Hoofdstuk 13: Betrapt
Waarin ik me realiseer dat liefde gelijk staat aan onzekerheid
A/N: Help. Ik heb zo lang gedaan over het hoofdstuk. Schrijven over liefde is eng. Voor de wat jongeren onder ons: er komen wat volwassen thema's in voor (niks ergs hoor, ik denk dat een tienjarige het makkelijk aan zou kunnen, dit is gewoon mij die zich aanstelt). Ik moest het gewoon van mezelf doen... *schaam*
————
Ik staarde naar beneden. Mijn reflectie rimpelde in het heldere water. Ik voelde me goed, vandaag. Elegant. Overlopend van zelfvertrouwen. Sensueel, bijna. Ik keek mezelf aan. Twee donkere blauwe ogen in een bleek, ovaal gezicht. Mijn huid leek te gloeien. Mijn ogen leken te stralen. Mijn lippen vol en rood. Mijn hele lichaam, alle lijnen en rondingen, straalde een sierlijke kwetsbaarheid uit. Alle rondingen benadrukten mijn vrouwelijkheid, en het voelde goed.
Ik streek mijn haar naar achteren, dat glinsterde in het middaglicht. Mijn kimono bewoog zachtjes en krulde zich om mijn benen door de wind.
"Spring dan, Cass!"
Ik keek op naar de reden van mijn goede humeur. Kenji lag al in het water, druppels glinsterend op zijn borstkas. Mijn puls versnelde. Ik keek nog één keer naar het meisje in het water, dat gloeide van de complimenten die hij mij had gegeven, en ging rechtop staan.
Met een zwoele blik en een glimlachje trok ik het lint van mijn blauwe kimono los en schudde hem van mijn schouders. Hij dwarrelde neer en verschrompelde op de grond. Het enige wat ik nu nog aanhad waren mijn witte sarashi, die mijn borsten inbonden, en het witte korte broekje. Ik zag een glimlach verschijnen in zijn mondhoeken. "Spring dan."
Ik hield uitdagend mijn hoofd schuin en zette een paar passen achteruit. De wind kietelde mijn blote huid, het gras voelde fijn onder mijn voeten. Met lichte stappen rende ik naar het meertje en dook soepel het water in. Even zweefde ik in de lucht en toen sneed ik bijna moeiteloos door het water, bubbels opborrelend langs mijn armen. Ik kon bijna de stenen op de grond aanraken. Vlug kromde ik mijn rug en liet mezelf omhoog drijven.
Vloeiend barstte ik door het wateroppervlak en zwom met een paar slagen naar Kenji toe.
Hij liet de waterkant los en liep over de stenige bodem naar me toe. Ik lachte en dook onderwater, om hem heen buitelend als een otter. Ik wist dat hij er niet tegen kon dat ik zo snel zwom. Het water om me heen vormend en duwend dook ik naar hem toe en tikte zijn schouder aan.
Bliksemsnel draaide hij zich om en kwam achter me aan. Ik gilde en dook weer onderwater, tot ik ineens twee sterke armen om mijn middel heen voelde. Hij trok me terug in een berenomhelzing en tilde me op. Mijn huid was zijde onder zijn handen. Mijn lichaam leek alleen nog maar uit elektriciteit te bestaan. Hij drukte me tegen hem aan en ik klemde mijn benen om zijn heupen. Wankelend liep hij naar de rotsmuur en drukte me ertegenaan.
Een stenen punt boorde zich ongemakkelijk in mijn rug, maar ik voelde de pijn niet. Zijn brede schouders duwden me terug, zijn mond zocht de mijne. Ik hapte terug, en versmolt in hem, meebewegend met zijn ruwe kracht, lichaam zoemend en trillend. Hij was agressief, hongerig, zijn ruwe hoeken een sterk contrast met de zachte lijnen van mijn gezicht en de weke huid van mijn nek. Een trilling ging door mijn bovenbenen terwijl we dansten, met elkaar spelend, elkaars lippen verkennend. Het was een wild spel, maar des te beter. Ik maakte een klein geluidje toen hij op mijn onderlip beet. Mijn wangen gloeiden.
Ik kromde mijn rug als een kat en duwde me tegen hem aan. Hij kreunde zachtjes en trok zijn mond weg, zijn zachte lippen gingen lager, langs mijn kwetsbare hals, mijn sleutelbenen, hij verborg zijn gezicht in mijn schouder. De gevoelige huid onder mijn nek tintelde terwijl hij lager ging. Mijn hartslag ging zo snel dat het voelde alsof ik onder stroom stond.
Toen sprong Tess uit de struiken en krijste: "WRAAAAAAAGH!"
Zowel Kenji als ik bevroren. Ineens voelde ik de punt in mijn rug, hoe mijn spieren trilden van de inspanning. Mijn hart rammelde in mijn borstkas en tranen sprongen op in mijn ooghoeken, maar mijn lippen trilden van woede. Verlamd als een hert onder schot.
Met een gevoel dat ik zelf niet kon ontcijferen - woede, angst, schaamte? - staarde ik naar Tess.
Kenji liet me langzaam zakken en kwam omhoog. Ik zag een spiertje trillen bij zijn kaak. "Tess," zei hij tussen opeengeklemde kiezen door.
"Zo jongens! Gesnapt! Dat zag er behoorlijk zoetsappig uit!" Tess leek de giftige stilte niet op te merken met dat geweldige gebrek aan tact en sociale opmerkzaamheid. Uitgelaten begon ze te lachen. "Wow, dat had ik niet verwacht! Je had jullie gezichten moeten zien! Jullie twee, samen? Alle draken!"
Ik waadde vlug door het water naar Tess toe. Het water borrelde een beetje, mijn emoties reflecterend. Het kolkte om mijn benen, maar het kon me niet schelen. Mijn lichaam voelde zo gespannen als een ijzeren kabel. Ik wilde huilen, wegrennen, in tranen uitbarsten, ik... ik schaamde me. Maar ik kon mezelf niet laten huilen voor Tess. Ineens kwamen alle gevoelens bij elkaar en uitte ik ze als iets anders. Mijn ogen flitsten toen ik Tess aankeek. "Godverdomme, Tess!" siste ik. "Dat is niet leuk!"
Haar ogen werden groot toen een golf ineens voor haar op het gras klapte. Ik haalde diep adem en beet op mijn lip. Ik moest kalmeren. Tess' uitdrukking was gekwetst. "Sorry... Ik... Ik..."
"Je dacht niet na. Zoals altijd." Mijn stem trilde. Mijn lip sprong open en ineens proefde ik bloed. Ik draaide me om en verschrompelde als het wrak dat ik was. Wat moest ik nu doen? Grote spirits...
"Hey, Cass." Ik hoorde een plons toen Tess met kleding en al het water in sprong en naar me toe waadde. "Waarom had je het nog niet aan ons verteld? Vertrouw je ons niet meer?"
"Natuurlijk wel," zei ik uitgeblust. De hoeveelste leugen was dit? Wat moest ik doen dat ze me met rust lieten? Wat moest ik doen dat deze nachtmerrie eindigde? Ik verborg mijn brandende gezicht in mijn handen en drukte mijn tranen weg. Ik kon niet uit mijn hoofd krijgen hoe we eruit hadden moeten gezien. In elkaar verstrengeld, zijn gezicht in mijn nek, mijn ogen gesloten. Mijn keel was dik, verstikt met ongewilde emoties.
Kenji liet de rotswand los en kwam op ons af. Zijn grijze ogen waren leeg, maar hij kon in ieder geval nog praten en zei soepeltjes: "Tess. Sorry dat het een geheim was. We waren bang dat sommige mensen het er niet mee eens zouden zijn dat we... samenkwamen. Cass wilde het conflict met Yoru niet escaleren. Het was om ons... Cass... te beschermen, snap je?"
Ik onderging zijn woorden in stilte. Beschermen. Want ik was zwak. Kapot. Moe. Misschien was het beter zo.
"Cass?"
Mijn hart zakte toen er nog een hoofd achter de boomstronk vandaan kwam. Meerdere hoofden. Verdomme. Storm, Yoru, Fu... maar Kyo's blik was het ergste. De twee ogen straalden iets uit, maar ik wist niet wat. Ik was de controle over de situatie kwijt. Het overzicht kwijt.
Rillend haalde ik adem. De wind was ineens koud op mijn huid en ik kreeg kippenvel. Ik voelde me naakt. Op het gras lag mijn blauwe kimono te lonken.
Kenji rechtte zijn rug en stapte naar me toe. Hij legde een warme arm over mijn schouder en trok me tegen hem aan. "Cassandra en ik zijn samen. Heeft iemand daar een probleem mee?"
Zijn ogen gleden uitdagend over de groep. Ik zag dat Storm miniem zijn hoofd schudde. Kyo's mond was een dunne streep. Hij haalde scherp adem. "Cass, kunnen we praten?"
Waarover? Waarom? Wat is het nut hiervan? Om zout in de wonden te wrijven?
"Natuurlijk," mompelde ik met mijn gezicht naar beneden gericht.
Kenji trok me dichter tegen hem aan. Ik wilde dat ik hem kon omhelzen en de buitenwereld kon blokkeren. Hij zuchtte en hief zijn handen op. "Oké, oké, we hadden het eerder moeten vertellen..."
Mijn ogen ontmoetten even die van Yoru. Ze waren onthutst. Had ze gehoord wat Kenji net zei? Dat ik mezelf voor haar mening wilde beschermen? Met gloeiend rode wangen keek ik weg.
Tess probeerde de gespannen sfeer iets te verlichten en zei vrolijk: "Gefeliciteerd! Maar ik wil geen gezoen in mijn buurt, oké?"
Ik liet mijn hoofd schuin vallen en zuchtte. "Nee." Wat denk je?
Kyo stond nog steeds met over elkaar geslagen armen te wachten. Ik keek op naar Kenji, zond hem een dankbare blik toe en maakte me met een onheilspellend gevoel in mijn buik van hem los. "Kyo, wat wilde je zeggen?"
"Trek even je kleren aan." Kyo wees apathisch naar mijn kimono een eindje verderop. Ik trippelde gejaagd naar de jurk, wierp het water van me af en liet het zijden ding om mijn schouders glijden. Met trillende handen strikte ik de linten, kwam overeind en liep naar Kyo toe. Hij gebaarde naar het bos. Zonder een woord te zeggen volgde ik hem door de bomen.
De poel met het heldere water was bijzonder. Kenji had hem gevonden tijdens een van zijn jaagtochten door het moeras. Hij lag dichtbij de plek waar we ons kamp hadden opgeslagen, en iets hoger dan de rest van het moeras. Het was een soort kleine berg, waaruit een bron ontsprong en schoon water het moeras in stroomde. De poel zelf was omringd door torenhoge bomen met dichte bladeren en lianen. Perfect voor ons tweeën.
Maar nu had de groep ons gevonden. Waren we te lang weggebleven? We hadden toch gezegd dat we de omgeving gingen verkennen?
Ik doopte de poel in mijn hoofd om tot Poel der Waarheid. De plek waar de waarheid boven was gekomen. Er hing toch al iets magisch omheen. Waarom lag er ineens een glasheldere bron in het midden van een zompig moeras?
Kyo stopte met lopen toen we onderaan de berg waren. De wortels van de enorme bomen strekten zich als grote poorten boven ons uit. Hier was de lucht weer zwaar en liepen we door een dun laagje water en modder dat tussen mijn tenen plakte. Ik hoorde insecten zoemen en trok mijn schouders op. Ik haatte muggen.
Kyo ging op een boomwortel zitten, maar ik bleef stijfjes staan, niet van plan om Kyo te helpen met dit gesprek.
Hij keek me priemend aan met die donkere ogen. "Ik kan niet geloven dat je zo dom bent!"
"Hoezo dom?" zei ik onschuldig. "Ben je jaloers?"
Ik wist dat het hem ergens raakte, maar Kyo was niet zo makkelijk van zijn stuk te brengen als Tess of Yoru. "Dat is het niet," zei hij kortaf. "Ik kan niet geloven dat je Kenji meer vertrouwde dan de groep. Je kent hem nog niet eens een maand! Terwijl wij de hele reis bij je hebben gestaan, voor bijna een half jaar nu! Wat is er gebeurd met het vertrouwen in je echte vrienden?"
"Oh, nou, sorry dat ik niet mijn hele leven met je deel!" bitste ik. "Sorry dat ik niet kan kiezen op wie ik verliefd word!"
Kyo slaakte een gefrustreerde kreet. "Dat boeit mij echt niet! Maar ik dacht dat we vrienden waren, partners, wat dan ook. We hebben samen de leiding over deze groep, dat weet je zelf best. Wij plannen de route uit, wij beslissen waar we heen gaan. Maar hoe kunnen we samenwerken als we niet eerlijk zijn? Ik kan toch alleen werken met iemand die me vertrouwt?"
Mijn stem was giftig. "Jij hebt me anders nooit vertrouwd. Ik was nooit goed genoeg om wat dan ook te doen! Het zielige prinsesje, telkens maar weer. Terwijl ik..." Ik haalde diep adem. "Ik ben méér dan dat en ik ben er klaar mee om dat te ontkennen! Als je iemand wil die je vertrouwt, dan heb je al heel lang naar de verkeerde persoon gekeken."
Hij keek me even aan, twee donkere ogen die van woede gloeiden als kooltjes. Ik draaide me resoluut om en liep met kaarsrechte rug weg, terug naar het kamp. Hij volgde me niet, riep me ook niet na. Met opgeheven hoofd plensde ik door het moeras, af en toe bukkend voor een wortel.
Ik kon mezelf niet brengen tot omkijken. Stug ploeterde ik door.
Halverwege de route naar het kamp besefte ik dat ik mijn schoenen was vergeten bij de bron. Met een diepe zucht maakte ik een U-bocht en liep in de richting van de berg. Ik passeerde de grote boom met het holletje in zijn stam waar Kenji en ik de vorige keer langs waren gekomen. Er hing een nogal griezelige stilte. Het enige wat ik hoorde waren mijn eigen voetstappen in de modder.
De grond werd hier droger. Ik stapte opgelucht de droge aarde op en genoot van de stevige grond onder mijn voetzolen. Ik liep een eindje verder, maar de berg leek maar niet te komen.
Verdwaasd keek ik om me heen. In het schemerlicht onder de takken kon ik best iets over het hoofd hebben gezien. De stilte drukte op mijn schouders, maakte het bonken van mijn hart te luid. Ik keek iets zenuwachtiger nu rond. Hij kon toch niet zomaar verdwenen zijn, die bron? Waren Kenji en de rest al in het kamp? Waarschijnlijk wel. Misschien hadden zij mijn schoenen wel meegenomen.
Ik liep nog een klein stukje verder, de open plek op. Er zat hier een gat in het bladerdek, waardoor licht het bos in stroomde. Er lag iets op de grond. Nieuwsgierig zette ik een paar stappen naar voren. Een blauw, levenloos bundeltje op de grond.
Ik zette nog een paar stappen en keek met grote ogen naar het hoopje stof en linten bij mijn voeten. Mijn schoenen.
Wat deden die hier?
Er liep een prikkel over mijn rug. Vlug bukte ik, greep de schoenen en kwam weer overeind. Het voelde alsof ik werd bekeken.
Toen hoorde ik ineens een schreeuw door het bos krijsen. Het leek bijna een menselijke schreeuw. Ik drukte de schoenen tegen mijn borst en draaide me met wild bonkend hart om. Ik kon er niets aan doen, maar Yuuga kwam opdrijven in mijn gedachten.
Nog een keer hoorde ik de schreeuw. De haren op mijn armen rezen. Ik struikelde achteruit, draaide me om en stormde weg, het geluid van mijn voeten me afleidend van de griezelige stilte, zwarte vlekken dansend voor mijn ogen en vlecht stuiterend op mijn rug, dwars door de zuigende modder. Pas in het kamp stopte ik met rennen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro