Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 14: Monster

Waarin Kenji iets bekent

--------

Drup, drup, drup.

Kroekoe! Kroekoe!

Graa! Graa! Graa!

Prr-tutu!

Kroekoe. Kroekoe. Kroekoe.

De nooit eindigende geluiden van het oerwoud vulden mijn oren zoals ze al dagen hadden gedaan. Sinds die ene dag dat we aangevallen waren door de krokodillen was het oerwoud ineens tot leven gekomen. Alsof het ons had geaccepteerd nadat we de beproevingen die op ons pad waren gegooid hadden overwonnen. Alsof we ineens deel waren geworden van het complexe leven hier.

Ik sprong een boomstam op en liep op mijn tenen naar boven. De sleutel tot goed kunnen klimmen was dat je soepel was. Soepele kracht zonder aarzelingen. Als je aarzelde, verloor je momentum en balans en dan was je dood. Je moest compleet gefocust zijn op je lichaam en de takken, maar tegelijkertijd je doel niet uit het oog verliezen.

Mijn doel? Kenji was al een tijdje uit het kamp verdwenen en nu zocht ik hem, springend over takken en onder lianen door duikend. Het was niet typisch van hem om zomaar te verdwijnen. Normaal was hij altijd zo betrokken en aanwezig. Maar nu was hij ineens weg, zonder een woord.

Ik liet mijn adem ontsnappen en veegde een sluike, vettige pluk haar weg uit mijn ogen. Ik had allang opgegeven om schoon en droog te blijven in dit moeras. De hitte, de modder en de planten hadden een moordende uitwerking op mijn uiterlijk. Niet dat het iemand in de groep iets kon schelen. Gelukkig waren we dat punt allang gepasseerd.

"Kenji!" riep ik zachtjes. "Waar ben je?"

Een stem rees ineens op tussen de wirwar van enorme wortels. "Hier." Mijn hart maakte een sprongetje en ik kroop nog een stukje verder over de tak voordat ik mezelf eraf liet glijden en met een plons in het donkere water landde. Ik zag Kenji een eindje verderop met gekruiste benen zitten, kin leunend op zijn hand en ogen donkerder dan normaal.

Ik schraapte mijn keel. "Hey... Wat is er? Je lijkt... melancholisch." Hij keek even op met een vermoeide uitdrukking en zei niets. Ik kon mezelf wel slaan. Wie gebruikte het woord melancholisch nou in spreektaal? Mijn wangen kleurden een beetje. Dat stomme blozen van mij ook.

Ik waadde naar hem toe en klom een stukje de kant op. "Kenji?"

Hij gaf geen antwoord, maar strekte zijn arm uit naar me met een poging tot een glimlach op zijn gezicht. Ik glimlachte onzeker terug en pakte zijn hand. Ik had hem nog nooit zo gezien, zo... zo lusteloos.

Zonder iets te zeggen kwam ik naast hem zitten op de verende moerasgrond. Ik wreef zachtjes over zijn handpalm met mijn duim, alsof ik zo een beetje van mijn liefde kon transporteren. Het was stil terwijl we luisterden naar elkaars ademhaling. Wachtten, op iets.

Eindelijk begon hij te praten. "Je... je zei dat je de avatar was. Samen met Tess en Yoru. Omdat jullie Yangchens dochters zijn. Dat jullie zijn krachten met zijn drieën hebben overgenomen."

Het was een constatering, geen vraag. Ik knikte afwachtend terwijl ik zocht naar een antwoord in die zilveren ogen.

Ineens zakte hij in elkaar, verschrompelde als een herfstblaadje. Hij drukte zijn handen tegen zijn gezicht en liet zijn hoofd zakken tussen hangende schouders. "Cass... Het spijt me. Het spijt me zo."

"Wat? Wat spijt je?" Een onheilspellend gevoel kroop als ijs over mijn rug. Ik perste mijn lippen op elkaar en pakte zijn arm met beide handen. Dwingend keek ik hem aan. "Heb ik iets fout gedaan?"

"Nee! Nee, nee!" Hij keek me geschrokken aan. "Natuurlijk niet!" Hij haalde diep adem. "Het is iets anders. Iets... dat ik zelf eigenlijk niet wil geloven. Maar..."

"Zeg het maar," zei ik zachtjes. "Ik kan ertegen." Ik glimlachte bemoedigend. "Echt waar."

Hij knikte langzaam en rechtte zijn rug. "Oké. Ehm... Er is iets dat ik je moet vertellen over de avatar. Iets wat ik al een tijdje weet. Ik durfde het niet te zeggen, ik... ik wilde deze droom niet verpesten." Hij slikte hoorbaar en keek me nu recht aan. "Maar ik kan dit niet uithouden. Ik kan deze leugen niet volhouden. Als ik je zie..." Hij kneep zijn ogen stijf dicht en verzamelde moed. Toen hij ze opende zag ik alleen maar vastberadenheid. Kalm zei hij: "Weet je eigenlijk wat de avatar precies is?"

Ik wilde ja zeggen, maar besefte dat ik dan zou liegen. Ik bestudeerde mijn nagelriemen. "Ik weet dat de avatar reïncarneert als hij doodgaat, telkens in een nieuwe baby."

"Je zegt avatar." Hij keek me scherp aan. "Maar wat is de avatar dan? Wat reïncarneert er precies? Wat linkt jou met alle avatars voor je? Wat maakt dat een mens ineens vier elementen kan sturen?"

Ik schudde mijn hoofd en trok mijn schouders op. "Ik heb werkelijk geen idee."

"Het is een spirit," flapte Kenji eruit.

Ik bevroor en draaide me langzaam om. Ik wilde iets zeggen, maar er was niets om te zeggen. Ik zou kunnen vragen of het een grap was, zoals Tess altijd deed. Maar dat zou een domme vraag zijn. Natuurlijk was het geen grap.

Kenji klonk bijna afstandelijk toen hij zei: "Feitelijk is de avatar een spirit die als een parasiet op de mens leeft. Als de mens sterft, zoekt de avatar spirit een nieuwe gastheer of -vrouw."

Ik kon bijna niet praten. "Dus... er leeft een... een spirit in mij?"

Hij knikte. "En in Tess en Yoru. Die spirit maakt dat je zo goed in watersturen bent, en ook potentieel hebt om lucht te sturen - misschien wel meer elementen."

"Maar... Hoe kan het dat zowel Tess als Yoru als ik de avatar spirit hebben? Is het erfelijk? Hebben kinderen van avatars altijd meer en betere krachten?" Ik vuurde haastig vragen op hem af om aan mijn emoties te ontsnappen. Ik voelde het klamme zweet ineens liggen in mijn nek en over mijn hele lichaam, hoe mijn kimono tegen mijn huid plakte en mijn haar kriebelde op mijn armen. Ik wilde uit mijn lichaam springen. Mijn lichaam, dat een spirit bevatte.

Was er de mogelijkheid dat hij loog?

"Hoe weet je dit?" zei ik fel.

Hij deed even zijn mond open en dicht. Uiteindelijk antwoordde hij zacht: "Ik hoorde het op een soort bijeenkomst tijdens mijn reizen. Maar weinig mensen weten het, maar ik dacht... Ik kon niet..." Zijn stem brak en ineens waren zijn ogen vol tranen en de mijne ook en klemde ik hem tegen me aan en huilde geluidloos in zijn schouder.

Zijn brede schouders schokten. "Ik weet dat een goede leugen soms beter werkt dan de waarheid," jammerde hij. "Maar ik kon niet meer liegen. Niet... niet tegen jou."

Ik beet op mijn lip om mijn tranen te stoppen, bleef bijten alsof ik zou sterven als ik mijn onderlip losliet. "Dus de avatar state... Tess bij het feest was..."

"Overgenomen door de avatar spirit, waardoor de connecties met eerdere levens werden geopend." Een traan rolde over Kenji's wang. Zijn ogen waren bijna dichtgeknepen terwijl hij nog steeds in dezelfde verkrampte houding zat.

Ik schoot weer vol en sloeg mijn handen voor mijn mond en neus. Mijn lelijke, jankende gezicht. De tranen maakten mijn handen glibberig. "Ben ik... ben ik nu een monster?" bracht ik uit. De woorden alleen al maakten dat een nieuwe tranenvloed zich verzamelde in mijn ooghoeken.

Kenji's gezicht vertrok zich in een grimas terwijl hij probeerde te stoppen met huilen. "Nee, nee... Cassandra Lao, jij bent geen monster, oké?"

Ik keek hem alleen maar vertwijfeld aan. De wereld was wazig om hem heen. "Hoe kan ik geen monster zijn?"

Hij greep mijn polsen. Hij verhief zijn stem en zijn ogen werden groot en wild, in paniek, dwingend, agressief bijna. Het maakte me een beetje bang om hem zo overstuur te zien, maar dat kon hij nooit weten. Ik was sterk.

"Luister, Cass," siste hij, "jij bent geen monster! Het is de avatar spirit! En ik... ik ben zo bang dat ik je kwijtraak. Dat ik je verlies aan dat monster. Ik..." Zijn stem stopte en hij draaide zich om, tot ik alleen maar zijn schouders zag. Ik stond op en veegde mijn tranen weg met mijn handen en mijn handen aan mijn kimono. Met een zucht stapte ik over de boomwortel en knielde voor Kenji neer. Ik legde een hand op zijn schouder en schudde hem zachtjes. "Wat moeten we doen?"

Hij keek op. Zijn ogen waren als kwikzilver, levendig, diep, kolkend. Hij klemde zijn kaken op elkaar. "Ik ga je redden."

"Maar hoe dan?" Ik kon in dat korte moment even niet geloven dat iemand zo perfect als hij om mij gaf, een onzeker, lelijk, ongemakkelijk veertienjarig kind. Een kind dat niets van de wereld wist, een kind dat haar tijd verspilde met mensen lezen en nadenken over zichzelf, en anderen, en het enorme systeem dat de wereld was, en het doel van dat alles.

Hij legde een hand op mijn wang en duwde mijn kin omhoog, zodat ik recht in zijn koele ogen keek. Zijn andere hand gleed naar mijn dij en trok iets los bij de band om mijn middel. Een koude rilling liep over mijn rug toen ik metaal langs mijn huid voelde glijden. Hij bleef mijn aankijken, ogen leeg en diep als een oceaan, oplichtend in zijn lichtbruine gezicht, me naar binnen zuigend en niet meer loslatend. Hij trok zijn hand langzaam terug en opende zijn vingers. "Met dit."

De kunai, mijn kunai, het spiritwapen dat hij mij had gegeven, glom met buitenaards licht in zijn handpalm. Het ving het licht en flitste even. Was dit de oplossing? Wilde hij... Suggereerde hij dat ik zelfmoord pleegde om de spirit te verdrijven?

Ik bewoog langzaam mijn hoofd heen en weer, mijn ogen vernauwd, brandend met verdrukte tranen. "Kenji! Wat wil je... Moet ik..."

Ik zoog mijn adem in en wilde resoluut opstaan, maar hij pakte mijn schouder en drukte me terug naar beneden met een geschrokken blik in zijn ogen. "Luister even, dat bedoelde ik niet!" Hij draaide het mes om en bestudeerde het om het ijzer zwevende mistige licht dat zijn hand deed gloeien. "Natuurlijk niet! Maar er is technologie. Technologie als deze. Technologie die invloed heeft op spirits. Snap je? Misschien... Misschien kunnen we de avatar spirit zo verjagen."

Hij keek op en een traan dreigde te ontsnappen aan zijn ooghoek. Kenji liet de druppel met een lege blik gaan. Ik keek gebiologeerd hoe hij over zijn wang gleed, even aan zijn kin bleef hangen en toen naar beneden viel. Mijn hand was ineens bij zijn kin en de druppel stopte zijn beweging en bleef hangen in de lucht. Ik trok de traan voorzichtig weg en veegde even over zijn wang. "Het voelt gewoon..." Ik schudde mijn hoofd. "Ik dacht dat de avatar goed was, toch?"

"De avatar is een spirit. De avatar kan je meeslepen naar een staat waarin je iedereen en alles om je heen verwoest. De avatar heeft bezit van je genomen," fluisterde hij. "Je bent... een marionet. Nu doet hij goede dingen... het niveau van je sturing verhogen bijvoorbeeld, maar wat als de spirit besluit om de wereld over te nemen? Je weet hoe onvoorspelbaar spirits zijn. Dan zou je niets meer zijn dan een lege huls, een wapen in handen van een monster." Hij haalde gejaagd adem. "Ik ben zo bang dat ik je verlies."

"Ik weet het." Ik staarde bedrukt naar mijn nagelriemen. Een scherpe ruk, een korte pijn en bloed welde op. Ik drukte mijn bebloede vingers in de blauwe stof van mijn kimono. Donkere druppels breidden zich snel uit. Gelukkig, Kenji keek niet.

Met trillende knieën stond ik op. Ik zou zijn experimenten niet moeten willen. Het was de bedoeling dat de avatar goed was. Maar... een spirit? Een spirit, in mij, op dit moment?

Bestuurde hij mijn gedachten? Bewoog hij mijn lichaam? Manipuleerde hij mijn hart?

Ik draaide me om en liep zonder een woord weg naar de boomstam. Een zwart waas kroop in de randjes van mijn zicht. Ik focuste me op mijn voeten terwijl de wereld begon te draaien en mijn evenwicht me verraadde. Niet misselijk worden. Blijven lopen. Je voeten zijn het enige wat telt nu.

"Cassandra!" Snelle voetstappen door het water. Spetters tegen mijn benen, een hand op mijn schouder. Duizelig keek ik op. Mijn maag maakte net een buitel te veel en mijn benen wilden me niet meer dragen. Ik stortte in in zijn armen en begroef mijn gezicht in zijn schouder. Grote schokken schudden mijn lichaam heen en weer en scheurden door mijn keel. Mijn hoofd pulseerde en mijn ogen bleven maar huilen, mijn hele gezicht was vertrokken en overal was water en pijn. Waarom? Waarom ik? Waarom was deze wereld zo ingewikkeld? Waarom kon ik niet beter doen dan dit?

Hij drukte me tegen hem aan en wiegde me zachtjes heen en weer. "Oh, Cass. Het spijt me, het spijt me zo." Hij bleef de woorden herhalen, alsof het zijn schuld was. Alsof hij de boosdoener was omdat hij het nieuws had gebracht. Nieuws dat ik niet eens wilde geloven. Nieuws waarop we een onmogelijke oplossing moesten zoeken, een gruwelijke oplossing. "Ik weet gewoon niet wat ik moet voelen," gierde ik uit.

Hij legde zijn hand op mijn hoofd en streek over mijn haar. Het gebaar was zo kalmerend, voelde zo veilig. "We gaan dit oplossen, oké?" murmelde hij. "Het komt goed."

Ik knikte snikkend, maar ik wist niet eens waarop. Ik was overhoop.

En het ergste: ik wist niet eens of deze gevoelens wel echt mijn eigen waren.

Ik klemde hem vast alsof mijn leven ervan afhing en huilde.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro