Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 11: Grens van het woud

Waarin we bijna het griezelige moeras ingaan en ik een waarschuwing krijg

Mijn nieuwe vlecht zwaaide heen en weer op mijn rug terwijl ik liep. Kenji's complimentjes bleven in mijn hoofd rondgalmen waardoor ik permanent een soort halfgare grijns op mijn gezicht had.

Ook had ik een fladderend gevoel in mijn buik. We waren bijna in het moeras. Het gevaarlijke, onbekende moeras vol spirits en geheimen. Ik had er zin in. Ik had behoefte aan wat uitdaging, vreemd genoeg.

De anderen voelden angst, althans, Storm, Tess en Yoru leken er alledrie vrij weinig naar uit te kijken. Fu had echter telkens als het onderwerp ter sprake kwam een milde interesse en nieuwsgierigheid uitgedrukt, en Kyo was emotieloos als altijd.

Ik was benieuwd wat voor geheimen we zouden ontdekken. Niemand wist wat er eigenlijk gebeurde in het moeras. Het onbekende was misschien griezelig, maar nieuwsgierigheid, verveling en soms zelfs blinde roekeloosheid overwonnen bij mij wel vaker de angst.

We stonden voor een klein dorpje, omzoomd door bomen en struiken. De huisjes waren klein en stevig, gemaakt van leem en bedekt met rieten daken. De daken waren overgroeid met mos en klimplanten. Het dorpje maakte een nogal onverzorgde indruk, maar had ook ook een soort romantische sfeer, met kleine bloemen op de daken en kronkelige paadjes tussen de huisjes. Ik schatte het inwonersaantal niet hoger dan honderd mensen.

Kyo stopte met lopen en draaide zich met zijn armen in zijn zij om. "Dit is het laatste dorp voor het moeras, dus we moeten genoeg eten inslaan."

Hij wisselde een blik met me. Ik keek uitdagend terug, Kenji's geruststellende aanwezigheid achter me. Kenji gaf me het gevoel veilig te zijn, een gevoel dat ik niet eerder had gehad in deze groep.

Vroeger voelde het alsof ik constant onder vuur was door Kyo en constant Yoru en Tess moest beschermen, die beiden op hun eigen manier gebroken waren door hun kindertijd.
Nu konden ze heerlijk in hun eentje gebroken zijn - oké, dat was bot gezegd, maar ik droeg hun verantwoordelijkheid niet meer alleen op mijn schouders - en praatte ik nauwelijks nog met Kyo.

Dankzij Kenji voelde ik me vrijer.

Tess keek met een brede grijns op en riep jubelend: "Ja, laten we opsplitsen, dan zijn we sneller klaar!" Ik hoorde aan haar toon dat ze een andere reden had om op te splitsen, weer één of andere onderliggende motivatie waarschijnlijk. Misschien wilde ze met Kyo samen zijn. Misschien was dit weer één van haar ideeën over wat leuk (lees: romantisch en cliché) was. Maar het bood mij en Kenji een kans om even alleen te zijn. Een kans die Kenji met open armen aannam. Met glinsterende ogen keek hij me aan. "Cass? Zullen wij samen?"

Ik hoopte dat de aantrekkingskracht tussen ons tweeën niet te duidelijk was voor de anderen. Zij wisten niet dat we verliefd waren, maar het kon niet anders dan dat ze allemaal zo hun theorieën hadden over ons tweeën. De gedachte maakte dat de bodem van mijn maag weg leek te vallen en ik haalde zenuwachtig adem.

Kom op, laat je niet zo onzeker maken, vertelde ik mezelf. Ik keek op naar Kenji en glimlachte vlug. "Ja, dat is goed." Zijn ogen lachten terug naar me.

Kyo verhief zijn stem. "Dan kopen Tess en ik het vlees, Cass en Kenji meel en suiker en Storm, Fu en Muis gaan op zoek naar rijst en misschien wat fruit, dat is ook wel handig."

Muis? Yoru's bijnaam was zeker permanent geworden. Ik was er niet een grote voorstander van - muis, wie wilde er nou vergeleken worden met een muis? - maar wat kon ik eraan doen?

Kyo glimlachte bruusk en maakte zijn geldbuidel open. Spike sprong op en hapte naar zijn enkels, maar Kyo negeerde hem. "We moeten zuinig omgaan met het geld," waarschuwde hij iedereen. Hij deponeerde een paar bronzen munten in Kenji's uitgestrekte hand. "Voor meel en suiker moet dit genoeg zijn."

Kenji sloot zijn vingers en draaide zich naar mij, ogen glanzend van verwachting. "Laten we gaan!"

Ik knikte opgewekt en sjorde mijn tas wat hoger op mijn rug.

Vlug liepen we het dorpje in. Het was er relatief uitgestorven, behalve af en toe een passerende struispaardenwagen, beladen met tonnen of balen hooi. Op de gevels van de kleine lemen huisjes hingen borden met in grote karakters de namen van de winkeltjes. Ze waren een beetje afgebladderd. Er kwamen hier duidelijk weinig toeristen langs. Wie ging er ook voor zijn plezier naar het moeras?

Op een groot bord stond: Welkom in Lufang. Ik keek om me heen, zoekend naar een goede winkel. Kenji wees naar links. "Volgens mij zie ik daar een winkel waar je wel meel en suiker kunt kopen."

"Kruidenier," las ik op. "Ja, goed idee. Laten we daar kijken."

Kenji moest bukken om onder de deur door te gaan. De vrouw bij de toonbank keek verrast op toen we binnen kwamen lopen. Ze had waarschijnlijk niet vaak bezoekers.

Kenji liep met een glimlach naar voren en boog beleefd. "Goedemorgen, mevrouw. Heeft u misschien meel en suiker voor ons?"

De dunne wenkbrauwen van de vrouw gingen omhoog en haar ogen lachten. Zoals bijna elke wat oudere vrouw was ze gecharmeerd door de knappe, beleefde Kenji. "Natuurlijk, jongen. Ik haal het even voor jullie." Ze scharrelde naar een paar houten vaten achterin de hut en begon tergend langzaam meel in een zakje te scheppen. Ik keek Kenji even aan en haalde mijn schouders op. Hij glimlachte naar me en keek toen neutraal weer weg. Ik kon de spanning tussen ons voelen hangen. We wilden allebei meer, en wisten allebei dat we het niet konden nemen. Niet hier, niet nu.

Eindelijk draaide de vrouw zich om en kwam met twee papieren zakken naar ons toe. Ze glimlachte een tandloze grijns en plaatste de zakjes op de toonbank. "Vijftien yuan."

Kenji lachte en liet alle koperkleurige muntjes op het houten tafelblad vallen. "Wat zegt u van twintig?" Hij draaide zich met glinsterende staalkleurige ogen om naar mij. "Kyo kan het missen."

"Zo galant!" kirde de vrouw. Haar kleine zwarte oogjes straalden terwijl ze ons de zakken overhandigde en uitzwaaide terwijl we naar de deuropening liepen. "Dank jullie wel!"

"Geen probleem!" riep Kenji terug. Ik werd warm vanbinnen en mijn hart leek te groeien. Hoe was hij zo perfect? Hoe was dit perfecte mens verliefd op mij?

Eenmaal buiten de deur flitsten mijn ogen even naar links en naar rechts. Geen Tess of Kyo of Yoru of Fu of Storm te zien. Vlug draaide ik me naar Kenji en aaide hem even over zijn wang. "Dat was zo lief," murmelde ik.

Hij propte de zakken in zijn tas en legde een warme hand op mijn schouder. "Weet jij wie er lief is? En mooi?"

Ik grinnikte zacht en omhelsde hem teder. Ik ging op mijn tenen staan en kuste hem zacht op zijn lippen, midden in het lege laantje tussen de met mos begroeide lemen hutten. Ik hoopte dat de vrouw niet naar buiten kwam, en anders, wat kon ze ons maken?

Hij maakte een zacht geluidje en trok me harder tegen hem aan, verstrengeld in een nooit eindigende kus. Ik trok even weg om naar adem te happen en kuste hem weer. Het was zoet, en zacht, en elektriserend. Hij streek een pluk haar naar achteren en bracht zijn lippen naar mijn oor. "Ik zou niet zonder je kunnen," fluisterde hij. "Je bent het enige wat me geestelijk gezond houdt tussen al deze gekken."

Een glimlach kroop naar mijn mondhoek. "Ben ik geen gek dan?" Dat was eigenlijk een retorische vraag. Ik wist dat ik niet gek was. Ik deed altijd mijn best om verstandig, en normaal te lijken. Toch wilde ik het van hem horen.

"Je bent de intelligentste persoon die ik ken," glimlachte hij. Zijn gezicht betrok en hij aaide met zijn duim over mijn wang. "Je weet dat het moeras gevaarlijk is, toch?"

"Ja." Ik zuchtte en keek naar beneden. Hij tilde mijn kin omhoog. Zijn mond was een dunne streep. Hij haalde diep adem. "Ik weet dat Kyo zegt dat spirits niet per se slecht zijn, maar Kyo heeft zijn leven doorgebracht in de geïsoleerde, veilige Luchttempel. Ik weet dat het idee mooi is, maar ik... wij... zijn degenen die in contact komen met de spirits en daarvan te lijden hebben. In de praktijk kunnen spirits gevaarlijk, bedriegend en moordlustig zijn."

Ik dacht aan Yang en de dood van zijn ouders. Door moordlustige spirits was Yang op zijn twaalfde de koning van de Waterstam geworden. Een kolossale verantwoordelijkheid voor een kind dat net zijn ouders had verloren. "Ja..." fluisterde ik.

Hij verlaagde zijn stem. "Ik wil je gewoon waarschuwen. Laat je alsjeblieft niet door hun manipulatie grijpen. Wees op je hoede. Ik wil je niet kwijt."

Ik knikte. Ik voelde een vreemd gevoel in mijn buik toen ik zag dat Kenji's ogen glommen met wat verdacht veel op tranen leek. Hij groef even in zijn zak en zijn hand kwam tevoorschijn terwijl het een klein mes omklemde. "Neem... neem dit. Voor de zekerheid."

Nieuwsgierig bekeek ik het korte lemmet, het versierde heft. "Het heet een kunai," zei Kenji zacht. "Neem het."

Voorzichtig nam ik het mes van hem over. Een elektrische schok sprong van mijn vingertoppen naar het mes en ik zoog scherp mijn adem in. Zelfs in het felle daglicht kon ik een bleek schijnsel om het lemmet zien.

"Kenji..." fluisterde ik. "Waar heb je dit vandaan?" De balans van het spiritwapen was perfect. Het voelde giftig, dodelijk in mijn handpalm, en even voelde ik de neiging het ding zo ver als mogelijk van me vandaan te gooien. Maar ik deed het niet en klemde mijn witte vingers om het heft.

"Op de dammen hadden we prototypes van spiritwapens," zei Kenji kalm. "Om ons te beschermen tegen spirits in de nacht."

"Maar... ik dacht dat alleen Shu..."

"Ik weet ook niet waar ze vandaan kwamen. Maar ik weet dat ze werken. Alsjeblieft, neem het, Cass." Hij klonk haastig.

"Zo'n wapen heeft Fu bijna vermoord," zei ik kalm. "Het zijn verderfelijke dingen." Ik strekte mijn arm uit en bood het pulserende wapen weer aan Kenji aan. "Ik wil het niet."

"Het is niet om mensen te vermoorden, het is voor de spirits. Het is zelfverdediging. Neem het nou..." smeekte Kenji. Hij was heel bleek, voor zover zijn koffiekleurige huid bleek kon zijn, en zijn ogen straalden wanhoop uit. "Ik weet hoe gevaarlijk spirits zijn, en ik kan niet rustig slapen als jij niet veilig bent."

Twijfelend staarde ik naar het flitsende lemmet, dat de vorm had van een uitgerekte ruit. Kenji had gelijk, zo veel kon ik nog wel onderscheiden. De spirits waren levensgevaarlijk en dit was de enige manier dat ik mezelf en de anderen kon beschermen. De kunai was een mooi wapen, elegant, gestroomlijnd, precies en dodelijk.

Om een of andere reden gaf dat de doorslag. Ik trok mijn arm terug en bekeek het glanzende zilveren lemmet nog één keer. Het gelakte houten heft met de blauwe touwtjes. Ik trok mijn schouders naar achteren en duwde de kunai in mijn tas. Kenji ontspande. "Dankjewel," mompelde hij.

"Jij bent degene die ik zou moeten bedanken," fluisterde ik met gebogen hoofd. "Dankjewel dat je om mijn veiligheid geeft. Dankjewel dat je het beste voor me wil."

Kenji schudde vertwijfeld zijn hoofd. "Oh, Cassandra. Dat zou iedereen moeten doen, en toch gebeurt het niet..." Hij fronste. "Ze zijn je niet waard. Ze beseffen niet hoe bijzonder je bent. Ze zien hier niet doorheen..." Hij prikte met zijn wijsvinger in mijn borst. "Ze zien dat gouden hart niet."

Een warm tintelend gevoel verspreidde zich door mijn borst. Ik glimlachte en pakte zijn hand. Vlug drukte ik een kus in zijn nek en verstrengelde mijn vingers met de zijne. "Wat zou ik zonder jou moeten?"

"Helemaal niets," verklaarde hij geamuseerd. Hij kneep in mijn hand. "Kyo wordt vast bezorgd. Laten we teruggaan."

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro