Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 18

                                 • • • • • • • •

                               POV BONITA

Ik staarde omhoog, naar de glazen koepel die de bibliotheek overkapte. Het sneeuwde, waardoor ik als het ware naar een wit plafond keek.

Er was inmiddels bijna een hele week verstreken. Sindsdien waren er twee blaadjes gevallen, en er hingen er nu nog maar vijf aan de steel; Aaron vermoedde dat elk blaadje voor één dag stond. Dat betekende dat we nog maar vijf dagen over hadden...

Bij dat besef nestelde zich er een onbehagelijk gevoel in mijn buik, dat me misselijk maakte. Víjf dagen! Dat was toch veel te weinig?

Elke keer wanneer ik mevrouw Potts naar de vorderingen rond het verbreken van de vloek vroeg, gaf ze me vage, ontwijkende antwoorden. Echter maakte ik wel op dat er enigszins een ontwikkeling rond het oplossen van de vloek te bespeuren was, want de hofhouding werd steeds vrolijker en mevrouw Potts neuriede zelfs terwijl ze door de gangen heen drentelde.

Ik zat eigenlijk sinds de dag dat Aaron me de bibliotheek geschonken had, dag in dag uit op zijn kamer - en in de prachtige bibliotheek, natuurlijk. Na het ontbijt bezocht ik de prachtige kamer vol boeken, waar ik er een aantal uitzocht. Vervolgens las ik hem tot 's avonds laat voor, waardoor ik vaak pas rond twaalf uur ging dineren. Zijn been genas goed, en er groeide nu een grote, korrelige korst over de wond. Ook bewoog hij steeds meer en steeds beter, waardoor hij me nu kon vergezellen in de bibliotheek, in plaats van dat ik de bibliotheek naar hém moest brengen.

'Waarom heb je eigenlijk...'

'Sst.'

'Pardon?'

Aaron stak een vinger op. 'Even deze bladzijde uitlezen, geef me een momentje.'

Ik rolde met mijn ogen. De mensen in Cortona waren - zoals ik ze graag beschreef - klein van geest. Ze keken werkelijk niet verder dan hun neus lang was, en vonden alles wat nieuw of anders was, vreemd. Ik was vaak zat uitgemaakt voor "boekenwurm" of "buitenbeentje". Het feit dat er hier iemand voor me zat die nóg erger was dan ik... Dat maakte me gelukkig. Ik vond het heerlijk om met Aaron over boeken te praten. En hoewel hij nog steeds snel op zijn teentjes getrapt was en een soort motto met zich meedroeg dat luidde: "mijn mening is de beste, en alles wat daarvan afwijkt slaat nergens op", was hij best oké.

'Oké, wat wilde je zeggen?'

Ik grijnsde. 'Waarom heb je eigenlijk zoveel boeken?'

'Omdat ik veel geld heb. In plaats van het uit te geven aan goud en sieraden, vind ik het belangrijk om in de plaats daarvan te investeren in de cultuur.'

'Jij grapjas,' merkte ik vinnig op, waardoor hij me met een woedende frons aanstaarde. 'Dat zeg je nu wel, maar volgens mij werd jij in de eerste plaats vervloekt door die tovenares omdat je zo'n enorme ijdeltuit was die alleen maar geld aan feestjes uitgaf!'

Er kroop een beschamende blos over zijn gezicht. 'Oké, daar heb je me.' Hij klapte zijn boek dicht en ging rechtop zitten. 'De bibliotheek is niet zozeer alleen voor mij, mijn bedienden en de hovelingen die hier vroeger woonde,' legde hij uit. 'Het was de openbare bibliotheek van Delria. Mensen uit alle hoeken van het land kwamen hier naartoe gereisd om boeken te lenen, te schenken of te kopen. Dit zijn niet al mijn boeken,' glimlachte hij. 'Ze zijn van de Arvanianen.'

Mijn mond klapte open. 'Dus de mensen hier in Delria konden gewoon naar binnen en naar buiten lopen, gewoon om... wat te lezen?'

Aaron knikte. 'De bieb was haast heel de dag open, en was een van de dingen die ons kasteel zo populair en geliefd maakte.'

'Waarom is het gestopt? Sinds wanneer is hij... dicht? Na de vloek?'

Aaron schudde met een trieste blik in zijn ogen zijn hoofd. 'Heel eerlijk gezegd heb ik hem daarvoor al gesloten.'

'Waarom?'

'Zoals je net al zei; ik was een ijdeltuit die het liefst mooie dingen voor mezelf en alle hovelingen en edelen hield. Het feit dat de smerige, ruwe handen van een boer of de onreine handen van een slachter mijn boeken aan zouden raken stond me niet aan.'

Ik haalde mijn neus op. 'Aha.'

'Maar dat is inmiddels al zo lang geleden.' Aaron wuifde. 'Áls de vloek nog op tijd verbroken kan worden en alles wordt weer zoals vanouds, dan gaan de deuren weer open. Dan mag iedereen die dat wil hier weer boeken komen lezen.'

Ik knikte goedkeurend. 'Dat is een goed voornemen.' Ik boog naar voren, met mijn ellebogen op mijn knieën rustend. 'Hoe kan de vloek verbroken worden, Aaron?'

Hij sloeg zijn ogen neer.

'Waarom wil niemand me dat vertellen? Er moet toch een manier zijn waarop ik kan helpen? We hebben misschien nog vijf dagen. Víjf dagen, Aaron. Je kan alle hulp gebruiken.'

'Je helpt me al genoeg, Bonita,' glimlachte hij me voorzichtig toe.

'Dat slaat nergens op. Ik doe letterlijk niks.'

Aaron fronste. 'Je houdt me gezelschap, je leest me voor, je maakt mijn personeel weer aan het lachen.' Met een serieuze blik boog hij zich ook naar voren, en zijn ijsblauwe ogen boorden zich in de mijne. 'Je brengt een soort licht in dit donkere kasteel. Je maakt alles... mooier.'

Mijn wangen begonnen te gloeien, en snel sloeg ik mijn wimpers neer.

'Ik wil je iets laten zien.'

'Oh ja?'

Hij knikte. 'Ga naar je kamer en kleed je warm aan. En dan bedoel ik écht warm. Een goed gevoerde winterjas, met een sjaal en wanten, een muts en als het kan ook nog een mantel, gewoon voor de zekerheid.'

'Wat gaan we doen dan?'

Zijn ogen glinsterden speels. 'We gaan naar buiten.'

Mijn wenkbrauwen kropen omhoog. 'Naar buiten? Met dit weer? En wat wil je gaan doen dan?' Ik tuitte mijn lippen. 'Mag ik überhaupt wel buiten komen, eigenlijk?' Sinds de dag dat ik had geprobeerd van het kasteel weg te vluchten, had ik geen voet meer over de drempel gezet. Aiden had me gevraagd of ik een ritje te paard met hem wilde doen, maar dat had ik afgeslagen. Met de smoes dat ik niet kon paardrijden - wat ook echt zo was, maar dat was niet de reden dat ik niet meeging. Ik wilde koning Aaron - en mevrouw Potts, soldaat 19, de eerste generaal, mijn lieve dienstmeisje, de geweldige kok en het muzikale warhoofd - bewijzen dat ik te vertrouwen was. En daarbij was ik bang dat als ik eenmaal een klein hapje van de vrijheid zou proeven, ik naar meer zou hunkeren. En dat mocht niet gebeuren.

'Natuurlijk mag dat. Je bent hier geen gevangene meer, Bonita. Niet meer na... die avond. Je bent nu een gast, die mag gaan en staan waar hij maar wil.'

Ik perste mijn lippen op elkaar. 'Geen gevangene, huh? Hoe heb je je daar zo overheen kunnen zetten? De eerste dagen was je al ziedend als Aiden of mevrouw Potts überhaupt maar opperde om me in een fatsoenlijke kamer onder te brengen.'

'Dat was anders,' gromde hij tussen opeengeklemde kiezen door. Zijn stem was zo laag en dreigend, dat er een spoor van kippenvel langs mijn armen trok.

Ik wilde er verder naar vragen, er achter komen wat hij daar precies mee bedoelde, maar hij stond op en knikte richting de enorme deuren. 'Ga je omkleden. We hebben nog twee uurtjes voordat de zon ondergaat, en we hebben al het licht dat we kunnen krijgen nodig.'

Ook ik stond op, en ik klopte mijn jurk af. 'Goed, dan ben ik zo terug.' Maar dit gesprek wordt nog vervolgd, meneertje.

                                 • • • • • • • •

Ondanks mijn dikke, wollen jurk, afgezet met een flinke bontkraag en een warme mantel, voelde ik de kou door mijn botten heen trekken. Zodra ik het bordes opgelopen was, beet de ijskoude wind in mijn wangen.

En toch vergat ik die helse kou vrijwel meteen toen ik Aaron zag staan.

Hij had zijn handen achter zijn rug gevouwen en keek me met een brede glimlach aan. De koets die achter hem stond, was gemaakt van glimmend kersenhout, dat me lonkte. Ademloos liep ik het stenen trappetje af, en haalde mijn hand langs het hout, dat glad en gelakt aanvoelde. 

'Wauw,' fluisterde ik, mijn adem de lucht in kringelend. Hierop grinnikte Aaron zachtjes, en ik wierp een schuine blik op hem.

Ook hij had zich dik ingepakt; niet zo heftig als ik, aangezien hij een dikke laag haren had om zich warm te houden, maar hij had zijn dunne, paarse cape ingewisseld voor een dikkere, donkerblauwe mantel.

Zoals hij daar stond - blij en trots - was hij bijna weer een mens.

De afgelopen dagen viel het me steeds vaker op dat hij niet het beest was waarvan ik altijd dacht dat hij was. Nu ik hem beter leerde kennen, was zijn gezicht minder ruw en scherp, ontdekte ik de kraaienpootjes die zich rond zijn ogen uitstrekten wanneer hij lachte, en vielen de kuiltjes in zijn wangen me op. Menselijke trekjes doken op onverwachte momenten en plaatsen op, waardoor ik hem steeds meer ging zien als de koning die hij ooit was geweest - of ooit had moeten zijn.

Aaron pakte mijn hand vast met de elegantie en gratie van een echte heer. Zijn vingers klemden zich rond de mijne terwijl zijn handpalm langs mijn huid schuurde. Als ik nu mijn ogen dicht had gedaan, dan was het net geweest alsof ik werd begeleid door een man. Een échte man, en geen beest. Het verschil was amper te voelen; Aarons hand was enkel wat groter.

Ik nam plaats op het bankje, dat belegd was met donkerrode kussens. Toen Aaron naast me kwam zitten, schampte zijn schouder langs de mijne, en onwillekeurig hapte ik naar adem. Sinds wanneer was ik me zo bewust geworden van zijn aanwezigheid?

Hij greep de teugels vast en klakte met zijn tong toen hij de twee pony's die voor de wagen gespannen stonden aanspoorde. De dieren waren onrustig door zijn aanwezigheid; de oren draaiden rusteloos heen en weer en hun staarten zwiepten als dreigende zwepen door de lucht. Normaal gesproken confronteerden dit soort momenten Aaron met zijn verleden, de vloek en het feit wat voor een verschrikkelijk persoon hij was geweest. Maar nu leek de glimlach op zijn gezicht vast geplakt te zitten: goedkeurend staarde hij voor zich uit, met zijn lippen ontplooid in een zachte glimlach en zijn handen ontspannen in zijn schoot.

'Waar gaan we heen?' vroeg ik hem. We reden de poort door en de soldaat die aan het grote wiel draaide om het hek weer naar beneden te laten zakken, wuifde ons na.

'We gaan een ritje maken door Delria.'

'De hoofdstad van Arvania is nu toch helemaal kaal en verwoest?' bracht ik zachtjes ter sprake. Toen hij me verbaasd aanstaarde, zei ik: 'Die dag dat ik in je kamer was, op het balkon. Dat was toch Delria, wat ik toen gezien heb?' Ik herinnerde met het droevige uitzicht, dat bestond uit platgebrande, afgebrokkelde huizen en overwoekerde weilanden die troosteloos door de sneeuw gehuld werden onder een dikke, witte deken.

Aaron knikte. Ik zag een spiertje in zijn kaak vertrekken, waardoor ik wist dat hij aan het malen was. 'Delria was ooit echt prachtig,' verzuchtte hij. 'Maar na de vloek... de mensen werden bang, en vluchtten. Ze beschuldigden elkaar ervan dat ze Verwisselaars waren en staken elkaars huizen in de fik, verwoestten elkaars eigendommen en beroofden de banken en winkels.' Hij viel even stil. 'Angst doet vreemde dingen met de mens, weet je.'

Ik knikte langzaam en dacht terug aan Cherise. Ik had haar nu ruim een week al niet meer gezien, en toch bleef ze constant door mijn hoofd heen spoken.

Zij was bang geweest toen ze erachter kwam dat Kylian haar oma vermoord had, en had hem zonder pardoes neergestoken.

Angst deed inderdaad vreemde dingen met de mens.

De wagen gleed haast geruisloos door de sneeuw heen. Ik genoot met mijn ogen dicht van de zachte sneeuwvlokjes die op mijn haar vielen, mijn wimpers versierden. Met mijn tong ving ik er een aantal op, en toen Aaron me verbaasd aanstaarde, moest ik lachen. 'Dat is lekker.'

'Het is water,' antwoordde hij daar vinnig op, maar zijn linker mondhoek kroop geamuseerd omhoog.

'Probeer het eens.'

Aaron perste zijn lippen op elkaar. 'Best.' Hij stak ook zijn tong uit en likte de vlokken uit de lucht, lachte wanneer hij miste en trok gezichten wanneer zijn kaak begon te verkrampen.

Toen we uiteindelijk het kasteel rond gereden waren en aan de voorkant uitkwamen, keek ik uit op de tuinen. Ze waren omgeven door een grote muur, met gevaarlijke spijlen die buitenstaanders weg hielden. Onheilspellende beelden van gargouilles keken op ons neer, met hun duistere ogen diep weggelegd in hun kassen.

'Waarom is je kasteel zo somber en angstaanjagend?' vroeg ik Aaron toen de koets langzaam voorbij trok.

'Dat was het niet altijd,' antwoordde hij even droevig als het aanzicht van de verwaarloosde muren en de verbrokkelende, droog staande fonteinen. 'Het kasteel veranderde net als ons na de vloek. Vroeger was het veel mooier, met rode rozenstruiken, felgroene, bloeiende heggen en bloesembomen die het hele jaar kleine, roze bloementjes met zich meedroegen.' Aaron legde zijn hoofd in zijn nek en staarde naar de grauwe lucht. 'En de zon. Die was hier ook, haast altijd. En nu... in die vijf jaar heb ik haar geen één keer gezien.'

Mijn keel kneep dicht. 'Je hebt al vijf jaar lang geen zonlicht meer gezien?'

'Af en toe brak een waterig zonnetje wel door het wolkendek heen, maar heel veel meer dan dat niet, nee.'

Raspend zoog ik mijn adem naar binnen. 'Wat erg.'

'Ach ja. Ik ben eraan gewend.'

Ik wist niet zo goed wat ik daarop moest zeggen, maar gelukkig was dat ook niet nodig. Op dat moment reden we namelijk voorbij de hoge muren die deel uit maakten van het kasteel, en kwamen we uit in Delria.

De Delria die ik vanaf het balkon bekeken had, leek een andere stad te zijn dan wat ik nu zag. De huizen waren nog steeds lege hulzen, afgebroken en leeg, verlaten en kaal. Maar vanaf zo dichtbij zag ik álles.

De kleine kristallen die aan de dakpannen hingen, de ijspegels die zich rond de pijpleidingen verzameld hadden, sneeuwvlokken die de zwartgeblakerde ondergrond lichtwit kleurden. Het was prachtig, en met ingehouden adem sprong ik van de koets af. Aaron kwam achter me aan en knikte goedkeurend richting zijn ooit zo bruisende hoofdstad.

'Ik vind het heerlijk om hier te wandelen.'

'Dat kan ik me goed voorstellen,' knikte ik hem toe. 'Het is hier prachtig! En zo stil!'

Aaron glimlachte en drukte een vinger tegen zijn lippen. 'Luister,' mimede hij. Ik klapte mijn kaken op elkaar en spitste mijn oren.

Drup. Drup. Drup.

Het was te warm aan het worden voor het ijs, en de pegels smolten langzaam tot plasjes water die zich rond de bakstenen huizen verzamelden. Het was een symfonie als geen ander; niet te vergelijken met de zangkunsten van Olivia, of het pianospel van Quill.

'Kijk daar!' fluisterde ik. 'Narcissen!' Felgele bloemen kropen onder de sneeuw vandaan en schonken op deze manier toch nog enige kleur aan de verder smetteloze, witte wereld.

'Die zijn nieuw,' zei Aaron bedachtzaam. Hij liep naar de bloemen toe en knielde neer. 'Ze groeien hier al jaren niet meer! Ik ging er altijd vanuit dat het te koud was geworden voor welke bloem dan ook, maar...' Zijn blik schoot naar mij, en onderzoekend nam hij me in zich op.

'Wat?' vroeg ik hem blozend.

Gauw schudde hij zijn hoofd. 'Niks. Kom, dan rijden we nog een stukje verder.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro