Hoofdstuk 18: Levend groen
Waarin iets beweegt wat niet hoort te bewegen
Duw, trek, duw, trek. Langzaam gleden onze bootjes voort. Ik maakte vloeiende bewegingen en duwde de bootjes moeizaam door het donkere water. Het was een vreemd gevoel om te doen, want het water was troebel en modderig. Ik moest mijn best doen om de boten vooruit te krijgen. Het water leek ik nu mee te moeten trekken, in plaats van dat het bijna voor mijn gedachten uitsnelde. Was dit hoe aardesturen voelde?
Duw, trek, duw, trek. De warme lucht drukte op mijn lichaam en vulde mijn hoofd met watten. Mijn tuniek kleefde aan mijn rug. Voor mijn neus zoemden kleine vliegjes en ik veegde vlug met mijn hand voor mijn neus, maar ze kwamen weer terug. Ik probeerde ze te negeren en ging door, ook al wilde ik eigenlijk het water in springen van frustratie. Het was doodstil in de boten, en iedereen probeerde energie te besparen in de hitte. Dode gewichten, en ik, de waterstuurder, mocht weer al het werk doen.
Duw, trek, duw, trek. Het was te monotoon, te warm, te vochtig. Hoe lang was ik zo al bezig? Wanneer was het weer tijd om af te lossen met Yoru, die ons door de modderdeeltjes vooruit kon stuwen? Wat voor afstand hadden we nu al afgelegd? Wanneer zouden we eindelijk uit dit gat dat een moeras heette komen? Wanneer zou er weer helder water, lekker eten en stevige grond zijn?
Duw, trek, duw, trek. De benauwde lucht snoerde mijn keel dicht en ik voelde een zweetdruppel naar beneden rollen over mijn voorhoofd. Ik veegde vlug mijn hand over mijn gezicht, eindelijk even verkoeling. Druppels vielen van mijn vingers en maakten kringen in het water.
Duw, trek, duw, trek, duw, trek, duw, trek, duw, trek, duw...
Zou ik de lichtjes ooit nog eens zien? Ik verlangde naar de koele avond. Mijn haar hing zwaar in mijn nek en ik wenste dat ik een elastiekje had om het op te knopen. Maar ik moest niet opgeven. Ja, de zon brandde op mijn rug, mijn haar was nat van het zweet, ik ergerde me mateloos aan de zwermen vliegjes, ik moest dit helemaal alleen doen, de planten stonden dampend op de oever, de lianen hingen in de weg, het water was een constante verlokking, ik wilde stoppen, slapen... Duw, trek, duw, trek. Duw. Trek.
Het water borrelde een eindje verderop. Ik keek op. Krokodillen? Maar nergens zag ik de boomstammen door het water glijden. Ik wist toch zeker dat ik iets had gehoord.
Ik stopte met sturen en zei met lage, zachte stem: "Jongens? Hoorden jullie dat ook?"
"Het is niks," zei Kyo gauw.
"Ik weet het niet." Kenji wisselde een blik met mij. Hij moest de urgentie in mijn ogen hebben gezien, want zijn hand gleed naar het lange mes bij zijn zijde. "Laten we waakzaam zijn. Misschien..."
KRAAK!
Fu schreeuwde het uit toen er een groene liaan uit het water schoot en naar zijn been uithaalde. Hij viel achteruit en de boot begon wild te schommelen. Ik verloor bijna mijn balans en sprong op, de boot stabiliserend in het water. Spikes angstige geblaf galmde door de lucht. Een nieuwe liaan suisde op ons af en rolde zich om de boot. Ik hoorde het gekraak van hout. Onze nieuwe boten! Vlug bevroor ik de liaan en verbrijzelde hem met een neerwaartse schop van mijn hiel. Water begon de boot binnen te stromen, sijpelend door de gaten. Vlug bevroor ik dat ook.
De andere boot, die van Kyo, Tess, Storm en Kenji, schommelde wild heen en weer op de golven. Lianen schoten links en rechts omhoog en krulden zich om lichamen en boten. Kenji zat als bevroren in de boot terwijl Kyo een bal van lucht om de boot creëerde en uiteen liet spatten. De lianen vielen slap weg.
Ik werd weer terug in mijn eigen situatie geroepen doordat ik ineens iets slijmerigs om mijn hiel voelde. Ik rukte mijn been los en hakte de liaan af met een zweep water. Mijn hart wilde uit mijn borstkas springen terwijl ik in paniek om me heen keek. Hoe konden die lianen zomaar bewegen?
Yoru stuurde een aantal steentjes uit haar buidel en vormde een platte staf. Ze begon hem om zich heen te werpen, de lianen doorsnijdend die met duizelingwekkende snelheid op onze boot afschoten. Fu's ogen waren groot. Ik rende naar voren en bevroor de gaten in de boot opnieuw toen ze langzaam begonnen te dooien. Er klonk weer gekraak toen een plank werd versplinterd door een liaan. Met een schreeuw hakte ik de stengel doormidden en haalde in mijn draai uit naar een andere, die naar Yoru's voet toe kroop.
Maar ze bleven komen, als een grote massa krioelende kevers, langzaam op ons af.
Plotseling schoot er een dikke liaan naar voren en wikkelde zich om mijn been met de kracht van een cobra. Mijn hele voet werd afgekneld en ik probeerde weg te trekken, maar deze liaan was dikker en steviger. Ik voelde in een opwelling naar het water in de plant en wikkelde de groene stengel met trillende spieren los, hem uit de boot smijtend.
Naast me zag ik een nog dikkere, zo breed als mijn middel, die langzaam om de boot kroop alsof hij hem wilde wurgen. Ik probeerde de liaan weg te sturen zoals ik eerder had gedaan, maar hij bood ongelofelijk veel weerstand. Het was alsof ik aan een pop liep te trekken met een eigen wil. De boot schommelde terwijl ik trok, in heftig gevecht met de plant. Yoru keek geschrokken om toen ook zij de dikke liaan opmerkte. Ze begon met haar stenen staf op de liaan in te hakken, maar de diepe sneden groeiden direct weer dicht alsof er niets was gebeurd.
Hoe? spookte door mijn hoofd, terwijl ik kreunde en mijn voeten steviger neerzette in de boot. Hoe konden de planten uit zichzelf bewegen? Ik drukte mijn handen tegen de plant aan en begroef mijn vingers in het... vlees? Mijn nagels zetten zich vast en ik trok de wortel naar me toe, alle kracht zettend die ik kon verzamelen, maar de liaan wilde niet bewegen.
De plant bewoog nog heel langzaam, maar de planken van de boot begonnen te kraken. Als een groteske slang had hij zich om de boot gewikkeld en kneep hem. Planken begonnen om te buigen. Fu zat aan het andere einde van de boot, groene ogen vol met horreur terwijl hij de rand van de kajak vastklemde. Ik
herinnerde me dat hij niet kon zwemmen en een steek schoot door mijn maag. Dit was onbegonnen werk. Die liaan was minstens twee keer zo dik als mijn middel en drie keer zo sterk als ik. Ik liet de plant los en stapte achteruit. Yoru keek me even aan. Haar uitdrukking weerkaatste hoe ik me voelde. De boot werd gewelddadig heen en weer geschud door de grote plant. Ik klemde haar vast voordat we onze balans verloren en snauwde in haar oor: "Zorg dat Fu niet valt!"
Ze knikte wezenloos en sprong over de wortel heen naar de andere kant. Ik zag nog net hoe ze hem wegtrok uit het bereik van een uithalende liaan.
Ik keek krampachtig om naar de andere boot. Ineens zag ik hem, weggedreven, maar er was niets meer van over dan een massa gebroken planken. Lianen schoten uit het water en hadden zich om de lichamen van Tess, Kyo, Storm en Kenji gekruld. Verwoed vochten ze in het water, spartelend om boven te blijven.
Oh spirits. Dit water was diep, en de lianen bleven komen, alles omlaag trekkend waar ze hun tentakels op konden krijgen. Ik schrok toen de boot ineens werd weggerukt onder mijn voeten. Planken versplinterden en schoten alle kanten op. Ik wiebelde en bevroor een eilandje van ijs waar ik duizelig neerviel.
Yoru maakte een eiland van steen, sprong erop en greep Fu stevig vast, maar een liaan sleurde hem aan zijn enkels het water in. Yoru trok hem terug, haar voeten vastzettend in het steen, maar een liaan haalde uit naar haar hoofd en trok haar via een pijnlijke klap op de rand van de steen aan haar nek onderwater voordat ze iets kon doen. Ik zag hoe haar armen vruchteloos spartelden terwijl ze schreeuwend onder werd getrokken.
Ik wilde op haar af springen maar werd onderuit gehaald door een liaan om mijn middel. Hij perste alle adem uit mijn longen en ik kon bijna mijn ribben horen kraken.
Ineens was ik in het vuile water, vechtend voor adem, heen en weer gerukt door de plant, donker, licht, donker, licht, donker. Het water omsloot me. Ik klauwde met mijn handen naar de dikke plant om mijn middel en voelde hoe ik langzaam besef van onder en boven verloor.
Nee. Dat mocht niet.
Ik verzamelde al mijn adem en gilde, en de plant spatte weg en ik stuwde mezelf op in een draaikolk van slome modder. Het water was dik, te dik om goed te kunnen zwemmen. Het voelde als een van die angstdromen waarin je rent, maar niet vooruit kan komen.
Ik worstelde me omhoog, proberend het water te buigen naar mijn wil - rijs omhoog, bevries, alles om aan die donkere diepte te ontsnappen - maar plotseling greep een slijmerige liaan mijn voet vast in de diepte. Ik worstelde om los te komen. Modder zat in mijn mond en in mijn ogen die onbedwingbaar knipperden. Ik wist... ik wist dat ik me open moest stellen. Open voor het gore water van het moeras.
Ik ademde uit, overwon mijn afkeer en bevrijdde mijn bewustzijn. Kleine deeltjes water, overal, zowel in mijzelf als in de plant als in de modder leken op te lichten om me heen. Ik haalde diep adem en nam bezit van het water in de wortel. Laat los. De druk om mijn enkel verdween en ik haalde raspend adem, mezelf omhoog duwend in het water, de pure deeltjes scheidend van de vieze modder tot ik in een glasheldere draaikolk boven het oppervlak uitrees, gebarsten droge grond achterlatend. Met een zucht liet ik mezelf neer op de stevige grond, concentreerde me en liet het gescheiden water verdampen, zodat het in een wolk verdween en oploste in de lucht. Met schrijnende ogen zakte ik op mijn knieën en zoog de verse lucht naar binnen.
Twee bezorgde ogen en een lichtbruine krullenbos verschenen in mijn zicht. Yoru stapte over het water op eilanden van steen en rende zo naar me toe. Achter haar aan kwam Fu, verpakt in een dikke laag droge modder. Hij greep me bij mijn armen en trok me overeind. "Cassandra! De anderen zijn naar de diepte getrokken door die lianen, jij en Yoru moeten er iets aan doen!"
Ik liet mezelf overeind trekken en wreef slijk uit mijn gezicht. Mijn hart stuiterde op en neer. Kenji! Kenji! schreeuwde het, alle logische gedachten overstemmend.
"Oké." Ik greep Yoru's arm zo hard dat ik haar gezicht zag vertrekken. Haastig zei ik: "Als... als jij met je aardesturing voelt waar ze liggen, stuur ik ze eruit en maak jij een eiland voor ze, oké?" Het was het enige wat ik nu kon bedenken, maar het voelde niet genoeg. Het was te weinig, en iedereen zou doodgaan omdat wij...
"Is goed!" Yoru trok resoluut haar arm los en zakte door haar knieën. Ze plaatste haar hand op de grond en sloot haar ogen. "Uhm... Daar!" Ze stond weer op en wees naar een borrelende plek links van ons. Ik zag een hand, een gekleurde hand, misschien Tess of Kyo, die paniekerig leek te vechten.
Ik stormde naar voren, meer water verwijderend en opzij gooiend zodat ik droge grond had om op te staan en strekte mijn handen uit. Ze begonnen te tintelen, contact te maken met het water om de persoon heen en ineens spiraalde hij omhoog. Het was Tess, vlecht zwaaiend, Spike in haar armen en vuur oprazend om haar heen. Ik sleepte het water naar me toe en Tess landde op de grond en rolde door. Rochelend hoestte ze de modder uit haar longen.
Fu gleed naar voren en ontfermde zich over Tess en Spike, terwijl Yoru de volgende plek aanwees. Ik hoorde op de achtergrond Tess' wanhopige stem, die riep: "De modder verstikte mijn krachten! Ik schaam me zo!"
Niet schamen, Tess, dacht ik. Het moeras is een plek van water en aarde, niet van vuur. Het is begrijpelijk.
Ik rende door naar de plek die Yoru aanwees, waar Kyo zich vastklemde aan een plank en zich probeerde los te worstelen van een liaan die vele malen om zijn been gewikkeld zat. Hij vuurde zwakke windstoten af, maar de liaan klemde zich alleen maar steviger vast. Kyo jammerde lichtjes terwijl Yoru op een stenen eiland naar voren schoot, met een rotsschijf de liaan doormidden deed knappen en Kyo aan zijn armen omhoog trok. Ik zag uit mijn ooghoek Storm, die zichzelf al had gered en zich met een tornado bevrijdde van een dikke liaan. Hij zweefde even door de lucht en landde toen naast me.
Ik greep zijn schouders en schudde hem heen en weer. "Kenji! Waar is Kenji?" Mijn stem sloeg over en tranen begonnen witte sporen te trekken in mijn met modder bedekte gezicht.
Storm schudde zijn hoofd. Ik liet hem los en struikelde achteruit. "Kenji!"
"H-hier!" Zijn stem schalde door de lucht. Ik keek vlug om en zag ineens een hoofd boven de aarde uitsteken. Mijn spirits, hij was vast komen te zitten in de aarde die Yoru en ik hadden gecreëerd! Ik sprintte naar hem toe, gleed tot een halt naast de zwarte haren en grote grijze ogen. "Je leeft!"
"Goed gezien!" Hij grinnikte een beetje. "Ik leef, en hoe!" Hij leek zijn situatie grappiger te vinden dan ik. "Begraven in de modder als een dooie vis."
Ik zeeg neer op mijn knieën en staarde even naar het tafereel. Wat kon ik hier aan doen? Hoe kon ik hem bevrijden?
Toen zag ik groene schoenen naast me komen staan en sloeg Yoru haar armen over elkaar. "Kan ik jullie helpen?"
"Ja, graag. Ik kom er niet uit, zoals je ziet." Kenji klonk droog, maar alle amuse van daarnet was uit zijn stem verdwenen. Hij sloeg zijn ogen op en keek Yoru vasthoudend aan.
Ze bleef even stil staan en keek neer op ons tweeën. Mijn hart kwam langzaam tot rust terwijl ik haar smekend aankeek. Alsjeblieft, Yoru. Wat heeft hij je aangedaan?
Yoru wachtte nog heel even, maar stampte toen met haar voet op de grond en duwde Kenji omhoog. Ik liet opgelucht mijn adem ontsnappen. Kenji stapte het gat uit en ging met zijn hand door zijn haar om de modder er een beetje uit te vegen. Hij trok me omhoog en kuste me lichtjes op mijn voorhoofd. "Ik wist wel dat je er voor me zou zijn."
Yoru bekeek ons tweeën nog even scherp en ik voelde de neiging om expres Kenji uitbundig te kussen, alleen maar om die oordelende blik te tarten. Toen draaide ze zich om en liep zonder een woord weg.
Langzaam kwam het hele ensemble mensen tot leven. Iedereen zat onder de modder en blauwe plekken van de lianen. Storm begroef zijn handen in zijn haar. "Alle draken, wat waren dat in spiritsnaam?"
"Levende lianen," zei Kyo droogjes. Hij masseerde zijn enkel en kwam weer overeind. "En ook het einde van onze boten."
"Maar... maar..." Storms ogen werden groot. "Dit was allemaal jullie idee, Cass en Kyo! We hadden niet door het moeras kunnen gaan, maar nu zitten we hier, verdwaald, zonder boot, al onze voorraden gezonken..."
Voorraden? Oh god, daar had ik nog niet eens aan gedacht. Storm haalde raspend adem. "Dit gaan we niet overleven, en dan zien jullie nooit jullie familie en kunnen jullie de wereld niet redden en..."
"Storm, stop!" riep ik uit. "Niet in paniek raken! We zijn de avatar en we overleven ook dit wel... Mits we niet in paniek raken. We moeten gewoon..."
Tess gooide haar handen in de lucht en jammerde: "Mijn katana's zijn gezonken!"
Fu staarde bedrukt naar zijn handen. "De tenten zijn ook weg..."
Tess zette haar armen in haar zij en vernauwde haar ogen. "Was dit écht jouw idee, Cass?"
Ik rechtte mijn rug en keek haar kalm aan. "Ja... En Kyo's idee. En ik denk dat we hier uit kunnen komen. Deze reis kan leerzaam zijn."
Kyo knikte. "We kunnen meer over de spirits te weten komen..."
Tess viel stil. Zachtjes zei ze: "Als er meer spirits komen overleven we het niet, hoor. Ik in ieder geval niet." Ze trok een pruilend gezicht.
Ik wist waar ze op doelde. Ze had zich niet kunnen verdedigen tegen de lianen van daarnet. Dus wat? Er waren momenten geweest waarbij ze ons had gered. Ik wilde haar het vertellen. Ik wilde haar vertellen dat falen niet erg was, en dat het niet erg was dat ze een keertje niet de beste was in een gevecht. Maar het voelde ineens raar... vreemd... anders dan vroeger. Er was iets veranderd tussen ons, een barrière opgekomen, een kloof ontstaan.
Kenji was misschien die kloof, en Kyo. Maar wat het ook was, we praatten weinig meer.
Maar of ik het miste? Haar koppigheid, arrogantie die een laag zelfvertrouwen verborg, haar luiheid en hoe ze schuilde voor wat ze niet wilde horen? Hmm. Zoals Kenji zei... altijd de helpende zijn in vriendschappen was niet goed voor me. Maar misschien miste ik het wel. Een heel klein beetje.
Ik zuchtte en keek om me heen. Het was rumoerig geworden. Kyo staarde naar de grond met een bezorgde frons op zijn gezicht. Storms ogen waren groot terwijl hij uitriep: "We vallen ten prooi aan de spirits! We gaan allemaal dood zonder voorraden en tenten!"
Ik keek op. Een vonk van irritatie flitste door me heen. Irritatie voor zijn gebrek aan zelfcontrole. "Luister, we hebben gedaan wat we konden..."
"Cass, als jij gewoon..." begon Kyo kwaad.
Ik keek hem met vlammende ogen aan. "Als ik wat? Ik dacht dat jij de leider hier was. Zoiets hadden we afgesproken, of niet? Na ons kleine ruzietje van een paar dagen geleden?"
Kenji legde een waarschuwende hand op mijn schouder. Iedereen kakelde door elkaar heen. Mijn borst ging heel snel op en neer. Ik begon vlekken te zien. Ik had gefaald. Ik had Kyo overgehaald om door het moeras te gaan, en wat was er gebeurd tot nu toe? We waren aangevallen door krokodillen en lianen, onze bagage was weg, Kyo en Tess waren samen en Yuuga...
Nee, Yuuga. Yuuga was hier. Ik kon niet weg.
Ik trok aan Kenji's mouw en keek hem smekend aan. Hij sloeg een arm om mijn schouders en brulde: "STILTE!"
Iedereen was ineens doodstil en keek een beetje beschaamd naar Kenji. Ik leunde tegen hem aan en wilde in tranen uitbarsten. Ik haatte ze. Ik haatte deze groep. Kenji stapte naar achteren en wees naar mij. "Cass, ga je gang." Toen zijn arm weg was bleef er alleen leegte over.
Ik haalde diep adem. "Jullie zeggen dat we dit niet gaan overleven, maar dat is hetzelfde als opgeven. En niets is laffer dan opgeven. We gaan door, we gaan dit halen! We lopen gewoon in een rij, ik en Yoru maken bruggen van ijs en steen als de moerasgrond te zacht is, en Yoru maakt in de avond huisjes van steen, en Tess houdt spirits op afstand en zorgt voor het kampvuur, en Kyo en Storm blazen lianen en obstakels weg." Ik keek iedereen fel aan. "We kunnen niet de moed opgeven! Dit kan ons kennis opleveren om onze vijanden te verslaan."
Het was even stil. Ik keek ziedend rond. "Iemand problemen? Nee? Zelfs Kyo niet?"
Ironisch, dat ik nu de lijm was die het hele wankele bouwsel bij elkaar hield terwijl het niet eens belangrijk voor me was. Kyo knikte langzaam en haalde zijn schouders op. "Begrepen. Laten we gaan. Ik neem de leiding wel weer met Tess, dank je." Hij keek me giftig aan en draaide zich om.
Ik negeerde hem. Ik was uitgeput. Telkens iemand zijn die ik niet was vermoeide me mateloos. Ik wilde wegrennen met Kenji en me eeuwig verstoppen.
Fu glimlachte naar me. "Goed gezegd, Cass." Zijn houding tegenover mij was aanzienlijk verbeterd sinds ik hem had geheeld met mijn water. Yoru daarentegen leek dat helemaal niet prettig te vinden. Ze pakte zijn arm en trok hem mee naar voren, haar pas versnellend.
Ik sloot even mijn ogen. Er was ineens geen tas meer om mee te sjouwen, geen slaapzak en matje, geen potten en pannen, geen eten. Ik wist niet hoe we dit gingen doen, maar we gingen het doen.
Konden we iets anders?
"Ik ben trots op jou," fluisterde Kenji in mijn oor. Het was muziek voor mijn oren. Ik zakte tegen hem aan en drukte een kusje in zijn nek. Ik ademde terug: "Vanavond?"
"Vanavond." Hij glimlachte.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro