Hoofdstuk 4: Het Busongeluk
"Nobody gonna beat my car"
Deep Purple (1972)
‒ ‒ ❂ ‒ ‒
De regen van de vorige dag was inmiddels over en nu scheen er een felle zon op het dak van de bus. Als een blik sardientjes in de zon, werd het bloed heet in de bus.
Ze reden over de minst drukke wegen in de hoop files te ontwijken. Ook kregen ze er een gratis uitzicht voor terug. Het leven van Engeland vloog aan hun raampjes voorbij. Boeren op tractors, bezig met de oogst, een auto stoet met echte retro auto's, een haasje sprintend over de weg, de oude gebouwen die elk een verhaal leken te vertellen, alles. Je had geen kaart nodig om te begrijpen waar ze waren.
Als ze langs een stad reden veranderde de weg met bomen langzaam in een weg door weilanden en dan weer in een weg met huizen. Niet veel later, toen ze de stad uitreden, gebeurde hetzelfde, maar dan in omgedraaide volgorde.
Cole, die de buschauffeur had afgewisseld (zonder dat de buschauffeur dat wilde), zat nu voor het stuur, als de controle freak die hij was. Milton zat achter hem en stak bezorgd zijn hoofd naar voren zodat Cole hem boven het geronk van de bus kon horen.
'Kan jij wel bus rijden?!' schreeuwde hij vragend. Cole knikte.
'Ja! Dat zie je toch?' riep hij terug. Milton fronste.
'Ja maar heb je een rijbewijs als we worden aangehouden?' vroeg hij.
'Een bus rijbewijs? Nee. Een gewoon rijbewijs? Ja in mijn koffer!' schreeuwde hij. Milton stak zijn hoofd weer naar achter. Hij nam er maar genoegen mee.
Joe en Davy zaten samen door een koptelefoon muziek te luisteren. Ze hadden de koptelefoon binnenstebuiten gekeerd en drukte allebei een oor tegen de koptelefoon aan. Af en toe sloegen ze elkaars hand weg wanneer de ander de koptelefoon te veel opeiste. Jean, die achter ze zat giechelde.
De buschauffeur zat er chagrijnig naar te kijken, zijn armen over elkaar.
Plots stopte het geronk van de bus even. Cole keek verbaasd naar het stuur, alsof het stuur wist wat er gebeurde. Het geronk sloeg weer aan en werd steeds harder. Toen klonk er een luide KLOINK door de bus en begon de bus wild te schudden.
'COLE! JE MAG NOOIT MEER BUS RIJDEN!' riep Milton in paniek. Cole keek strak naar de weg en probeerde zoveel mogelijk auto's te vermijden. Hij stuurde de bus naar de kant van de weg. Toen hem dat gelukt was hield de bus abrupt stop en reedt niet meer verder.
Cole zuchtte en sloeg op het stuur, terwijl de buschauffeur naar hem toe liep en gebaarde dat hij uit zijn stoel moest komen. Cole gehoorzaamde en keek zijn vrienden onschuldig aan.
'Wat nu?' vroeg Milton trillend.
Zijn haar lag compleet overhoop en hij was een paar keer omgevallen toen de bus heen en weer schudde. Zijn knalroze shirt was gekreukeld en als een Diva begon hij zijn haar te fatsoeneren. Joe, Davy en Jean kwamen geschrokken naar voren.
'Misschien moeten we de bus repareren.' mompelde Joe droog. Davy knikte.
'Ja, dan kunnen we verder rijden. Goh, ik was net lekker muziek aan het luisteren zeg.' mompelde hij teleurgesteld. Joe keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.
'Ja ja. Ik ook totdat iemand de koptelefoon opeiste.' zei hij en hij keek Davy scherp aan.
'Puh.' mompelde Davy.
'Je hebt een zeer dominant oor.' bromde Joe.
Jean giechelde om de opmerking en Joe sloeg tevreden een arm om haar heen.
Cole rolde met zijn ogen. 'Zullen we nou maar de bus repareren?' stelde hij voor. Milton knikte.
'Wie gaat dat doen?' vroeg hij.
'Jij?' vroeg hij aan Cole. Cole schudde zijn hoofd.
'Nee ik heb het voorgesteld. Dus doe jij maar en misschien kan meneer de buschauffeur ook helpen.' opperde hij. Maar de buschauffeur keek hem geërgerd aan en hief zijn wijsvinger op.
'Luister jongen, jij hebt mijn bus kapot gemaakt. Dus jij gaat dit fiksen. En anders laat je het een van die andere apen doen. Maar fiks het!' zei hij grommend. Cole deinsde achteruit.
'Goed, goed. Oké, Milton en Joe gaan jullie de bus weer maken?' zei hij vragend. Milton zuchtte en knikte, maar Joe gaf geen reactie. Cole keek om zich heen en zag dat Joe samen met Jean zich achter in de bus hadden verstopt.
'Oh kom op Joe! Waarom wil jij nou nooit eens meewerken.' zei Cole geïrriteerd. Davy keek ook om zich heen.
'Waar is hij dan? Ik zie hem niet.' zei hij verbaasd. Cole rolde met zijn ogen en duwde Davy zachtjes de bus uit.
'Help jij Milton maar. Ik ga even kijken of we van de banken bedden kunnen maken. Dit zal wel lang duren.'
Cole had de omgeving verkend en vertelde de rest van de band dat ze hier prima konden blijven als het repareren van de bus te lang duurde. Milton en Davy hadden ondertussen met behulp van de buschauffeur de gereedschapskist gevonden en liepen naar buiten. Terwijl Cole, Joe, Jean en de buschauffeur binnen in de bus verveeld aan het kaarten waren, keken Milton en Davy fronsend naar de gereedschapskist.
'Nou laten we maar beginnen met het repareren.' mompelde Milton. Davy antwoordde niet. Hij keek met grote ogen naar een naderende gedaante.
'Wat?' vroeg Milton en hij volgde Davy's blik. 'Oh..' zei hij en hij hield zijn adem in.
'Wie loopt er nou gewoon zo langs de weg, behalve knappe lifters?' vroeg hij zich hardop af. Toen de gedaante bijna bij de bus was, zagen ze pas wie het was.
'Loyd?' riep Davy verrast uit.
Loyd strompelde nors en bezweet naar ze toe.
'Ja ja. Zeg maar niets. Ik zie er verschrikkelijk uit ik weet het. Dus ga nou geen stomme grappen maken.' zei hij en hij hield halt bij het zien van de gereedschapskist. Zijn ogen versmalde zich tot spleetjes. 'Hmm. Zo te zien hebben jullie pech...Nou, succes met het maken van de bus.' zei hij iets vrolijker en hij stapte naar binnen.
'Ho, ho, ho! Waar ga jij naartoe?' vroeg Milton met opgetrokken wenkbrauwen.
'Naar binnen. Dat zie je toch.' mompelde Loyd.
'Maar hoe ben je hier gekomen?' vroeg Davy nieuwsgierig. 'We willen alles weten! Joe heeft je toch uit de bus gegooid?' voegde hij eraan toe. Loyd bromde.
'Ja, met hem heb ik nog een appeltje te schillen.'
'En om dan te bedenken dat Milton het net nog over knappe lifters had.' zei hij en hij proestte het uit. Zowel Loyd als Milton keek hem boos aan.
'Ja daarbij telde ik Loyd niet mee.' mompelde Milton. Loyd keek beledigt.
'Jullie moeten deze bus repareren en ik weet zeker dat jullie niet weten hoe jullie dat moeten doen!' beet hij Milton en Davy toe. Davy's lach op zijn gezicht verdween meteen. Loyd zuchtte. 'Nou ik ga naar binnen. Zorg maar dat je dit snel regelt.' zei hij.
Milton keek naar de lucht.
'Tja..' mompelde hij. 'Het begint al te schemeren en ik heb honger. En met een lege maag kan ik niet werken. Zullen we maar gewoon doen alsof we keihard gewerkt hebben?' vroeg hij aan Davy. Davy overwoog de optie en knikte toen.
'Dat lijkt me een steengoed plan.'
De band zat in de bus en hadden hun vertrouwde banken opgemaakt tot bedden. De buschauffeur was er helemaal klaar mee en had besloten naar huis te lopen of des noods te liften.
Buiten knisperde het kampvuur wat Cole en Loyd hadden gemaakt. Cole had twee blikken tomatensoep gevonden in Davy's koffer. En terwijl hij de soep in een pannetje boven het vuur aan het koken was, had Loyd aan Jean en Joe vertelt hoe hij weer terug was gekomen. Loyd fronste en keek Jean verward aan.
'Wie ben jij eigenlijk?' vroeg hij. Joe sloeg een arm om haar schouders heen. Loyd zuchtte.
'Ah. Ik zie het al. Het zal niet waar zijn.' mompelde hij. Jean giechelde en Joe keek zeer tevreden.
'Maar hoe is het eigenlijk met de bus?' vroeg Joe.
Milton vertelde hoe Davy en hij tijdens het "repareren" van de bus Loyd waren tegengekomen. 'En nadat Loyd de bus in was gestapt hebben Davy en ik nog uren aan de bus zitten sleutelen. Maar toen zijn we tot de conclusie gekomen dat we maar beter morgen verder kunnen werken.' vertelde Milton. Loyd keek Milton met een opgetrokken wenkbrauw aan.
'Uren? Je bedoelt tien minuten?' vroeg hij droog. Milton kleurde rood, maar Davy schudde zijn hoofd.
'Nee hij zei uren. Wel luisteren, man.' zei hij. Joe hief zijn handen op. 'Wow, maar wacht even, is de bus dus nog steeds niet klaar?' vroeg hij teleurgesteld. Loyd schudde zijn hoofd. 'Anders zouden we hier nu toch niet overnachten. Dan waren we gewoon 'hop' doorgereden!' riep hij. Joe fronste, maar ging niet op hem in.
Cole kwam binnen met de tomatensoep. 'Au au au au.' mompelde hij terwijl hij met twee servetten het pannetje vasthield. Davy nam hem gauw van hem over, maar kwam toen tot de ontdekking dat zijn handen niet hittebestendig waren en liet de pan vallen. 'AU!' schreeuwde hij. Jean gilde, terwijl de tomatensoep in het rond vloog. Een paar gloeiend hete spetters spetterde op haar been en op Joe's zonnebril. Loyd zat onder de tomatensoep en vertrok geen spier. Milton bedekte zijn hoofd met zijn armen en keek voorzichtig op. Niemand zei wat en als één man keken ze allemaal naar Cole, die roerloos en met starende ogen naar de tomatensoep keek, die langzaam over de stoelen en vloer droop. Hij had zijn twee servetten nog in zijn handen. 'Eh..' begon Milton. 'Etenstijd!' riep hij. Loyd keek hem kwaad aan en veegde de soep van zijn blouse. 'Honderden kilometers heb ik afgelegd terwijl jullie hier gezellig in de tourbus zaten en zodra ik terug kom...BAM, tomatensoep-aanval.' mopperde hij. 'Hé, verdorie! Dit krijg ik dus voorlopig niet meer uit mijn kleren. Of weten jullie soms ergens een wasstraat hier in de buurt?' vroeg hij. Davy grinnikte. 'Dat is toch voor auto's?' zei hij vragend. 'MIJN TOMATENSOEP!' schreeuwde Cole er doorheen. 'HET WAS ZO HEET! PRECIES GOEDE TEMPERATUUR!' ging hij verder. Hij viel op zijn knieeën, midden in de tomatensoep-plas en staarde wanhopig naar de vlekken op zijn broek. Milton knielde bij hem neer. 'Sorry man. Het was echt goede soep. Waarschijnlijk smaakte die heel lekker.' zei hij en hij keek Davy boos aan. 'Sorry.' piepte Davy. 'Kijk en daarom draag ik nou altijd een zonnebril. Voor noodgevallen als deze.' zei Joe en hij wreef zijn zonnebril schoon. 'Anders was het in mijn oog gekomen.' voegde hij eraan toe. Cole jammerde en stond langzaam op. 'Ik haal wel een doekje.' zei Milton snel. Cole knikte en plofte neer op een stoel. 'Stomme tomaten.' bromde Loyd en ook hij stond op om de tomatensoep op te ruimen. Davy graaide in zijn rugzak. 'Ik heb nog wel een paar lolly's en een boterham met kaas.' zei hij en hij liet de lolly's blij zien. 'Ik neem de boterham met kaas wel.' zei Joe.
De hele groep verliet de bus. Alles zat onder de tomatensoep en het was onmogelijk om daar te slapen. Het nieuwe plan was om er een kampeer uitje van te maken. De bus was gestopt met werken op een weg, die dwars door een bos heen liep. Om niet wakker te worden gemaakt door voorbijrijdende auto's, besloten ze een mooi plekje in het bos te vinden. Hoge bomen torende boven hun uit als flatgebouwen in een moderne stad. Het ware donkere bomen met helemaal boven aan een bladderdek dat net niet helemaal dicht gegroeid was. Er liepen kleine grenzen, gemaakt van lucht, tussen de bladerdekken van verschillende bomen. Af en toe verwikkelde de bladeren zich als de boom heen en weer waaide. Zachtjes wiegde ook de stammen heen en weer alsof ze in elkaar oor roddels fluisterde over het zootje ongeregeld dat hun bos binnenliep.
Met al hun slaapspullen in hun armen liep de groep door het bos. 'Davy, draag dit eens.' zei Milton en hij dumpte zijn slaapzak en een grote tas met een tent bovenop de stapel slaapspullen, die Davy al droeg. De stapel was zo groot dat je zijn gezicht niet meer kon zien. Als en ober met te veel op zijn dienblad wankelde hij verder. 'Help.' zei hij zachtjes en toen viel alles uit zijn handen. 'Davy!' riep Milton. 'Mijn kussentje. Ik moet daar nog op slapen.' Davy lachte toen hij zag dat Miltons kussen in een plas modder was beland. De roze zijde was besmeurd met spetters van de modder. 'Oepsie.' zei hij onschuldig. Milton pakte zijn deken en de tent en gaf Davy een stomp. 'Ik krijg jouw kussen vanavond.' 'Hé dames, even doorlopen graag.' zei Loyd. Het was een uur of zes 's avonds en ze moesten nog een slaapplek vinden en daarna moesten Davy en Milton nog naar de bus kijken.
'Kijk!' riep Jean. Ze was zo ver voor Milton en Davy dat ze niet konden zien waar ze was. 'Ik kijk, maar zie niks!' riep Davy terug. Onhandig met een deken achter hem aanslepend begon Milton naar Jean toe te rennen en Davy volgde hem. De deken liet een lange streep achter in het modderige zand.
Jean had een open plek gevonden. Het was een zandvlakte in de vorm van een cirkel, precies groot genoeg om de twee tentjes op te zetten die ze in de bus hadden gevonden. Ze waren van de buschauffeur geweest, maar die was toch weg. 'Wij zetten dit wel op. Als jullie naar de bus gaan kijken.' zei Cole. Davy en Milton wisselden een blik. 'Had dat eerder gezegd, dan hadden we niet dit hele stuk gelopen.' zei Milton. 'Het is goed hoor.' zei Davy met een glimlach en hij liet al de spullen in het zand vallen. 'We kunnen gewoon weer niks doen.' fluisterde hij in Miltons oor. Er verscheen een lach op Miltons gezicht en hij liet zijn spullen ook vallen. Jean, Milton, Cole en Loyd keken ze verbaasd aan. Toen draaiden Milton en Davy zich om en begonnen lachend terug te rennen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro