Ja." Ik glimlachte zwakjes. "Kenji en ik... we hadden elkaar nodig, tenminste... dat dacht ik op dat moment. Hij dwong me om dingen te doen die ik niet wilde, alleen maar zodat ik hem niet zou kwijtraken.

Wij tweeën... wij zijn twee onafhankelijke mensen. Ik heb jou niet nodig, jij hebt mij niet nodig."

Afwachtend keek hij me aan. Zijn lange wimpers wierpen een schaduw op zijn gezicht. Zijn handen lagen nog steeds op mijn schouders, en ik raakte zijn wang zachtjes aan, in de zevende hemel dat dat nu kon. Zijn lippen trokken mijn ogen naar beneden en ik wilde hem weer kussen, dat vuur weer in mijn aderen voelen. "Maar toch kunnen we niet zonder elkaar," fluisterde ik.

Zijn ogen verzachtten. "Cass..." Hij tilde mijn kin omhoog en kuste mijn voorhoofd. Ik sloot mijn ogen, verdronk in het soezerige gevoel. Ik kon ze bijna niet meer openen.

Even overheerste de stilte terwijl we allebei verwerkten wat er net was gebeurd. Maar in mijn vreemde bui van impulsiviteit kon ik het niet laten.

"Zullen we weer kussen?" zei ik op een smekende, bijna kinderlijke toon.

Ik voelde zijn hartslag bij mijn schouder en hoe zijn spieren bewogen. Een seconde later hadden zijn lippen me veroverd.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro