6
HOOFDSTUK 6 – buitenspel
Toen ik klein was heb ik naar mijn gevoel wel honderd verschillende sporten en andere hobby's uitgeprobeerd. Van zwemmen naar voetbal naar ballet, om daar een tijdje te blijven steken en vervolgens aan tekenschool te beginnen. Dat laatste beviel me ook niet, dus veranderde ik naar judo, om tot slot nog viool te willen leren spelen – dat was een fiasco.
Schrijven daarentegen is iets wat ik mijn hele leven heb gedaan. Het begon met gekribbelde woorden op losse papiertjes. Dat groeide uit tot korte verhalen over lieveheersbeestjes die verliefd werden en kindjes kregen met te weinig stippen – maar ze waren nog steeds geliefd! Het duurde niet lang voor ik ontdekte dat proza niet echt mijn ding was en ik overschakelde op poëzie.
Voor Eden is een bal op alle mogelijke manieren de lucht in houden hetzelfde als wat woorden aan elkaar rijgen tot klinkende poëzie voor mij is. Het gebeurt, zonder dat we er al te veel bij na moeten denken.
Ik denk dat ze zich vandaag aan het uitsloven is, omdat ik aan de kant sta te kijken.
Ezra heeft al eens plagend een kokhalsbeweging naar me gemaakt, toen ze Eden naar me zag knipogen. Ik heb mijn beste vriendin een middelvinger in de plaats gegeven. Met liefde, uiteraard.
Nina heeft laten weten dat ze pas tegen het eind van de training hier zal zijn, dus hoef ik me voorlopig nog niet druk te maken over hoe we het artikel gaan aanpakken. Ik weet dat ik Ezra en Eden voor mijn rekening ga moeten nemen, maar hun interviews ga ik uitstellen tot het laatste. Die van Ezra omdat ik haar even goed eens kan interviewen buiten de training. Die van Eden omdat ik er al nerveus van word als ik er alleen maar aan denk.
Het is niet rationeel, die stress. Ik heb verdorie gisteren nog met haar gepraat over onze fucking gevoelens, alsof ik haar al jaren ken. Waarom kan ik niet net zo simpel een gesprekje aanknopen over boeken?
Ik bal mijn handen tot vuisten in de zakken van mijn jeansjas en pluk wat aan mijn nagellak. Ik moet hem straks toch opnieuw doen. Misschien een leuk zwart-wit patroontje of wit met ergens een pastel regenboog.
Ik stop met aan mijn nagels plukken wanneer Ezra op spectaculaire wijze een bal vangt – al glijdend en springend, dan vallend. Ik joel en klap in mijn handen. Nadat ze de bal terug het veld heeft opgegooid, maakt ze met haar handen een hartje in mijn richting.
Zoals afgesproken komt Nina aan aan het eind van de training. De spelers zijn aan het loslopen wanneer ze naast me verschijnt en haar handen op mijn schouders zet met het wijze woord: 'Boe!'
Ik doe alsof ik een angstkreet slaak en draai me vervolgens naar haar om. 'Ik was zo eenzaam zonder jou,' zeg ik, terwijl ik met mijn vinger het spoor van een traan langs mijn wang teken.
Bijna in koor beginnen we 'Eenzaam Zonder Jou' van Will Tura te zingen.
'Je moet het toch maar bij dichten houden, Isa!' roept Eden me lachend toe, wanneer ze me passeert.
'Beste vriendin of mee gelebberd?' vraagt de verantwoordelijke van het kringblad met een nieuwsgierige blik.
Ik wijs naar Ezra. 'Beste vriendin.' Vervolgens wijs ik naar Eden. 'Mee gelebberd.'
'Oké, dan weet ik wie ik niet moet interviewen.'
Wanneer iedereen klaar is met loslopen, splitsen mijn kringbladpartner en ik op. Ik zwaai naar Eden en Ezra, maar kies volgens plan iemand anders uit.
Het volgende halfuur gaat sneller voorbij dan ik verwacht had.
Ik leer van Kim, een verdediger, dat ze wel eens graag een gedichtenbundel oppakt, maar ze er nooit "diepe dingen" in gaat zoeken. Ze heeft nog nooit gehuild bij een mooi gedicht en het lijkt haar ook niet echt aan te grijpen, maar ze vindt het wel leuk om zulke bundels te doorbladeren. Het leest snel.
Daar kan ik wel wat mee. Ik ben het er misschien niet helemaal mee eens, maar daar gaat het niet om. Anders zou ik wel een hele monoloog afsteken over de diepgang die je in poëzie kan leggen, alleen al door woordkeuze en ritme.
Van het tweede meisje, ook een verdediger, leer ik dat ze eigenlijk nog maar één boek gelezen heeft voor haar plezier. Iets van Lucinda Riley. Dat leest mijn mama ook, maar dat zeg ik niet tegen haar.
Ik weet niet wat ik er precies van verwacht had, maar misschien had ik ergens toch gehoopt dat ik meteen een klik zou hebben met één van deze meisjes. Je kan naar mijn mening nooit genoeg mensen hebben om mee over boeken te praten.
De laatste persoon die ik nog moest interviewen is niet meer blijven plakken. Dat geeft me een excuus om volgende training nog eens naar Edens coole kunstjes te komen kijken – en die van Ezra uiteraard.
Stiekem hoop ik dat Eden op me gewacht heeft, maar ik zie haar niet meer bij het veld of de kleedkamers staan. Alleen de trainer en een meisje dat Nina geïnterviewd heeft staan nog bij één van de doelen te praten.
Misschien, als de wereld een beetje meewerkt, staat ze nog wel bij de fietsenstalling. Ik denk niet dat ze weet welke fiets van mij is, maar in mijn gedachten heeft ze wel een manier gevonden om daarachter te komen.
Ik schuif mijn notitieboekje en mijn pen met het nodige geklungel in mijn jaszak. De rits gaat dicht, maar er zit een duidelijke bult in. Zolang het geen gat maakt, is het allemaal oké.
Voor ik bij de fietsenstalling ben, haal ik mijn telefoon nog even uit mijn zak.
EZZIE 21:02
Zitten je ogen nog in je hoofd, Isa? ;p
ISA 21:08
Heel grappig
EZZIE 21:09
Ik weet het, ik ben een comedy queen
LAU 21:09
Ik voel me buitengesloten :(
EZZIE 21:10
Isa was op Eden aan het geilen
LAU 21:10
O, als het dat maar is :p
Ik rol lachend met mijn ogen en schuif mijn telefoon weer in mijn broekzak, terwijl ik uit de andere zak mijn fietssleutel tevoorschijn haal.
Geen Eden bij de fietsen. Ik moet de neiging onderdrukken om haar een berichtje te sturen. Mijn vingers tintelen, dus wrijf ik ze een paar keer over elkaar. Ik wil zo graag nog even met haar praten, ook al is ons laatste gesprek nog niet eens zo lang geleden.
Mijn papa zou zeggen dat ik me niet zo moet laten leiden door mijn emoties, dat ik te veel met mijn hoofd in de wolken zit.
Ik vraag me af of ik haar wel iets gestuurd zou hebben als ik dat vervelende stemmetje – sprekend met mijn papa's stem – niet in mijn achterhoofd had.
Wat moet gebeuren, zal wel gebeuren. Je moet het ook niet gaan zoeken.
Maar wanneer zoek ik het en wanneer laat ik het gebeuren? Ga ik al te ver als ik gewoon even met haar wil praten?
Ik steek mijn oortjes in om te fietsen. Met de liedjes van Taylor Swifts Lover op de achtergrond, is het niet moeilijk om me in mijn romantische fantasiewereld te wanen. Die plaats waar alle knappe meisjes mij wel willen voor meer dan een dronken zoensessie.
De hoofdrol gaat vanavond, niet verrassend, naar Eden. Eden die gisteren nog in mijn bed lag. Mijn lakens ruiken een klein beetje naar haar parfum. Ik glimlach.
Ik ben flink verloren.
Wanneer ik thuiskom, gooi ik mijn jas in de gang neer en loop ik rechtstreeks door naar de woonkamer. Ik had gehoopt een tijdje alleen in de zetel te kunnen liggen. Dan had ik mijn gedachten de vrije loop kunnen laten en misschien een gedicht of twee kunnen schrijven. Helaas zie ik meteen mijn lievelingsblondine zitten.
'Mag ik erbij?' vraag ik haar.
Mijn schoenen laat ik al achter bij het televisiemeubel, terwijl Fée me inschattend bekijkt. Ze knikt, niet met volle overtuiging, maar een knikje is een knikje.
'Je hebt eigenlijk geen reden om me niet te mogen, weet je,' zeg ik, terwijl ik me naast haar in de zetel laat zakken.
'Jij hebt ook geen reden om te verwachten dat iedereen je wel mag.'
'Echt? Ik vind nochtans dat ik een sprankelende persoonlijkheid heb.'
'Ik weet niet wat ze in je ziet,' antwoordt ze.
Eden. Eden. Eden.
'Ben je jaloers?'
'Nee.' Ze gooit de afstandsbediening met het nodige gekletter op de salontafel. 'Ik ben niet jaloers. Ik snap alleen niet waar het misgelopen is.'
Ik ben er vrij zeker van dat dit een gesprek is dat ik liever niet wil voeren. Niet met haar in elk geval. Straks krijg ik nog medelijden, of erger: een slecht beeld van Eden. Al denk ik niet dat dat laatste ooit mogelijk zou kunnen zijn.
'Soms gaan dingen nu eenmaal niet zoals je het zou willen.'
'Ik wil het hier niet met jou over hebben,' besluit ze.
'Prima.'
'Maar,' ze pakt een gevallen kussen van de grond en drukt het tegen haar buik aan, 'ik heb niemand anders om mee te praten. Ik heb wel vrienden, niet gaan denken dat ik een eenzaat ben, maar Eden is mijn beste vriendin en ik kan moeilijk met Eden praten over Eden, dus...'
Voor een paar tellen kijk ik haar enkel aan. Haar donkerblonde haar is nat en met een speld vast gestoken. Haar bruine ogen staan ernstig en bijna vriendelijk. Het lijkt alsof ze haar pyjama al aanheeft. Er staat een schattige cupcake op haar t-shirt.
'Ik weet niet of ik met jou over Eden wil praten,' zeg ik.
'Ik wil alleen zeggen dat je het me niet kwalijk mag nemen.' Ze duwt haar bril wat beter op haar neus, maar besluit twee tellen later dat ze hem liever van haar gezicht haalt. Ze vouwt hem op en legt hem op de armleuning van onze zetel. 'Eden en ik... misschien waren we ooit een match made in heaven, of dachten we dat dat zo was, maar eigenlijk passen we helemaal niet bij elkaar. Ze verdient veel beter dan wat ik haar te bieden heb, dat weet ik, maar... ik kan haar niet laten gaan.'
'Je houdt te veel van haar.'
'Ik denk niet dat er zoiets bestaat als te veel van iemand houden.'
Ik haal mijn schouders op en trek mijn knieën tegen mijn borstkas aan. 'Kan je niet proberen haar beste vriendin te zijn zonder al het romantische? Dat doet zij toch ook?'
Fée kijkt weemoedig naar haar handen. 'Ik denk niet dat we nog echt beste vrienden zijn. Ik denk dat we dat alleen nog zeggen en dat we het alleen nog proberen, omdat we elkaar niet willen laten gaan.'
Puzzelstukjes die niet meer passen, had Eden gezegd.
Ik draai wat aan het bedeltje van mijn armband. 'Als ik jou was zou ik het er toch eens met haar over hebben.'
Ze haalt haar schouders op. 'Ik zeg altijd de verkeerde dingen. Als ze begint over dingen die ik verkeerd heb gedaan of dingen die ze graag zou willen dat ik doe, dan voel ik me altijd aangevallen en kan ik niet meer helder nadenken.' Ze schudt wat met haar hoofd. 'Ik kan het er niet met haar over hebben zonder me ongemakkelijk te voelen.'
'Dat zegt eens te meer dat jullie erover moeten praten.' Ik leg mijn kin op mijn knie. 'Als jullie allebei weten dat jullie vriendschap niet gezond is, dan wordt het misschien tijd om er wat aan te doen.'
'Ik weet het.' Wanneer haar stem breekt en haar ogen beginnen te tranen, knaagt er iets aan mijn hart. 'Ik weet niet wat ik zonder haar moet. Wat als het wel nog kan worden zoals het vroeger was? Wat als we te vroeg zeggen dat het niet meer goed komt?'
De wanhoop in haar woorden is het laatste tikje dat mijn hart nodig heeft om te breken. Ik zie ieder weekend nog hoe mijn ouders uit elkaar gegroeid zijn, maar het toch nog proberen. Ik zie ieder weekend hoe twee tegenpolen keer op keer de verkeerde beslissing nemen.
Ik hoop dat Fée en Eden de juiste keuze maken. Ik hoop. Ik hoop. Ik hoop.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro