Hoofdstuk 25: De tunnel
Waarin we ontsnappen
We strompelden het hutje in. Daar stond de dorpsleider met een sleutel in haar hand. Ik keek rond. "Waar is de ontsnappingsroute?"
"Het is een tunnel," deelde Kyo met me mee. "We gaan onder de grond en we komen boven in een dorpje een stuk verderop. Niemand zal weten waar we zijn gebleven."
Hij draaide zich naar de dorpsleider. "We zullen altijd bij u in het krijt staan voor deze onmisbare hulp. Dankuwel."
Ze knikte grim. "Dat zal wel. Hup, nu het luik in. Een stelletje kinderen de avatar? Wat hebben we verkeerd gedaan?"
Ik onderdrukte de aandrang om iets gepikeerds terug te snauwen, maar Tess had niet zo'n filter en flapte eruit: "We zijn anders wel heel machtige kinderen, hoor!"
"Ga nou gewoon maar." De vrouw was bleek en afgeleid. Ze wees naar een deur in de hoek van het vertrek.
"Mevrouw?" Ik bleef staan en keek haar smekend aan. "Ik... ik ben bang dat het merendeel van uw vechters gevangen genomen is... Ze bleven en vochten tegen de soldaten, maar het waren er teveel!"
"Dan moeten we toch blijven en vechten?" riep Storm.
"Absoluut niet!" bitste te vrouw. "Jullie gaan hier weg en laten de rest aan ons over. Het waren vechters. Ze hebben zelf gekozen hiervoor. Maar jullie aanwezigheid zal alles alleen maar erger maken!"
Met een leeg gevoel in mijn buik draaide ik me om. "Natuurlijk." Ik volgde moedeloos Tess en Kyo, die al bij het luik waren. Storm achter me riep: "Het spijt me voor uw vechters! We zullen zo snel mogelijk gaan!"
Ik kon de vrouw horen knarsetanden van ongeduld. Storm leek het ook te merken en liep kleintjes naar de deur. Hij zwaaide open en onthulde een kale kamer met een groot houten luik. Naast het luik stond een groene lantaarn.
Kyo knielde en morrelde even aan het slot. Eindelijk kreeg hij het ding open. Met een kraak tilde hij het zware luik op. "Kom op, jongens, klim erin!"
Tess was de eerste om van het kleine trapje af te dalen, Spike bij haar hielen. Storms grote gestalte volgde, moest bukken om zijn hoofd niet te stoten. Fu daarna. Verwachtingsvol keek ik om naar Yoru. "Ga je nog niet?"
"Cassandra." Haar ogen waren heel bleek. "Je had het over vechters die gevangen genomen waren. Welke vechters?"
Ik slikte en bestudeerde een nagel. "Hoe bedoel je? Ik ken ze niet."
Yoru hield haar hoofd schuin. "Je weet wat ik bedoel! Zat... zat Avinash erbij?"
"Wie is Avinash?" siste Kyo. "Kom op jongens, tijd om te gaan!"
Vastberaden tilde ik mijn hoofd op. Ik zou in ieder geval uitkomen voor mijn fouten. "Ja. Avinash zat erbij. Ik probeerde haar te redden, maar..." Ik durfde Yoru niet aan te kijken. "Het lukte niet. Het laatste wat ik van haar zag was haar gezicht tussen een menigte van Vuursoldaten. Vechtend, maar machteloos."
Yoru's mond ging open en dicht. Ze drukte finaal haar lippen op elkaar, griste de lantaarn van de grond en stapte zonder een woord te zeggen het gat van de tunnel in. Het laatste wat ik zag was een donkerblonde krullenbol.
Kyo's donkere ogen vonden de mijne. "Wie is Avinash?"
"Een vriendin van Yoru." Ik wierp een bezorgde blik naar beneden. "Ze was... dierbaar voor Yoru."
"Na twee dagen hier?" Kyo's blik bleef neutraal. "Wat maakte haar zo bijzonder, dan?"
Ik trok een gezicht. "Ik weet het niet. Ze was..." Ik wilde mooi zeggen, maar hield het in, net zoals mijn eigen twijfels en vermoedens over de relatie tussen Yoru en Avinash. Ik haalde mijn schouders op. "Het is niet belangrijk, nu. We moeten zo snel mogelijk... gaan."
Kyo's ogen hadden me geen moment losgelaten. Nog nooit had iemand aankijken zoveel gevoelens in me losgerukt. Nog nooit was het zo... betoverend. Ik wilde niet wegkijken. Het voelde zo goed, het voelde zo...
Alsof zijn hele aandacht op mij lag. Alsof ik interessant genoeg was om iemands hele aandacht vast te kunnen houden.
Mijn bonkende hart resulteerde in een vlugge glimlach en verbreking van het oogcontact. Ik kon het niet langer volhouden. Het gevoel dat iemand... Die blik kon hebben, voor mij.
Zijn ogen waren prachtig.
Het duizelde me terwijl ik naar het luik liep. Ik kon het niet laten om nog even om te kijken naar Kyo's lenige gestalte. Hij beet op zijn lip. "Ga dan!" Hij glimlachte kwajongensachtig en knipoogde.
Ik ging dood vanbinnen.
Met kleine stappen ging ik het trapje af en kneep mijn ogen even dicht. Was dat echt gebeurd?
Oh mijn god. Dit was zo fout. Hij was met Tess. En ik was... met Kenji. Die weg was. Hij was toch de liefde van mijn leven geweest?
Was Kyo's gedrag weer een stomme illusie van me? Vatte ik het te zwaar op? Zou hij me weer pijn doen? Mijn weerbaarheid was gebroken... Zoiets zou me mentaal vernietigen.
En... God, dat was ik vergeten. Mijn belofte aan Tess. Was dat met Kyo flirten geweest? Had ik er deel in gehad? En waarom had hij het dan gedaan?
Ik wilde geen ruzie met Tess. Ik kon me haar woede, haar gekwetstheid al voorstellen. Zoiets kon ik haar niet aandoen. En mezelf ook niet.
Ik wilde mezelf voorhouden dat de gevoelens in mijn buik onschuldig waren, dat Kyo's blik, hoe hij op zijn lippen beet onschuldig waren, maar eigenlijk wilde ik dat niet. Eigenlijk wilde ik weer iemand die van me hield.
Dat je dat nog steeds zo hard nodig hebt na Kenji is pathetisch! snauwde ik mezelf toe.
Maar die lippen... Perfect, vol en zacht en kusbaar. En dan die brandende ogen, diepe poelen.
Mijn borstkas voelde te klein aan. Een hand op mijn schouder maakte dat ik opschrok.
"Ga je nog lopen, Cass?" glimlachte Kyo.
Ik sprong overeind en knikte haastig. "Ja. Ja, ik ga al." Ik schuifelde van hem vandaan en begon met snelle passen verder af te dalen. Kyo liet het luik achter zich dichtzakken en ineens was het pikdonker.
"Tess!" brulde hij. "Licht?"
"Komt eraan!" Een ruisend geluid en ineens waren de wanden verlicht door een rood geflakker. Ik zag duidelijk mos zitten op de stenen, en ergens klonk een druppend geluid.
Ik sprong de laatste treden van de trap af en vervolgde mijn weg over de stenige grond. Voor me stonden Fu, Yoru, Tess en Storm te wachten. Yoru's lantaarn verspreidde een zachte groenige gloed. Spike zat in elkaar gedoken tegen Tess' voeten aangedrukt. Onder de grond was duidelijk niet zijn favoriete plek.
Deze tunnel zou helemaal onder het moeras gaan. Boven het dak van de tunnel was dus een dikke laag water. Ik hoopte dat er niets in zou storten.
"Mag ik er even langs?" Met een glimlach die op zijn gezicht gepleisterd leek schoof Kyo om me heen en liep naar Tess toe. Zag ik tegenzin in zijn ogen? Terughoudendheid in die van Tess?
Plotseling kwam me hun woordenwisseling van vanochtend te boven.
Ik haatte het deel van mij dat hoopvol opkeek bij de conclusie die uit de puzzelstukjes kwam. Was hun relatie aan het verslappen?
Maar nee, het moest een redeneringsfout zijn. Het waren gewoon mijn verlangens die met me zaten te spelen.
"Waarom zit hier een tunnel?" zei Fu. Zijn ogen glansden in het licht van het vuur. "Waarom zou iemand een tunnel graven als je ook boven de grond kan reizen?" Hij draaide zich naar Kyo die met een zucht antwoordde: "Het komt uit de oorlogsperiode."
"Oorlogsperiode?" Storm tuitte zijn lippen. "Welke oorlogsperiode?"
"Spirits, Storm, heb je daar nooit van gehoord?" riep ik uit.
"Ik ook niet!" viel Tess enthousiast bij.
"Oh, mijn hemel." Kyo verborg onbedwingbaar grinnikend zijn gezicht in zijn handen. "Ik reis met idioten!"
"Ik kan het wel uitleggen!" zei Fu gretig.
"Ga je gang." Tess sloeg haar armen over elkaar. Fu wierp even een blik op Yoru, die nog geen woord had gezegd. Ze stond een beetje buiten de groep, maar keek aandachtig toe naar de verloop van het gesprek.
Fu haalde diep adem. "Zoals ik het heb gelezen, was de oorlogsperiode een periode nog voor Yangchen de avatar was, tijdens het bewind van avatar Anju, waarin de Aardenatie verscheurd was. De keizer van het Aarderijk was door een aanslag omgekomen en nu vlogen de beschuldigingen in het rond. Er was een burgeroorlog uitgebroken, de verschillende provincies vochten tegen elkaar. Kort uitgelegd vocht het noorden (met belangrijkste provincies Ba Sing Se, Huashi en Chuang) tegen het zuiden (met belangrijkste provincies Yi en Jianyin). Na een lange periode van oorlog en hongersnood greep keizer Yao van het noorden de macht, en sindsdien geniet het rijk van relatieve vrede en stabiliteit."
Kyo knikte. "Vreemd genoeg vocht dit zuidelijke dorp in Yi met het noorden mee. Een dorp hier in de buurt pikte dat niet en viel hen aan, vele mensen dodend. Als wraak groeven deze dorpelingen toen een tunnel, waardoor ze soldaten stuurden die het hele vijandige dorp uitmoordden." Hij glimlachte bruusk. "Wat een lieverdjes hé? Deze tunnel leidt dan nu ook naar het uitgemoorde dorp. Het is tot de dag van vandaag verlaten. Guicun, spookdorp, noemen de moerasbewoners het."
"Spookdorp?" Tess grimaste. "Is dat ergens op gebaseerd?"
"Ach, je weet hoe bijgelovig deze plattelandsmensen zijn." Kyo wuifde haar bezwaar weg. "Het is allemaal onzin. Nu, we moeten opschieten, voordat dit luik wordt ontdekt door de soldaten. Ik stel voor dat ik, Cass en Tess voorop gaan om de boel in de gaten te houden. Cass kan dan een eventuele overstroming tegenhouden, ik kan versperringen wegblazen en Tess kan de weg verlichten. Dan gaan Yoru en Fu en Storm achter ons aan. Yoru, jij kan de rommel weghalen als we gescheiden worden door een instorting. Storm, jij kan daarbij helpen met je luchtkrachten."
Het leek me niet helemaal een waterdicht plan, maar iets beters kon ik ook niet verzinnen.
Storm vertrok geen spier maar zakte een beetje ineen, waarschijnlijk teleurgesteld dat hij niet samen met Tess kon zijn. Ik vroeg me af hoe explosief Kyo het wilde hebben: hij, Tess en ik samen. Was dat wel een goed idee, met alle verwarrende dingen die er tussen elk van ons waren gebeurd?
Toch wilde ik niet degene zijn die protesteerde. Ik wilde niet dat Kyo dacht dat ik hem ontweek. Er zou vast niets ergs gebeuren.
Tess vergrootte de vlam in haar handpalm. "Daar gaan we dan." Ze negeerde mij en Kyo en zette flink de pas erin. Spike was een zwarte schaduw bij haar enkels. Hij ging geen meter van haar vandaan.
Ik wisselde een blik met Kyo en haastte me om Tess hij te houden. Achter ons hoorde ik hoe het andere groepje ook opstartte.
Mijn en Kyo's voetstappen waren gelijk. Het rook naar roest en rotting in de tunnel. Druppels gleden over de slijmerige stenen. De grond was stenig en in het flakkerende licht moest ik opletten dat ik niet mijn enkels verzwikte.
Kyo bleef naast me lopen, af en toe glimlachend als een soort trouwe hond. Het was fijn, maar ook een beetje verontrustend dat hij zo zijn warme, zachte kant liet zien. Hij had nog geen enkele belediging naar mijn hoofd gegooid, wat nog verontrustender was.
Ik werd me er opeens van bewust hoe stil het tussen ons was. Ik vond de stilte fijn... maar vond hij het ongemakkelijk? Moest ik iets zeggen? Moest ik Tess erbij betrekken? Het voelde raar dat ze zo alleen voorop liep. Ik wilde me haar haat niet op de hals halen.
"Tess!" riep ik.
"Hm?" Ze stopte en keek om. Ik zocht naarstig naar iets om te zeggen. "Uhh, dat... dat wat Lee deed. Toen je met hem vocht..."
Spirits. Waarom had ik precies dit onderwerp gekozen?
"Die bliksem was echt heel cool," zei ik met bewondering in mijn stem.
Haar gezicht betrok. We wisten allebei wat de olifant in de kamer was. De onschuldige soldaat. De onschuldige soldaat die Tess had vermoord.
Kyo leek iets zenuwachtiger te zijn geworden. Hij plakte een glimlach op zijn gezicht. "Ja, supercool!" Haastig veranderde hij het onderwerp. "Weten jullie waar de anderen zijn?"
Tess negeerde hem en bitste: "Je wilt het hebben over die soldaat? Het was niet mijn schuld! Ik kon er niks aan doen!" Ze keek me niet aan, versnelde haar pas.
"Dat zeg ik ook niet!" riep ik uit. Dacht ze echt dat ik in haar onverschillige act zou trappen? "Maar ben je niet geraakt?"
"Jongens!" snauwde Kyo. "Serieus, waar zijn de anderen?"
"Het was niet mijn schuld!" schreeuwde Tess naar mij. Kyo stapte naar voren, greep haar schouders en schudde haar ruw door elkaar. "Tess! Luister godverdomme eens! Waar. Zijn. De anderen?"
Ik keek geschrokken op. "Ze... mijn spirits, zijn ze niet meer achter ons?"
"Heb je het ook door?" grauwde hij. Mijn schouders zakten.
Kyo zei zachtjes: "Sorry. Dat was te hard." Hij haalde diep adem. "Ik probeer... minder controlerend te zijn."
"Nou, dan ben je niet zo goed bezig!" snauwde Tess. "Wat een leider ben je ook! Wat doen we nu?"
"We gaan ze zoeken." Ik zette mijn handen in mijn zij. "Ze kunnen niet zo ver weg zijn, toch?"
Spike jankte, heel luid en lang, en ineens schoot hij weg, verder de tunnel in. "Spike!" krijste Tess. Ze stormde achter de hond aan, slippend over de stenen.
"Wacht, Tess! Je kunt niet zomaar weggaan!" Kyo sprong op en stoof met zware stappen achter haar aan.
"Jongens!" schreeuwde ik. Ik begon ook te rennen, achter Kyo en Tess aan. De tunnel liep steiler naar beneden, en ik probeerde hen te bereiken, slippend en struikelend. In de verte zag ik nog Tess' vuur, maar ondertussen kon ik zelf bijna niet meer zien waar ik liep.
Verdomme, Tess! Je hebt ons zonder licht achtergelaten!
"Kyo? Tess!"
Ineens was de grond weg onder mijn voeten. Ik werd gelanceerd, tolde rond en landde hard, naar beneden stuiterend over de stenen. Op miraculeuze wijze wist ik een scherpe steen vast te grijpen. De hele wereld draaide om me heen. De grond was zo steil dat ik door zou glijden als ik me niet vasthield; de zwaartekracht trok aan me. Ik probeerde mijn gevoel van boven en onder weer normaal te krijgen. Mijn linkerarm schrijnde van de klap. Ik hoorde stenen wegrollen van mijn voeten en verdwijnen in de diepte. Duizelig haalde ik adem.
Een oorverdovend gerommel bereikte mijn oren, als donder. De grond begon te trillen terwijl enorme rotsblokken de tunnel in tuimelden. Ik drukte mijn gezicht tegen de grond en kneep mijn ogen dicht. Ik stuiterde op en neer door de impact van elke steen. Wanhopig wenste ik dat Yoru er was.
Een gegorgel en geruis. Water kolkte naar binnen, een gelig licht van boven het moeras met zich meebrengend. Ik wilde mezelf omhoog duwen, maar het water had me al bereikt en sloeg me omver. Het overspoelde me met zoveel kracht dat alle lucht uit mijn longen werd geperst. Machteloos spartelde ik, heen en weer gerukt, niet in staat het water te beheersen. Mijn benen botsten tegen grote rotsen, mijn hoofd werd onder water getrokken. Gierend naar lucht klampte ik me vast aan een steen, vechtend om boven water te blijven.
Een grote hap lucht gaf me genoeg concentratie om overeind te komen en omhoog te zwemmen. Ik plantte mijn voeten op de rots en strekte mijn armen uit. Door een gat in de bovenwand tuimelde vuil bruin water naar binnen, meer en meer. Het kolkende water begon met meer structuur te bewegen, om me heen cirkelend tot ik middenin een wervelende draaikolk stond. Ik kreunde van de pijn, bleef het water rondzwaaien terwijl ik voelde hoe mijn invloed groter werd.
Ik... wat moest ik doen? Het gat dichten... ja, dat zou ik doen.
Elke liter water tintelde nu, volgde mijn gedachten. Ik haalde diep adem en stuwde het water omhoog met het momentum van zijn zwaai. Schreeuwend drukte ik het terug door het gat.
Het volledige gewicht van al het moeraswater in het meer lag op de opening. Het was loodzwaar. Mijn armspieren bonkten op het ritme van mijn hart. "Omhoog!" kermde ik. Ik duwde het laatste beetje water omhoog en bevroor het.
Trillend zakte ik op mijn knieën. Het... het was gelukt. Het water was weg. Mijn hart hamerde nog steeds in mijn borst. Ik had me laten verrassen. Ik was overvallen, door het water, door mijn eigen element!
Niet aan denken. Ik haalde diep adem en duwde mezelf omhoog. Ik moest de anderen vinden. Tess, Kyo, maar ook Storm, Yoru en Fu. Ja, en snel, voordat mijn ijs was gesmolten en het hele drama opnieuw plaats zou vinden. Ik had Yoru nodig om het gat te dichten met steen en de ravage op te ruimen.
De barrière van stenen en aarde van de instorting lag er nog steeds, ondoordringbaar en metersdik. Tess en Kyo waren aan de andere kant. In ieder geval waren ze niet verzopen. De instorting had hen gered.
Ik kwam strompelend overeind. Mijn knieën begaven het bijna en de aarde tolde om me heen. Mijn arm klopte; ik was hard tegen die steen aangeslagen. Ik voelde nu ook de wonden uit de eerdere gevechten, schreeuwend om aandacht en rust. De pijn in mijn borst van het spiritwapen, de brandwond op mijn arm.
Natuurlijk! Ik kon het helen. Met onvaste handen trok ik de kurk van mijn waterfles, leidde het water eruit en legde het op mijn arm.
Ik sloot even mijn ogen. Het gevoel van verdwijnende pijn was onbeschrijflijk, zo goddelijk. Een rust overviel me.
"Cassandra!" Struikelende voetstappen die naar me toekwamen. Het was Storms stem.
Ik opende mijn ogen. "Niet te snel, Storm! Kijk uit, het is hier glad!"
Er viel nog steeds een kleine hoeveelheid licht door het ijs aan het plafond. Net genoeg om alles te kunnen onderscheiden. Storms gestalte kwam op me af, langzamer nu. "Waar... Wat is er gebeurd? Waar is Tess? We hoorden kabaal, is er een instorting geweest?"
"Ja." Ik was drijfnat, merkte ik ineens. Mijn haar plakte in mijn nek. "Storm, waar waren jullie? We gingen jullie zoeken."
"Fu. Fu was gevallen en door zijn enkel gegaan."
"Hadden jullie niet even kunnen roepen?" Chagrijn volgde mijn opluchting.
"Dat deden we ook!" riep hij defensief. "Jullie hoorden het niet! Waarom komt er licht door het plafond? Is er een overstroming geweest?"
"Ja, dat zei ik toch? Storm, haal Yoru, snel. Ik heb het gat gedicht met ijs, maar het zal smelten." Ik zakte terug op de grond en onderdrukte duizeligheid. Storms voetstappen stierven weg.
Er leken maar een paar seconden te zijn verstreken toen ze terugkwamen, Fu mank lopend. Ondanks dat klonk hij heel wakker toen hij zei: "Waar zijn Tess en Kyo?"
"Aan de andere kant van de instorting. Nee, ze zijn niet verdronken, de hoop rommel is veel te dicht." Ik kwam overeind. "Yoru, kun jij dit gat dichten?" Mijn stem was zachter dan normaal, heser. "Ik heb het al veranderd in ijs, maar we moeten iets hebben wat niet smelt."
"Natuurlijk," zei ze zacht. De groene lampion maakte dat iedereen er een beetje ziekelijk uitzag. Beelden schoten door mijn hoofd. Het water had me bijna overmand. Ik had bijna geen controle meer gehad over het water. Ik herinnerde me hoe ik spartelde, mijn hoofd boven water probeerde te houden, hoestend en kuchend, bijna stikkend in mijn eigen element. Hoe het water mijn lichaam alle kanten op beukte.
"Cass?" Fu's alerte ogen namen me in zich op. "Jij kunt toch helen?"
"Oh!" Ik pakte mijn water en knielde naast hem neer. Hij ging op een rots zitten en inhaleerde scherp toen ik zijn broekspijp oprolde. Waarom was het toch altijd Fu met dit soort dingen?
Toen ik het water op zijn enkel legde, gloeide het op en opeens was iedereen verlicht door een schimmig blauw licht. Kyofu zuchtte van verlichting toen de zwelling van zijn enkel afnam. "Het bot was gescheurd," vertelde ik hem. "Dat moet pijn gedaan hebben. Het is goed dat je niet verder bent gegaan, dat zou geen positieve effecten hebben gehad."
"Ik heb wel wat ervaring met verwondingen," kreunde Kyofu zachtjes. Hij stond op en leunde voorzichtig op zijn enkel. Direct daarna liet hij zijn hele gewicht erop rusten. "Wauw. Bedankt."
Ik glimlachte. "Alsjeblieft."
Ondertussen had Yoru een enorm rotsblok omhoog getrokken uit de grond. Met ontzag keek ik toe hoe ze het ding omhoog tilde en in het ijs ramde. Onmiddellijk daarna maakte ze een zwaaiend gebaar met haar arm en de rots werd vlak, naadloos overgaand in de stenen eromheen.
Niets wees er meer op dat hier een instorting was geweest. Ja, behalve die enorme berg stenen op de grond.
"We moeten Tess en Kyo vinden," zei Storm bedrukt.
"Yoru, kun je met je aardesturing zien waar ze zijn?" vroeg ik.
"Ja." Haar stem galmde door de tunnel, luider dan normaal. Ze knielde neer en plantte haar hand op de grond. In het licht van de lantaarn was ze spookachtig bleek. Ze was verzonken in concentratie, haar ogen dicht.
Toen ze haar ogen opende scheen er nieuwe moed en zekerheid uit. Met vaste stem zei ze: "Kyo en Tess zitten een stukje achter de muur."
"Laten we ze redden dan!" riep Storm ongeduldig.
Yoru knikte, liep naar de versperring en plantte haar voeten in de grond. Diep ademhalend liet ze haar handen naar voren en daarna naar de zijkant schieten alsof ze een enorme deur opende. Langzaam begonnen de rotsblokken met veel gepiep naar beide zijkanten van de tunnel te schuiven.
Ik keek met grote ogen toe. Yoru maakte twee nette hopen van stenen bij de muren en liet alles dreunend vallen. Met een zucht keek ze overeind.
En toen zag ik een soort surrealistisch schijnsel uit de tunnel voor ons komen. Een roodachtig schijnsel dat op de wanden flakkerde en langzaam dichterbij kwam. Dat moesten...
Ze kwamen de hoek om, gezichten stomverbaasd.
"Kyo! Tess!" riep Storm uit. Hij stoof op ze af en trok ze allebei tegelijk in een harde berenomhelzing. "Jullie leven nog!"
"Uhm, duh?" zei Kyo verstikt. "Wat had jij dan verwacht?"
"Door de instorting was er bij ons een overstroming." Storm haalde zijn schouders op. "Ik had verwacht dat jullie iets soortgelijks moeilijks hadden meegemaakt."
Het was even stil. Tess zei kleintjes: "Nou, we hebben Spike weer gevonden, telt dat mee?"
Fu lachte kort. "Niet helemaal."
"Genoeg gebabbeld, mensen!" snauwde Tess ineens. "Laten we verder gaan!"
"Mee eens," zei ik op kalmerende toon. "Laten we uit deze nachtmerrie ontsnappen."
Tess begon te lopen. Het licht van haar vuur en het licht van Yoru's lantaarn mengden op de muren in duizend verschillende groene, goudgele en oranje tonen.
Kyo liep niet naast Tess. Hij liep naast mij. Zwijgend. Ik voelde af en toe zijn blik op me rusten, maar als ik naar hem keek lagen zijn ogen altijd op de weg voor ons.
Tess liep vooraan, met grote stappen, en had Kyo al de hele tijd genegeerd. Er klopte iets niet. Wilden ze niet samen lopen?
Voordat ik het tactisch kon brengen zei Storm liefjes: "Tess, Kyo, hoezo lopen jullie niet samen?"
"W... wat?" stamelde Tess. Haar vlam werd iets groter. Defensief keek ze om.
Storm knipperde onschuldig. "Jullie doen zo vreemd en jullie houden elkaars handen niet meer vast."
Kyo zuchtte. "Eigenlijk is er wel iets." Hij wisselde een blik met Tess en trok resoluut zijn schouders naar achteren. "We zijn uit elkaar."
Ze... Wat? Ik knipperde een paar keer. Uit elkaar?
"Oh," zei Fu laconiek.
"Maar waarom?" Yoru schrok zelf van haar woorden. Ze leek iets kleiner te worden onder onze blik.
"Oh." Kyo leek de vraag helemaal niet erg te vinden. Kalm verkondigde hij: "We voelden geen connectie meer, en we hadden de hele tijd ruzie. We hadden allebei gewoon niet die vlinders meer, toch Tess?"
"Nooit gehad," bitste ze.
Kyo keek de andere kant op.
Ik zocht heel hard om iets te vinden wat de spanning zou verlagen. Uiteindelijk zei ik: "Als de keuze jullie allebei gelukkiger maakt, dan is het een goede keuze."
Ik hoorde instemmend gemompel van de anderen. In het schimmige licht zag ik nog net de zweem van een glimlach op Storms gezicht, die hij met man en macht probeerde te onderdrukken.
Eigenlijk was iedereen opgelucht. Tess en Kyo... Om een of andere reden was de chemie er nooit geweest. Ze gingen met elkaar om als goede vrienden, hadden dat altijd gedaan. Nog nooit had ik spanning om hen heen voelen hangen zoals bij Kenji en ik. Nooit had ik ze zien kussen, en als ze elkaars handen vasthielden kon ik er maar geen verliefd koppel in zien.
Ik had het afgeschreven als een fout in mijn intuïtie. Maar was het, achteraf gezien, niet gewoon de waarheid geweest? Of wist ik te weinig van liefde daarvoor?
Kyo's blik op me was vragend. En opeens stortten al mijn emoties in. Verwachtte Kyo nu iets van me? Had hij ook de spanning, de aantrekking tussen ons gevoeld? Ja, ik voelde me tot hem aangetrokken, lichamelijk. Maar dit... ik wilde geen relatie. Ik kon het niet aan. Ik wilde het niet.
Ik wilde het niet.
Niet zo vlug na Kenji. Omdat ik wist dat ik bij elke kus nog aan hem zou denken. Stelde ik Kyo nu teleur? Het was niets persoonlijks. Met iets minder emotionele bagage had ik mijn kans gegrepen.
Maar niet nu.
Trillend keek ik naar mijn handen. Ik had tijd nodig. Totdat ik weer genoeg geheeld was om een emotionele band te kunnen vormen. Alleen verleiding was niet genoeg.
Het spijt me, Kyo.
Toen ik hem niet aan durfde te kijken leek zijn blik wel... berustend. Het leek wel of hij het accepteerde en begreep.
Sluiks keek ik naar Tess. Ze hield haar hoofd opgeheven en liep zonder iets te zeggen door, alsof ze duidelijk wilde maken dat het haar niets kon schelen. Kon het haar niets schelen? Of voelde ze zich toch afgewezen? Ik wist dat ze ruzie hadden gehad. Schaamde Tess zich voor ons? Alsof dit het bewijs was dat niemand haar wilde? Ergens kon ik me voorstellen dat Tess een vriendje wilde... om de leegte te vullen. Om het idee te krijgen dat er iemand voor haar zorgde. Om dat gat te vullen wat haar hele leven er was geweest. Gebrek aan aandacht en liefde.
Ik keek omhoog en zag een spookachtig blauw lichtpuntje aan het einde van de tunnel. Waren we er? Eindelijk?
Uit zichzelf begon de groep sneller te lopen. Alleen Tess' pas versloomde; ze viel een beetje achter. Kyo liep nu voorop. Het licht werd feller en feller, zo fel dat ik mijn ogen dicht moest knijpen, al leek het geen daglicht. Met samengeknepen ogen en mijn handen voor mijn gezicht stapte ik de open lucht in.
Ik liet mijn ogen wennen aan het licht en opende ze langzaam. Het was al nacht - hoe lang hadden we in die tunnel gezeten? - en de bijna volle maan straalde in de donkere avondhemel.
We stonden middenin een verlaten dorp. De grond was koud en zanderig en glinsterde wit in het maanlicht. Om ons heen stonden de skeletten van oude, vervallen huizen.
Losgerukte planken piepten zachtjes terwijl ze heen en weer zwaaiden aan een spijker. Er was geen sprietje groen te bekennen.
Ik voelde onverwachts hoe de moeheid me overviel. Storm, waarvan ik ineens besefte dat hij alle bagage zonder klagen had gedragen, liet de tassen met een plof op het zand vallen. "Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik heb echt geen puf meer om de tenten op te zetten."
Het maanlicht wierp vreemde schaduwen op onze gezichten. Alles zag er anders uit. De schaduwen tussen de huizen waren donkerder dan normaal, elk geluidje verdacht. Ik klemde mijn kaken op elkaar en hield mijn hoofd hoog.
Als er hier kwaadaardige spirits waren... Kom me maar halen. Ik kan tegen jullie op. Als er iets is, kom tevoorschijn. Ik ben niet bang voor jullie. Ik probeerde mezelf net zo goed te overtuigen als de eventuele gevaren die zich in het donker verscholen.
Maar er kwam niets. Niet dat ik iets anders had verwacht.
Onze voetstappen knerpten net te luid. Het leek alsof het hele dorp wachtte op iets.
Ongemakkelijk liep ik wat dichter bij de groep. Tess klemde Yoru's arm vast, wier gezicht bleek was en vertrokken van de pijn. Storm keek waakzaam rond. Spike was nog steeds tegen Tess' benen aangeschurkt. Kyo stond met zijn handen in zijn zakken naast Yoru met Fu bij zijn zijde. Hij keek nonchalant en nieuwsgierig rond, blijkbaar niet aangedaan door de griezelige sfeer.
Eén voor één vond iedereen een goede plek om te liggen. Ik zag een holletje in het zand en liep naar de hoop tassen. Ik begon zo moe te worden dat ik een beetje zwalkte en de helft van wat er gebeurde langs me heen ging.
Gapend rolde ik mijn slaapzak uit en kroop er met al mijn kleding in. De veren waren zo zacht dat ik onmiddellijk wegzakte, het diepe kalme zwart in.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro