Hoofdstuk 26: De struispaarden
Waarin we onverwachte nieuwe bondgenoten tegenkomen
Het water kolkte om me heen, donker en verslindend. Het sleurde me mee als een lappenpop. Mijn benen trapten wanhopig, mijn armen duwden me omhoog. Ik hapte naar lucht, mijn ogen gingen onbedwingbaar open en dicht bij elke golf in mijn gezicht. Mijn lichaam was te zwaar... het leek wel alsof ik mezelf naar beneden trok.
Ik richtte mijn ogen op naar de lege kleurloze hemel. Een magnetisch gevoel maakte dat ik mijn hoofd omdraaide naar de stenen richel die oprees uit het water.
Het was Yang weer... Of nee, Kenji, in Yangs diepblauwe mantel. Het gebruinde gezicht, de zilveren ogen konden van niemand anders zijn. Zijn ogen straalden als twee edelstenen: even fel, even blind.
Ik was zo bang dat hij me zou negeren. Met krachteloze slagen probeerde ik dichterbij te komen. Ik verslikte me in een slok grauw water en hoestte.
Het geluid van zijn stem was als een warme deken; de boodschap was een engel. "Cassandra, ik houd van je."
Opluchting overviel me, en een enorme aandrang om in tranen uit te barsten. Hij... hij hield van me! Zie je, hij haatte me niet! Het was allemaal in mijn hoofd geweest!
Ik vocht mezelf omhoog en schreeuwde in een halve adem: "Ik hou ook van jou!"
Mijn stemgeluid werd opgeslokt door het water. Het kolken werd heftiger, golven rukten mijn lichaam alle kanten op. Ik moest... ik moest bij hem komen. Mijn geliefde. Mijn eiland, mijn redding van al het slechte op de wereld.
In een uiterste krachtinspanning wist ik dichterbij te komen. Ik zwom nu in de schaduw van de richel. Het water was hier sneller. "Kenji, ik kom eraan!" schreeuwde ik. De punten van zijn mantel flapperden slechts een meter hoger. Zijn zilveren ogen staarden nog recht vooruit.
Ik trappelde vertwijfeld met mijn voeten. Ik kon het bijna niet meer houden. "Kenji!" Ik hield mijn hand omhoog, uit het water, zo ver ik kon.
Hij bleef staan, een standbeeld. Hij keek me niet eens aan. Zijn zwarte haar wapperde in de wind. Star keek hij vooruit.
Ik voelde mezelf weer terugzakken, meegesleurd worden de dieptes in. Alle kracht werd uit mijn spieren gezogen, maar ik moest door. "Kenji! Kenji, ik hou van je!"
Misschien hoorde hij me gewoon niet... Misschien schreeuwde ik te zacht. Ik zwaaide met mijn armen boven het water, klauwde naar het steen van de richel. "Ik hou van je!" Ik ging kopje onder. Het zoute water schrijnde in mijn keel. Omhoog, vechten voor adem. "Ik hou van je!" krijste ik.
Ik kon mijn ogen nauwelijks openhouden. Kenji's handen hingen bij zijn zijde. Hij keek in de verte, naar een... een punt in de verte maar ik had niet de kracht om om te kijken. Hoorde hij me dan niet? Ik kon dit niet... Meer water, in mijn keel, mijn ogen. Mijn stem begon het te begeven.
"Ik hou van je!" kraakte ik. Gutsen water overspoelden mijn hoofd. De stroming rukte me los van de richel en mijn gewicht trok me omlaag. Een paar keer trappelde ik nog met mijn benen, maar het ging zo langzaam... Te langzaam. Mijn ledematen waren nutteloos, loden aanhangsels. Ik ging onder voor de laatste keer, het wateroppervlak verdween voor een diep zwart.
Water vulde mijn longen.
————
"AAAAAAAAAAAAAAAGH!!! Alle draken in een kooitje, wat is dat?"
Ik schoot overeind, armen maaiend. Tess, dat was Tess' gil! Een milliseconde later registreerde mijn brein het enorme beest dat achteruit sprong recht voor me. Een enorme gele snavel, felle gouden ogen, veren... doffe, gespikkelde veren, benige poten, een elegante zwiepende staart.
Een struispaard?
Ik bevroor. Mijn hand ging heel langzaam naar mijn waterzak. Alles zat onder het zand. Mijn blote armen waren bedekt met een fijne laag en mijn benen hadden een grijzige tint gekregen. Het struispaard stond doodstil, nam elk detail van mij op met grote ogen.
Ik zag menselijkheid... een wezen, achter die ogen. Vreemd genoeg stelde het me gerust. Het zou me niet zomaar aanvallen. Kalmer pakte ik mijn waterzak en stond langzaam op. Eerst hurkend, elke reactie van het beest peilend. Maar het deed niets, wachtte alleen maar.
Toen zag ik het versleten leren zadel op zijn rug en de leidsels in zijn nek. Dit paard was van mensen geweest! De nagels van de vogelpoten waren akelig groot, de bek akelig scherp, maar ik zag geen enkele zenuwachtigheid van het dier. Het wachtte op me! Tot ik hem zou aaien of op zijn rug zou klimmen!
Ik voelde me eindelijk veilig genoeg om om me heen te kijken. Er waren meer struispaarden, verschillende kleuren, allemaal met versleten zadels op hun rug. Ze waren nieuwsgierig aan ons komen snuffelen, de arme dieren. Hoe lang hadden ze rond gelopen met dit martelende tuig? Zonder eten, zonder verzorging? Ze waren mager, hun nekken dun en hun veren lusteloos. Maar in de ogen zag ik een blik zo vol leven dat ik er warm van werd.
Tess lag nog op de grond, naar achteren krabbelend met wijde ogen. Spike blafte wild, maar werd compleet genegeerd door de struispaarden. Yoru was bevroren, staarde gefascineerd en tegelijk angstig naar het bruine struispaard dat aan haar spullen snuffelde.
Kyo, zoals ik had verwacht, had zijn schok (die er ongetwijfeld was geweest) vrijwel meteen overmeesterd en stond achteloos op. Hij klopte zand en dood gras van zijn kleding en zei droog tegen Tess op haar eerdere vraag: "Dat zijn struispaarden."
"Ja, dat zagen we nog niet!" Storms haar was het menselijke equivalent van een tornado. Hij was voorzichtig omhoog gekomen maar durfde zich niet verder te bewegen.
Tess' struispaard zette nieuwsgierig een stapje naar haar toe, maar ze krijste, zo hard dat ik ineen kromp. Ze maakte hem bang! Ik duwde mezelf het laatste stukje overeind en zei met kalme stem: "Spirits, Tess, doe eens rustig aan."
Ik keek mijn struisbeest in de ogen. De veren op zijn nek waren een zacht zilvergrijs dons dat op zijn rug overging in een donkerder grijs, bijna zwart. Ik strekte voorzichtig mijn hand uit en bood hem aan aan het struisbeest.
Met een kort piepje legde hij zijn hoornen snavel op mijn handpalm. Het voelde glad, koel, hard maar niet bedreigend. Ondanks alles bonkte mijn hart toch een beetje.
Spike, die waarschijnlijk doorhad hoe kalm de struispaarden waren, stopte met blaffen en kroop tegen Tess aan. Ze leek weinig gerustgesteld door mijn demonstratie, maar kwam toch zenuwachtig overeind en griste haar tas van de grond. Toen pas zag ik Fu, die al die tijd in zijn slaapzak was blijven liggen en met kleine oogjes opkeek. Hij wisselde een lome blik met Yoru en zei met dikke tong: "Is dit de reden van al die heisa? Wat is er mis met de struispaarden?"
Ik onderdrukte een giechel. Fu was de eerste de de gevaarlijkheid van de struispaarden niet overschatte, ook al was hij nog half aan het slapen.
Storm was overeind en keek zijn struispaard met een schuin hoofd aan. "We zouden ze kunnen gebruiken om sneller te reizen?" opperde hij helder. "Ze zijn hier toch en ze lijken niet bang."
Kyo's ogen lichtten op. "Als we die beesten zo ver kunnen krijgen dat we op ze kunnen rijden, ja."
Tess maakte een geschokt geluidje. "Je wil dat ik. Op dat. Ga rijden?" Ze wees met een gestrekte arm naar het struispaard en slikte hoorbaar.
Kyo schokschouderde en zei nonchalant: "Als je wil mag je ook gaan lopen." Hij wierp haar een licht giftige blik toe en liep demonstratief op de struispaarden af. "Kijk, ze zijn mak als een lammetje. Ik weet zeker dat ze ons zullen dragen."
Tess mompelde iets onverstaanbaars. Storm kwam tot leven en begon haastig zijn spullen bij elkaar te grabbelen. "Laten we gaan dan!"
Ik draaide me weer naar mijn struispaard. Hij zette een stapje naar voren en keek me zonder te knipperen aan. Ik glimlachte en hield mijn handpalm weer uit. Mijn adem stokte toen het struispaard zijn snavel op mijn handpalm legde en zijn kop draaide. Zachtjes krabbelde ik bij het begin van zijn snavel, onder het halster in de kleine donzige veertjes. Zijn ogen gingen dicht.
"Hoe moet ik je nou noemen?" fluisterde ik. "Je hebt vast een naam, maar die weet ik niet."
Het struispaard gaf geen antwoord. Ik draaide me om en begon mijn slaapzak op te rollen. Vlug propte ik hem in mijn tas en zwaaide de tas over mijn schouder. Voorzichtig liep ik op het struispaard af en bekeek het aftandse zadel op zijn rug.
Er zat een soort grote zak achteraan het zadel die met riemen extra bevestigd kon worden. Oplettend dat het struispaard niet zou schrikken duwde ik mijn tas en matje in de zak. Het beest bleef kalm staan, schraapte met zijn gele poot in het zand waardoor een kleine stofwolk oprees. Zijn nieuwsgierige oogjes lagen voortdurend op mij.
Ik haalde diep adem en legde mijn hand op het zadel. Vooraan zat een soort knop. Ik had nog nooit struispaard gereden. De rug van het dier kwam ongeveer tot mijn borst. Het moest niet te moeilijk zijn om erop te klimmen, toch?
Ik greep de zadelknop, legde een arm om de gevederde nek en trok mezelf omhoog in een krachtige zwaai. Ik landde dwars met mijn buik op het zadel. Kreunend zwaaide ik mijn been naar de andere kant en plofte onelegant neer op het zadel. Het beest brieste en schraapte weer met zijn klauw over de grond. Zijn rug was breed maar de botten eronder voelden vreemd kwetsbaar.
Kyo was allang klaar en riep: "Leid ze maar met de teugels!" Natuurlijk had hij eerder op struispaarden gereden in zijn reizen met de ambassade. Hoe lang deed hij dat werk eigenlijk al? Ik meende me te herinneren dat hij de datum ooit had laten vallen, maar de exacte getallen waren me ontgaan. Ik schudde mijn hoofd en pakte de teugels die over de rug van mijn struispaard lagen. Zachtjes tikte ik ermee op zijn nek. Ik had geen idee waar ik mee bezig was, maar het beest begon te lopen, achter Kyo aan.
Het was even wennen aan de vreemde verende tred van de struispaarden. Ze stapten licht, en hun poten vingen de schokken behendig op. Af en toe werd ik uit balans geslingerd door een hobbel, maar dan greep ik de knop aan het begin van het zadel en stabiliseerde mezelf, zij het nogal onhandig. Het was leuker dan ik had verwacht. Ik voelde een genegenheid voor het struispaard dat me droeg. Langzaam, zodat ik niet zou vallen, boog ik me naar voren en murmelde in de paardenoren: "... Yin. Zal ik je Yin noemen? Dat betekent zilver, zoals jouw veren."
Gelukkig leek niemand door te hebben dat ik met mijn struispaard praatte. Het voelde alsof hij het verdiende, een beetje liefde en aandacht, maar ik had liever niet dat de anderen me zagen als één of andere dierenfanaat.
Het was redelijk kaal, maar er begon al steeds meer gras op de zandduinen te groeien. De hemel was een enorme blauwe koepel boven ons waar geen ontsnappen aan leek. De poten van de struispaarden bonkten dof in het zand.
Toen ik me veilig genoeg voelde keek ik even om naar de anderen. Tess leek haar angst een beetje overwonnen te hebben en zat wonder boven wonder zonder klagen of problemen op haar struispaard. Kleine Spike zat in een zak bij haar been. Zijn kopje stak eruit en bekeek alles nieuwsgierig.
Yoru en Fu reden naast elkaar. Ze praatten niet, maar reden in stilte. Het dichtst achter me was Storm, zijn blik neutraal en zijn brede schouders gebogen in verveling. Hij had niemand om mee te praten... nog steeds niet.
Ik voelde me zo slecht over zijn positie in de groep. Storm was een sociaal persoon, iemand die wilde helpen en praten en lachen en vrienden maken. Maar hier werd zijn talent volledig verspild tussen de broedende stilte. En hij haatte het, met heel zijn lichaam, ik zag het aan hem.
Kyo versloomde zijn pas een beetje en kwam naast me rijden. Met een energieke grijns zei hij: "Godzijdank hebben we deze struispaarden gevonden! Ik weet niet of we zonder deze beesten uit de handen van Shu, Yang en Lee zouden kunnen blijven."
"Kan dat nu wel dan?" zei ik duister.
"Natuurlijk wel." Kyo's donkere ogen boorden zich opgewekt in de mijne. Ze vingen elk spikkeltje licht en glansden in duizend warme bruinen. Zijn schouders bewogen geanimeerd onder zijn perfect passende tuniek.
Ik onderdrukte mijn impulsen. Ik wilde Kyo aanraken. Gewoon een keertje. Weten hoe zijn huid voelde onder mijn vingertoppen. Om één keertje die elektriciteit tussen ons tastbaar te maken. Was dat raar?
Kyo keek me met schuin hoofd aan en ik moest moeite doen om niet weg te kijken, deels door de schaamte van mijn eigen gedachten. "Je overschat ze," zei Kyo.
Ik probeerde niet te breed naar hem te lachen. Uit onthutsing en afleiding ging ik meteen in het defensief. "Ik overschat ze zeker niet. Yang vermoordde me bijna, en hij deed geeneens moeite."
"Niet zo depressief!" riep Kyo. "Heb vertrouwen!" Hij glimlachte naar me en ik keek snel weg, hopend dat ik niet bloosde. Maar nee, ik wilde niet dat hij me saai vond.
Uitdagend keek ik terug en zei met zoete stem: "Ik heb vertrouwen. Ik weet dat we ons best gaan doen. En ik ben niet depressief, ik vertel alleen wat ik verwacht dat er gebeurt." Stekelig keek ik weer weg. Ik wist absoluut niet wat ik met hem aan moest. En al die dingen die ik had gezegd over Yang en Shu en Lee...
Ze waren machtig. De spirit wapens waren ver boven ons. Alle drie hadden ze ons bijna weten te breken. En Tess had een trauma opgelopen aan die stomme Lee met zijn menselijke schild, al deed ze alsof er niets was.
Ik wist echt niet of we dit wel konden winnen.
En dat was prima, ik werd er niet verdrietig door. Oké, misschien een beetje. Maar negatieve gedachten zouden me sowieso niet helpen. Noch zouden leugens over onze kracht dat doen. Het was helaas wat het was.
Yoru's stem klonk van achter ons. Blijkbaar waren zij en Fu ongemerkt met Storm van plek gewisseld. Kalm zei ze: "Misschien kunnen we ons nu beter focussen op zo snel mogelijk verder reizen en stoppen met mogelijke toekomsten voorspellen." Ze keek me doordringend aan.
Ik onderdrukte een zucht en zei beleefd: "Natuurlijk." Dag afleiding. Dag gesprek met Kyo. Ik boog me naar voren en fluisterde tegen Yin: "Een beetje sneller, snoepie." Ik tikte met de teugels en kroelde even achter zijn oren. Wonder boven wonder versnelde zijn pas.
Hopelijk had niemand het gehoord.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro